Lara Taveirne: “Je kúnt niet leven van de liefde”
Drie goed ontvangen boeken schreef Lara Taveirne de voorbije jaren bij elkaar. Maar van schrijven valt maar moeilijk te leven en dus vult ze haar dagen nu met het doorgeven van haar kennis als schrijfster aan schrijvers in spe. En misschien leveren de polders waaruit ze zo moeilijk weg geraakt en waar we op een vrijdagochtend samen doorheen wandelen, alsnog de inspiratie voor een vierde boek.
Achter het bouwvallige maar charmante huisje langs het kanaal Brugge-Oostende, waarmee Lara en haar gezin al jaren vergroeid zijn, strekken zich de Meetkerkse polders uit. De lage, felle zon die er op een verder grijze ochtend door de wolken breekt, legt een glinsterlaagje over het groene landschap. Het is nauwelijks een half uurtje wandelen tot bij de veldkapelletjes die Lara hier wel eens opzoekt. Als jong meisje al had ze iets met die kleine huisjes langs de weg. Ze sprak er af met lieven, schuilde er voor de regen, gaf er haar kinderen borstvoeding, herdacht er haar doden. Een tijdje geleden reed een motard dwars door een van ‘haar’ kapelletjes. Het werd heropgebouwd maar Lara voelt er niet meer wat ze er vroeger voelde.
De kapel waar ze wel nog vaak komt, staat aan het begin van een modderig pad, amper een meter breed. Het leidt in een rechte lijn naar Meetkerke, een olifantenpad dat is ontstaan als shortcut naar de kerk. De verzakkende balk boven het deurtje maakt het ons moeilijk om erin te komen. We vertellen elkaar hoe weinig we nog hebben met religie, niks eigenlijk. Maar de beladenheid die we de voorwerpen in het huisje toedichten doen ons als vanzelf fluisteren. “Toch ben ik niet gelovig”, zegt Lara. “Maar als kind al had ik wel een fascinatie voor de figuur van Maria. Ik verkleedde me zoals zij eruitzag op prenten, ik nam mijn vriendjes mee naar Scherpenheuvel omdat ik er zo graag langs die kraampjes vol devotiebeeldjes wandelde. Ze is zo mooi en tegelijk bereikbaar. Dat verklaart ook het succes van de kapelletjes destijds in onze streken, denk ik. Ze noemen haar ‘Maria middelares’: je kan haar niet vragen om een wonder te verrichten maar ze kan wel een goed woordje voor je doen bij God.”
“Als kind had ik een fascinatie voor de figuur van Maria”
Nostalgie wil ze het niet noemen. Miserie was er naar haar gevoel ook vroeger al. “Ik zou ook nooit onze verworven vrijheden willen afleggen.” Maar waar ze wel van houdt dat zijn plekken waar het verleden de sporen vergat uit te wissen. Gevelreclames, straatlantaarns, telefooncellen, en dus ook kapelletjes. “Ze roepen een bijna voelbare wereld op.”
(lees verder onder de afbeelding)
Lara ontdekte dit stukje polder al als kind; ze kwam er spelen op het lapje grond van haar ouders. “Op mijn zestiende zetten ze er een caravan neer, waar ik dan met mijn lief een onderkomen vond. ‘s Avonds zwierven we rond in de omgeving en deden alsof we trouwden in het kapelletje”, lacht ze. “Twaalf jaar geleden kwamen mijn man en ik hier ook wonen. Hij werkte buitenshuis, ik had twee kindjes snel na elkaar en werkte thuis om er voor hen te zijn. Het leven overdag was eenzaam en daarom maakte ik vaak lange wandelingen in de omgeving. De kapelletjes boden me onderweg rust in het weidse, overdonderende landschap. Ik geloof dat mensen nood hebben aan zulke schuilplaatsen, aan beschutting in de weidsheid. Midas Dekkers schreef er een heel mooi boek over, De thigmofiel, over het verlangen naar geborgenheid. Het is die geborgenheid, het gevoel alleen te zijn met mezelf, dat ik vind in kleine, besloten ruimtes zoals kapelletjes.” Om die reden trekt ze zich op feestjes graag terug op het toilet.
Past het schrijven van je eerste boeken in een klooster ook in dat plaatje?
“Ja. Al hebben de zusters me duidelijk gemaakt dat ik niet meer welkom ben. Ik aard blijkbaar niet zo goed onder gelovigen, maar de plekken waar zij wonen – en kloosters zijn daar de mooiste voorbeelden van – ademen wel de rust waarnaar ik op zoek ben. Het strak ingedeelde leven helpt me bovendien bij het schrijven. Alleen thuis lukt het me niet om mijn dag goed in te delen en ben ik gewoon veel minder productief.”
Waar liep het dan spaak tussen jou en de kloosterzusters?
“Ik had over mijn verblijf in een zusterklooster een artikel geschreven voor Charlie en daarbij had ik me iets te lyrisch uitgelaten over het lendendoekje van Christus. (lacht) Toch was er een oudere non met wie ik wel goed kon praten. In de volstrekte stilte van het slotklooster kwam ik mezelf tegen. Ik werd overvallen door gedachten die ik liever niet had, hield niet meer op met huilen en klopte bij die zuster aan. Zij heeft me opgevangen, me gerustgesteld en vertelde me ook haar eigen verhaal.”
(lees verder onder de afbeelding)
“En dat bleek geen kwestie van vurige tongen te zijn, maar een heel pragmatisch verhaal over hoe zij wilde ontsnappen aan een leven waarin trouwen en kinderen krijgen vanzelfsprekend waren. In het klooster zag ze de kans om te doen wat ze echt wilde doen: ze leidde er de boerderij. Zoiets was haar als vrouw halfweg de vorige eeuw buiten het klooster niet gelukt, meende ze. Het was mooi zoals we elkaar onze gedachten konden vertellen, zonder elkaar te veroordelen. Maar helaas waren er ook veel anderen die zich opsloten in hun eigen wereldje.”
Sinds je derde boek, ‘Kerkhofblommenstraat’, kwam je nog niet aan schrijven toe, las ik?
“Dat is zo, en ik word er opstandig van. Ik heb de voorbije maanden ervaren dat schrijven voor mij toch wel iets is wat ik móét doen. Omdat ik er niet van kan leven, geef ik deeltijds les aan verschillende academies. En dat doe ik echt doodgraag, maar het maakt dat mijn dagen nog meer versnipperd zijn. Elke dag denk ik een paar uurtjes te kunnen uittrekken om te schrijven, maar die geraken dan toch weer gevuld met lesvoorbereidingen, want ik kan op dat vlak geen half werk doen.”
“Ik hou van de geborgenheid die ik vind in besloten ruimtes”
“Misschien heb ik vroeger te lang geleefd zoals ik het wilde. Toen al zeiden ze me ‘Lara, in zo’n oud huis kun je niet wonen’ of ‘Lara, je kúnt niet leven van de liefde’. Ik vond dat ik dat wél kon. Pas sinds kort – in september kreeg ik mijn eerste loonstrookje ooit – realiseer ik me dat het zo simpel niet ligt. Ik dacht dat zo’n halftijdse job me tijd zou geven, een structuur zoals ik die in het klooster vond, maar het omgekeerde blijkt waar te zijn. Ik merk dan ook dat ik op zoek begin te gaan naar een noodrem, naar een uitweg om opnieuw fulltime te kunnen schrijven. Maar voorlopig lukt het me niet. Want ik doe graag wat ik wil, maar ik wil ook zelfredzaam zijn. Het is een lastig gevecht.”
Waarover zou een vierde boek kunnen gaan?
“We zijn er daarnet langs gewandeld. Ik heb ondervonden dat ik het best schrijf over een onderwerp dat me komt aanwaaien, iets wat door mij verteld wil worden. Toen we dus onlangs te horen kregen dat we binnenkort uit dit huisje moeten vertrekken, begon ik mijn omgeving met andere ogen te bekijken. Misschien zit er een verhaal in de omstandigheden waarin ik hier gewoond heb en de veranderingen op het platteland die ik rond mij heb zien gebeuren. In een fictief verhaal gegoten weliswaar, het wordt niet het ultieme relaas van Lara, haar man en hun kindjes.” (lacht)
Jullie gaan het komende jaar verhuizen, al had dat eigenlijk al eerder moeten gebeuren?
“Het zal ervan komen, ons nieuwe huis staat klaar. Maar we slagen er niet in om de laatste stap te zetten. Mijn man en ik waren destijds zo in de ban van dit huisje dat we er wilden wonen, ook al moeten we elke ochtend de kachel aanmaken en dreigt bij elke storm het dak het te begeven. De paar jaar die we voor ogen hadden, werden er twaalf. Waarin ik het huisje soms haatte maar er tegelijk niet meer uit weg geraak. Het leven hier is zo intens geweest, onze kinderen spelen hier echte dingen. Ze bakken pannenkoeken op de kachel, Samuel klieft hout, voor zijn verjaardag kreeg hij een bosmaaier… Misschien zijn we bang om die echtheid straks te verliezen.”
Behalve schrijfster en lerares ben je sinds vorig jaar ook meter van het rouwcafé in Brugge, een plek waar nabestaanden hun verdriet kunnen delen.
“Dat werd me gevraagd nadat ik in Winteruur bij Wim Helsen verteld had hoe mijn broer op reis in Zweden zeven jaar geleden plots vermist werd en zes maanden later dood teruggevonden werd in een bos. Ik ben niet de juiste persoon om anderen te troosten in hun verdriet, maar ik ben het project van het rouwcafé wel heel genegen. Daarom heb ik dat meterschap graag aanvaard.”
Je hebt de dood van je broer nooit verzwegen, maar over die zes maanden in onzekerheid leven heb je het zelden.
“Omdat ik niet graag terugkeer naar die periode. Zijn dood was, hoe erg ook, tastbaar. De maanden voordien waren onwezenlijk, we verloren alle houvast. Een vermissing heeft geen verhaal. Er bestaat ook een verkeerd beeld van: dat van een zwaar getroffen familie die lam geslagen zit te treuren. Maar een mens zit vreemd in elkaar. Zolang er hoop is, klamp je je daaraan vast. Ook wij leefden door, zo goed en zo kwaad als dat ging, en daar heb ik me nadien heel schuldig over gevoeld. Hoe was het mogelijk dat ik alles wat in mijn agenda stond bleef afwerken? We bleven hopen, tegen beter weten in. Hij werd vermist in december en pas toen ik op een dag de was ophing en de eerste paaslelies boven de grond zag uitsteken, realiseerde ik me hoeveel tijd er verstreken was. Toen wist ik het ineens: hij komt niet meer terug.”
Lara vertelt nog veel meer die dag, ze zit boordevol verhalen, waargebeurde én andere. Maar ze heeft ook nog veel meer te doen die dag, en dus wuift ze ons niet al te ver voorbij de afgesproken tijdspanne weer uit. En graag tot nog eens, wie weet in het nieuwe huis dan. Wie weet met een nieuw boek.
p>
Het interview met Lara is het coververhaal van KW Weekend van vrijdag 17 januari. Verder in het magazine: p>
* Hoe koopjesjagers hun geduld beloond zien want de laatste solden zijn vaak de beste! p>
* Binnenkijken in de belle-époquewoning van muzikant Augustijn Vermandere en kunstenares Joke Neyrinck. p>
* Op fit-date met Delphine Steelandt: weg met Hare Majesteit Excusa. p>
* Met deze vrolijke tips ga je de Blue Monday te lijf. p>
* Ons proefkonijn ging langs bij ‘Het Vliegend Tapijt’. p>
* Het geheim achter de perfecte bouillon. p>
* Wandelen met Marijn door de broeken van Merkem. p>
* Relaxen met Peter Soete in Londen. p>
* Columns van Stephanie Coorevits: “Vanbinnen voel ik me soms wel zeventig”. p>
* Wouter ‘Iedereen Beroemd’ Deboot loopt in zijn fietstocht door Oceanië de Limburger Geert Hendrickx tegen het lijf. p>
Iedereen Toerist
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier