“Ik begin de toeristen zonder wilde kangoeroe in hun fotoalbum te begrijpen”

Wouter Deboot
Wouter Deboot Televisiemaker

Kwestie van een open deur in te trappen en meteen ook met diezelfde deur in huis te vallen: in Australië huppelen heel veel kangoeroes rond. Bijna 50 miljoen om niet helemaal precies te zijn. En toch las ik op verschillende blogs dat er blijkbaar toeristen uit Down Under terugkeren zonder een levend exemplaar gespot te hebben. Het klinkt ongeloofwaardig, maar ik begin te snappen waarom. Maandag aanstaande maak ik voor het eerst kennis met de 3.000 kilometer lange Stuart Highway. De enige weg die noord met zuid verbindt en die ik vooral zal moeten delen met overstekend wild en genadeloze road trains. Om de transportkosten over lange afstanden te drukken, trekken deze baanreuzen drie tot vier opleggers en zijn ze meestal dagen onderweg. Vertragen doen ze amper en alles wat op hun weg komt ramt hun stalen bumper meedogenloos weg. Hét symbool van Australië ten spijt. Daarmee lijkt de Stuart Highway soms meer op een slagveld van Magere Hein. Platgereden, onthoofd, ontbonden.

Ik begin de toeristen zonder wilde kangoeroe in hun fotoalbum te begrijpen

Met alle dode kangoeroes die ik langs de Stuart Highway moest ontwijken zou ik met gemak West-Vlaanderen een dag van eten kunnen voorzien. Hier is het echter de plat préféré van wigstaartarenden. Maar misschien ook wel die van jou, want ons land is blijkbaar de grootste importeur van kangoeroevlees. In 2016 importeerde België nog meer dan 630 ton. Daarvoor worden jaarlijks ongeveer 1,6 miljoen kangoeroes bejaagd en gedood en daarmee is de kangoeroe de meest bejaagde wilde diersoort ter wereld. Ik begin de toeristen zonder wilde kangoeroe in hun fotoalbum te begrijpen.

Maar blijkbaar bijten de arme buidelarmen ook van zich af. Dat merkte Cedric althans aan den lijve. Ik ontmoet Cedric en zijn vrouw Irene langs de kant van de weg terwijl ze bessen plukken. Geen Franse toeristen op doortocht, maar een Aboriginalkoppel dat nog leeft zoals zijn voorouders het voorschreven. “Er zijn kangoeroes die groter zijn dan jij en die er niet voor terugdeinzen om een partijtje te knokken. Een tijd geleden had er zich een vastgebeten in mijn dij. Ik kon hem uiteindelijk van mij los kloppen.” Cedric vertelt het met een zeer ongewoon aanvoelende alledaagsheid. Gewezen wielrenner Matthew Hayman, die me bij de voorbereiding van deze reis hielp, had me nochtans gewaarschuwd: “Kangoeroes zijn als koeien hier. Op den duur raak je er zo hard aan gewoon.” Dat zie ik nog niet meteen gebeuren. Bovendien voel ik geen noodzaak om er een te proeven. “Het vlees is nochtans vetarm en rijk aan proteïnen. Van de staart trekken we heerlijke soep”, watertandt Cedric.

Wat zeehonden zijn voor Eskimo’s zijn kangoeroes voor Aboriginals. Barre omstandigheden laten geen gevarieerd voedingspatroon toe. Grappig genoeg zijn er bijna geen Australiërs die het kangoeroevlees eten. Daarvoor wordt naar Skippy verwezen. The Bush Kangaroo bewees keer op keer een handig maatje te zijn in het opsporen van misdadigers of verdwenen kinderen in de Australische outback. Zo’n held eet je niet, redeneren ze hier. Het bewijst nog maar eens de kracht van televisie. Als wij de twijfelachtige eer van grootse importeur willen kwijtspelen, wordt het dringend tijd dat de VRT opnieuw Skippy onder het stof vandaan haalt.