Luc Devoldere volgt Mia Doornaert op bij Literatuur Vlaanderen: “West-Vlamingen zijn kameleons”

Luc Devoldere neemt het stokje over van Mia Doornaert. © Louis Monier
Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

In tijden waarin alsmaar minder mensen Nederlands als moedertaal hebben en er ook alsmaar minder gelezen wordt, kan het Nederlands geen betere hoeder dromen dan Kortrijkzaan Luc Devoldere. Na bijna 20 jaar hoofdredacteur te zijn geweest van Ons Erfdeel volgt hij Mia Doornaert op, ook al van Kortrijk, als voorzitter van de raad van bestuur van Literatuur Vlaanderen, een openbare instelling die zich inzet voor schrijvers en vertalers en alles wat de literatuur doet schitteren.

Luc Devoldere groeide op in een kroostrijk gezin in Heule-Watermolen. “Van de acht kinderen zijn er maar drie in de streek gebleven”, zegt hij. Een van hen was Johan Devoldere, jarenlang zowat de mascotte van de spionkop van KV Kortrijk. “Johan is helaas al een jaar of tien overleden. Maar inderdaad, hij heeft tijdens zijn leven weinig matchen van zijn club gemist”, mijmert Luc. Andere bekenden in de familie zijn z’n neven Brecht Devoldere, reporter bij Radio 1, en Maarten Devoldere, frontman van Balthazar en Warhaus. “Hij is de zoon van mijn broer. Ik weet nog dat ik hem als jonge kerel zei dat hij naar Bob Dylan moest luisteren, daar ben ik heel grote fan van.” Niet toevallig kreeg Dylan enkele jaren terug de Nobelprijs voor Literatuur.

Zelf is Luc Devoldere al lang weg uit de streek. “Ik ben destijds naar het Sint-Amandscollege geweest. Daarna volgde de Kulak, om er klassieke filologie te studeren. Studies die ik uiteindelijk heb afgemaakt in Leuven. Daarna ben ik les gaan geven in Gent, aan het Sint-Barbaracollege. Ik heb Vincent van Quickenborne nog in de klas gehad. Hij zat toen in het vierde middelbaar en studeerde Latijn-Wiskunde. Hij laat soms uitschijnen dat hij heel revolutionair was in zijn jonge jaren, terwijl hij in mijn ogen een brave, sympathieke kerel was. Hij zat in een heel goeie klas.”

Mia Doornaert

Luc Devoldere gaf 18 jaar les aan het Sint-Barbaracollega, van ‘78 tot ‘96. Daarna stapte hij over naar Ons Erfdeel in Rekkem. Hij bleef in Erembodegem wonen, deelgemeente van Aalst en thuishaven van zijn vrouw, die net als hij klassieke filologie studeerde en tot vorig jaar nog voor de klas stond als lerares Latijn en Grieks. “Ik heb dat traject altijd van hieruit gedaan, met de wagen. Ik ben er in ‘96 begonnen, met de bedoeling om Jozef Deleu op te volgen, wat gebeurde in 2002, en ik ben er blijven werken tot aan mijn pensioen, tot ik 65 werd.”

Zonder taal kunnen we niet eens zeggen wie we zijn

Niet veel later was hij voorzitter van de raad van bestuur van de Brakke Grond, een door Vlaanderen gesubsidieerde instelling in Amsterdam die heel specifiek inzet op beeldende kunst, muziek en podiumkunsten. Sinds de Vlaamse regering onlangs zijn benoeming bekrachtigde, mag hij zich ook voorzitter van de raad van bestuur van Literatuur Vlaanderen noemen. Toen Mia Doornaert eind 2018 die functie opnam, waren kleppers als Stefan Hertmans en Jeroen Olyslaeghers niet zuinig met hun kritiek. “Toen zij destijds in beeld kwam”, zegt Luc Devoldere, “heeft de regering een fout gemaakt door voor haar beurt te spreken. Nog voor zij werd voorgedragen door de raad van bestuur, werd verkondigd dat zij voorzitter was. En toen steeg er hier en daar wel wat protest op. Dat had natuurlijk ook te maken met haar profiel. Ik ben het niet altijd met Mia eens, maar ik heb wel respect voor haar, vooral omwille van de durf waarmee zij haar standpunten verkondigt. De ene helft vindt haar fantastisch, de andere helft haat haar. Als publiek figuur en omstreden columniste was haar aanstelling controversieel, ja. Maar die storm is snel gaan liggen en ze heeft haar taak goed volbracht. Ik heb alleen maar positieve commentaren gehoord.”

Liefde voor de taal

Luc Devoldere is misschien niet zo’n klinkende naam als Mia Doornaert, maar dat er geen discussie was over zijn benoeming, bevestigt alleen maar dat hij uit het goeie hout gesneden is. “Ik ben een classicus van vorming. Alles wat te maken heeft met taal is mij zeer dierbaar. Tegenwoordig is er een probleem met taal, er is een probleem met de ontlezing. Taal is de essentie van ons menszijn. Zonder taal kunnen we niet eens zeggen wie we zijn. Ik hoop dat mijn eigen curriculum als leraar, als essayist, als publicist en recensent, als vertaler en als uitgever van die aard is dat mensen erop vertrouwen dat ik de zaak van het boek en het lezen en het schrijven genegen kan zijn.”

De liefde voor de taal heeft hij van thuis meegekregen, zegt hij. “Ik ben zo’n typisch geval van een kind uit een bescheiden gezin waarvan de ouders niet hebben kunnen studeren. Mijn vader is maar tot zijn veertien jaar naar school geweest. Maar was hij in andere tijden of in een ander milieu opgegroeid, had hij ongetwijfeld de carrière kunnen hebben die ik heb gehad. Ik ben mijn ouders heel dankbaar. En ook de Belgische sociale zekerheid. Ik heb in het Sint-Amandscollege heel degelijk onderwijs gekregen. Dat waren ongelooflijk tolerante jaren, tussen ‘68 en ‘74. Goed onderwijs, daarvan moest het komen hé. Dat gaf je kansen.”

Compensatiedrang

“In de jaren zeventig was Kortrijk een grijze, sombere stad, zoals alle steden toen in Vlaanderen. Die stad is ongelooflijk geëvolueerd. Aalst loopt in vergelijking 15 of 20 jaar achterop. Wij West-Vlamingen komen uit de periferie. Dat betekent dat iedereen in dit land op ons neerkeek vroeger. Wij waren die achterlijke boeren. In Zuid-West-Vlaanderen hebben we twee manieren gevonden om ons te wreken: ondernemen en geld verdienen. Maar ook een intellectuele carrière nastreven. Als je ziet hoeveel hoogleraren in Leuven West-Vlaams zijn… Omdat wij uit de periferie komen, moeten we harder werken om in het centrum te komen. De eerste keer dat Wim Opbrouck en Wim Willaert voet zetten in het Herman Teirlinck Instituut, werden ze weggehoond. Zij zijn West-Vlaams gebleven, maar ze zijn ook allebei perfect in staat om algemeen Nederlands te spreken. Terwijl mensen uit het Antwerpse, het Leuvense, de Brabanders, vaak denken dat ze Nederlands spreken. Wij weten tenminste zelf dat we het niet spreken. En dus gaan we moeite doen, veel moeite. Noem het een soort compensatiedrang. Daardoor zijn wij zo kameleontisch.”

“Er is nog altijd een soort culturele grens in Vlaanderen: een erfenis van het oude Graafschap Vlaanderen”, legt Devoldere uit. “Dat is grosso modo West- en Oost-Vlaanderen. Vroeger met Zeeuws- en Frans-Vlaanderen erbij. Het Graafschap hing af van de koning van Frankrijk. Erembodegem is het laatste dorp in Oost-Vlaanderen. Een paar kilometer verder ben je in het groothertogdom Brabant. Dat maakte deel uit van het heilig Roomse rijk der Duitse naties. En dat voel je, daar heb je nog altijd een andere mentaliteit. Vandaar dat het voor een West-Vlaming geen enkel probleem is om thuis te komen in Gent. Maar als we moeten verhuizen naar Antwerpen, Leuven of Mechelen, dan moeten we een mentale grens voorbij.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier