Frank Vanleenhove: “Ik voel me schuldig als ik even niks doe”

Nancy Boerjan

Frank Vanleenhove richtte 32 jaar terug in Knokke-Heist de eerste surfclub aan onze kust op, Surfers Paradise, en kreeg sindsdien alleen maar navolging: watersport heet vandaag zelfs dé manier om het toerisme aan de Noordzee aan te zwengelen. Zelf haalde hij de mosterd al die jaren op surfspots wereldwijd, “maar hier weggaan, was nooit een optie”.

Op zijn 56ste is Frank Vanleenhove nog lang niet uitverteld, maar hij kijkt wel al met trots terug op wat hij realiseerde. “En met dankbaarheid om de kansen die ik kreeg”, benadrukt hij. Niet in het minst van zijn ouders die toen zijn vader in 1950 zijn job als leraar wiskunde in Oostende ruilde voor die van directeur van het atheneum in Knokke-Heist zo slim waren om een toen nog betaalbaar stuk grond aan het Knokse Zegemeer te kopen, waar ze gingen wonen, recht tegenover vijfsterrenhotel La Réserve.

In hun gerenoveerde huis woont Frank nu zelf met zijn vrouw en hun drie kinderen. Hier heeft hij zijn wortels; zijn verhaal begint letterlijk op het Zegemeer. Want toen La Réserve begin de jaren 70 de nieuwste hype, windsurfen, in huis haalde, bleken de gasten niet bijster geïnteresseerd. Bij de surfplanken op het Zegemeer hoorde een het merendeel van de tijd werkloze lesgever “een Nederlander, want daar was windsurfen al eerder bekend” met wie Frank, die er dagelijks zwom en in zijn rubberbootje rondpeddelde, algauw aan de praat geraakte. “Hij leerde me surfen, omdat hij er de tijd voor had maar ook omdat zijn aanbod zo meer zichtbaarheid kreeg. Want de hotelgasten gingen toen wel nog niet zelf op de planken staan, ze kwamen wel graag kijken naar hoe wij het ervan afbrachten.”

Ik was nog nooit ergens anders dan thuis, hoe mooi ook, waar ik wilde blíjven

Frank leerde snel en met het groeien van de interesse voor de nieuwe sport, ging hij zelf lesgeven. Hij geraakte helemaal in de ban van het surfen, ook op zee hoewel dat toen nog niet mocht, en ging tegelijk voor zijn droom om leraar lichamelijke opvoeding te worden. Een droom met op dat moment weinig toekomst, waardoor Frank besloot het over een andere boeg te gooien: tot consternatie van zijn vader richtte hij een surfclub op, op een stukje strand dat hij aan burgemeester Lippens vroeg én van hem kreeg.

“Ik kon er onmogelijk van leven, daarom werkte ik ook twintig jaar als marketingmanager voor O’Neill en Quiksilver. Maar voor mij was het een ideale combinatie: mijn job verzekerde me van een inkomen en daarnaast kon ik me volledig toeleggen op de surfclub.”

Die young, but as late as possible…

“Dat is mijn motto, en alles wat ik doe is dan ook gericht op zo lang mogelijk jong blijven. Ik geloof dat het geheim schuilt in blijven sporten. Ik voel me slecht als ik een dag niet gesport heb, desnoods zwem ik nog even rond het Zegemeer voor ik ga slapen. Oud worden maakt me bang, ik heb er moeite mee dat ik ooit geen salto’s op de golven meer zal kunnen maken. Dus blijf ik doorgaan, om nog geen gas terug te moeten nemen. En omdat je geen surfclub kunt runnen met een buik.”

Met succes dus: Surfers Paradise is vandaag voorzien van alles wat een surfer zich maar kan wensen, telt 1.300 leden en laat een ruim publiek het jaar door kennismaken met watersporten tijdens surfkampen, schoolsportdagen en bedrijfsevents. Frank werd fulltime zaakvoerder van de club en haalde in 2012 bovendien de aanbesteding binnen voor de aanleg van een nieuwe watersportclub op het Duinenwatermeer. Opnieuw schatte hij de groeiende belangstelling voor hippe watersporten juist in.

De waterskifaciliteiten en de wakeboardingkabelbaan op Lakeside Paradise zijn goed voor 10.000 bezoekers per jaar. Hij introduceerde er de eerste paddle boards en foils, een soort vin die het mogelijk maakt om ook te surfen als er nauwelijks wind staat. Lakeside Paradise wordt uitgebaat door zijn vrouw Natalie en schoonzoon Quincy, Surfers Paradise neemt hij nu samen met zijn dochter Joyce voor zijn rekening. Franks projectje, zoals sommigen de club destijds wat laatdunkend noemden, is nu een familieonderneming met 35 mensen in vaste dienst en een 140-tal jobstudenten verspreid over het jaar.

“Ik heb niks tegen luxe, maar ik heb dat niet nodig. Tanden poetsen in de rivier? Ik heb daar geen moeite mee.”

Hoe kijk je terug op je jeugd aan zee?

“Als kind vond ik het niet meer dan normaal, maar later ben ik gaan beseffen dat ik een ongelooflijk mooie jeugd heb gehad. Mijn vader was streng als het eten om zes uur opgediend werd, moest ik niet proberen om later thuis te komen maar voor de rest liet hij me alle vrijheid. Ik kende alle hoekjes en kantjes van Knokke, en al zeker van het strand. ‘s Zomers liepen we over de daken van de strandcabines en speelden we op het strand, ravotten we in de bosjes, de bunkers en in het Zwin, tot ik ging studeren speelde ik voetbal bij Knokke FC…”

“Ook nu nog is Knokke-Heist een dorp dat alles van een grootstad in huis heeft. Je fietst er zo de bossen in, je kan er zowat elke sport beoefenen, je kan er naar de bioscoop, er zijn restaurants van pizzeria’s tot sterrenrestaurants -, het is er veilig en proper. Ik hou ook van het contrast tussen de seizoenen: veel volk en veel werk in de zomer, ‘s winters fietsen of lopen langs een verlaten strand. Het leven is hier zo goed en zo overvloedig dat het een kunst wordt om er bewust van te blijven dat dat uitzonderlijk is. Mijn kinderen verbazen zich er wel eens over dat de bakker op hun reisbestemming veel minder soorten brood heeft dan bij ons, of dat de gevels in de Brusselse straten afbladderen. Ik probeer ook hen er zo goed mogelijk op te wijzen dat wij bevoorrecht zijn.”

Van een surfer zou je verwachten dat hij liever op een plek gaat wonen waar altijd zon en wind is?

“Die vraag is me al dikwijls gesteld. Ik ben ook op zowat elke plaats ter wereld geweest waar gesurft wordt. En altijd scheelde er iets: ofwel word je er tijdens het regenseizoen ‘s morgens wakker met schimmel tussen je tenen van de luchtvochtigheid, of er zijn tsunami’s, of aardbevingen, of onlusten… Nee, ik ben nog nooit op een andere plek dan thuis geweest, hoe mooi ook, waar ik ook wilde blíjven.”

“Onze kust is gewoon uniek. Als jonge gast fietste ik van Knokke-Heist naar mijn grootouders in Oostende, later surfte ik van Oostende naar huis, of ik reed de hele kustlijn af met de mountainbike, zo dicht mogelijk langs het water… Gelukkiger dan op die momenten kan ik niet worden. Zeker in Knokke-Heist ken ik elke stroming, elke golfbreker. Als de wind zuidwest zit, kan je recht de zee in surfen, en dan ga ik zo ver door tot ik alleen nog de kerk- en de watertoren zie, en al de rest een streepje kust is geworden.”

Wie is Frank Vanleenhove?

Frank Vanleenhove werd in 1962 geboren in Knokke-Heist. Zijn passie voor water en zee vertaalde zich algauw in surftalent. In 1980 werd hij Belgisch kampioen windsurfen, twee jaar later tweede op het EK windsurfen en vierde en vijfde op het WK.

In 1982 richtte hij een surfclub op tussen de Oost- en de Westhinderstraat in Knokke-Heist, die in 1988 verkaste naar het einde van de Zeedijk, waar Surfers Paradise nog altijd te vinden is. In 2012 kwam daar een tweede club bij, Lakeside Paradise.

Hij heeft een dochter Joyce (32) uit zijn eerste huwelijk, en zoontje Ike (10) en dochter Faye (11) met zijn tweede vrouw, Natalie Camerlynck, die ook nog een zoon Berend (19) heeft.

Speelt zoiets als een ‘West-Vlaams gevoel’ daar een rol bij?

“Toch wel. Hier vind ik gelijkgestemde zielen, eenzelfde mentaliteit als de mijne. Ik ken hier ook heel veel volk. En natuurlijk kan je je in het buitenland aanpassen, maar draai en keer het zoals je wil: de mensen zijn er anders. De bedrijvigheid die eigen is aan de West-Vlaamse mentaliteit zit ook in mij. Ik wil niet iedereen over dezelfde kam scheren, maar als ik dan bijvoorbeeld in Spanje kom, merk ik dat daar minder belang aan wordt gehecht. En dat stoort me dan wel.”

Had je als jongeman met een passie voor surfen al een doel voor ogen?

“Niet concreet, neen. Je brood willen verdienen met windsurfen klonk toen ronduit belachelijk. Maar ik ben er wel altijd van doordrongen geweest dat ik iets wilde aanvangen met mijn leven. En als mijn passie deel kon uitmaken van die verwezenlijking, dan vond ik dat mooi meegenomen. Ik begon klein, maar elke keer ik een groeikans zag, ging ik er voluit voor. We hebben heel wat bereikt intussen. En de erkenning die we daar nu voor krijgen van de overheid gemeente, provinciebestuur, Toerisme Vlaanderen… doet deugd. De surfclubs zijn heuse toeristische trekpleisters geworden, niet in het minst voor jongeren en dat kan tellen in tijden van een snel vergrijzende kust. Ik heb daar een flinke steen aan bijgedragen en daar ben ik dus best trots op.”

Waar hou je je vandaag mee bezig?

“In de hele wereld groeit de trend om kunstmatige golfsurfparken aan te leggen, plassen met kunstmatig opgewekte golven waardoor surfers niet meer afhankelijk zijn van de zeegolven. Want die stellen bijvoorbeeld in ons land weinig voor, terwijl het golfsurfen net in de lift zit. Zeven jaar geleden zag ik een prototype in San Sebastian, ik ging ook al kijken naar het eerste golfsurfpark in Wales, goed voor 150.000 bezoekers per jaar! Frankrijk wil zo’n wavepool bouwen in elke grote stad. Ik tast dus momenteel de mogelijkheden af voor ons land.”

Noem je jezelf veeleisend?

“Tijdens het zomerseizoen werk ik gemakkelijk vijftien uur en meer per dag. Ik kan niet niks om handen hebben. Zo heb ik ook wel een en ander gemist. Ik zie soms mensen met een kinderwagen over de dijk wandelen: nooit gedaan. Boekje lezen, lang in bed blijven liggen? Nooit. Het lukt me niet. Als een klus erop zit en er is niet meteen iets nieuws te doen, dan val ik in een zwart gat. Ik voel me schuldig. Maar net dan word ik weer creatief: dan bedenk ik iets nieuws of ga ik alsnog iets verbeteren.”

Veeleisend ook voor je omgeving?

“Iemand noemde me ooit een ‘nonchalante perfectionist’. Ik lijk relaxed, maar van zodra ik nog maar op het strand van de surfclub kom heb ik al gezien wat er goed is en wat anders moet. En dat moet dan meteen in orde worden gebracht, ja.”

“Je brood aan onze kust willen verdienen met windsurfen klonk destijds ronduit belachelijk.”

Verwacht je eenzelfde gedrevenheid van je eigen kinderen?

“Ja. Het is hen met de paplepel ingegeven. Mijn zoon is Belgisch kampioen wakeboarden in de leeftijdscategorie jonger dan 12, mijn dochtertje speelt hockey, loopt goed en kan al wakeboarden en surfen. Mijn oudste dochter runt Surfers Paradise samen met mij. En de zoon van mijn vrouw studeert aan de Zeevaartschool in Vlissingen. Ik zal hen nooit ergens toe verplichten, maar ik zie graag dat ook zij hun kansen grijpen. En dat wat ze ook doen, ze dat met passie doen.”

Hoe kijk je als vijftiger met jonge kinderen en een overwegend jong publiek naar ‘de jeugd’?

“De meesten hier hebben er zelf voor gekozen om te watersporten, dus in die zin ontmoet ik doorgaans gemotiveerde jongeren. Het enige wat mij zorgen baart is de houding van veel jongeren tegenover drugs en alcohol. In onze surfclub wordt een strikt antidrugsbeleid gevoerd, maar ik hoor niettemin dat marihuana roken van langsom meer common wordt. Ze doen het omdat iedereen het doet. En dat vind ik een verontrustende tendens.”

Tijd voor een positieve noot: de mooiste plek op aarde?

“Dat zijn er veel. Maar ik word nog het meest geraakt door een zonsondergang. Zelfs hier zijn er hele mooie zonsondergangen, al hebben we er pakweg maar vijf pure, dus bij een wolkeloze hemel, per zomer. Ik zie wel eens mensen een kwartiertje voor zonsondergang naar huis vertrekken. Dan moet ik me inhouden om niet te roepen dat ze moeten blijven zitten, want dat het de maxzal zijn!” (lacht)

Picknickvraagjes

Frank Vanleenhove:

1) Ga je graag picknicken?

“Zeker! Ik doe het regelmatig, als we gaan surfen, of ‘s zomers met mijn gezin. Elke zomer slaap ik overigens één nacht samen met mijn kinderen op het strand, onder de blote hemel. En daar hoort dan ook weer een picknick bij. Maar altijd in de natuur! Want soms zie ik mensen picknicken op een bankje langs de snelweg: onbegrijpelijk toch?”

2) Natuurmens?

“Ik voel me in mijn sas in de natuur en al helemaal bij het water. Het gaat zo ver dat ik op reis zelden een bezienswaardigheid heb gezien, omdat ik niet van het water weg geraak. Al kan ik ook van de pracht van een berglandschap genieten. Een citytrip is horror voor mij. Ik hou het hoogstens een paar dagen vol, en dan nog alleen om mijn vrouw een plezier te doen. Musea, monumenten… Ik heb het allemaal heel gauw gezien en wil dan meteen weer weg.”

“Het liefst van al ben ik op afgelegen plaatsen. Als ik ga kiten in Griekenland doe ik dat niet aan een overvol strand met een hotel vlakbij, maar rij ik met plezier nog drie uur verder naar een tentenkamp op een plek waar nauwelijks iemand anders verblijft. Ik heb niks tegen luxe, maar ik heb dat niet nodig. Vorig jaar moesten we in Nieuw-Guinea onze tanden poetsen in de rivier: ik heb daar geen moeite mee.”

3) Eenzaam is leuk?

“Dat weer niet! Ik ben geen kluizenaar. Ik zoek afgelegen plekken op, samen met gelijkgestemden: mijn surfvrienden of mijn familie. Ik wil de mooie momenten wél kunnen delen.”

4) Groene jongen?

“Het strand opruimen is iets wat ik hier introduceerde nadat ik het in 1999 zag gebeuren aan de Australische stranden. De eerste keer waren we met tien, sindsdien is het uitgegroeid tot de jaarlijkse Clean Beach Cup, waar ook Studio Brussel de schouders onderzet. Dat is een goeie zaak, maar het maakt me geen groene jongen. Want op pakweg Papoea zie je tegenwoordig het zand niet meer door de laag afval die er aanspoelt op het strand. Alles wat mensen er gebruiken, gooien ze in zee. In die landen zijn ze helemaal nog niet milieubewust, geen énkele Balinees drukt zijn peuk uit in een asbak. Dat afval stoort ons, maar hen niet. Ze weten niet beter, er zijn daar ook helemaal geen bewustmakingscampagnes, er wordt geen afval gesorteerd. Zolang dat niet verandert dweilen wij hier met de kraan open. Het is goed dat we een begin maken, maar de weg naar een wereld zonder afval is nog héél lang.”