Hoera! Yves Lampaert en Julie Van De Velde zijn dé prijsbeesten van het West-Vlaamse wielerpeloton. Wij hielden dit seizoen alle verdiende euro’s aan prijzengeld bij en kwamen tot vier opvallende vaststellingen. Zo blijken Lampie en Julie eigenlijk maar kleine garnalen te zijn…
1. Tourwinnaar Pogacar staat op eenzame hoogte
De winnaar van de Tour krijgt een bonus van 500.000 euro. In geen enkele andere koers kan een renner zoveel verdienen en dus is de grootste prijzenpakker van het seizoen meteen gekend: Tadej Pogacar.
Een verdiende winnaar van dit fictieve klassement, want de 23-jarige Sloveen deed in 2021 zoveel meer dan de Tour winnen. Zijn prijzenpot in de UAE Tour (45.150 euro), Tirreno-Adriatico (31.200 euro), Luik-Bastenaken-Luik (20.000 euro) en Ronde van Lombardije (20.000€) zijn daar het mooiste voorbeeld van.
Vergis u echter niet: van de 758.603 euro die hij dit jaar bijeenreed, zal Pogacar zelf niet zoveel terugzien. Het prijzengeld in het wegwielrennen wordt traditioneel verdeeld onder de ploegmaats. Bij de meeste teams plukt ook het personeel (verzorger, mecaniciens…) mee de vruchten. Van een Tourwinnaar wordt bovendien verwacht dat hij zijn ploegmaats extra in de watten legt. Geen probleem voor een renner van het niveau van Pogacar. Zijn basisloon (5 miljoen euro per jaar) en sponsorinkomsten zullen, dankzij zijn Tourzeges, sowieso al heel hoog liggen.
1. Tadej Pogacar (758.603€), 2. Egan Bernal (402.112€), 3. Primoz Roglic (306.815€), 4. Jonas Vingegaard (284.055€), 5. Damiano Caruso (178.935€), 6. Wout van Aert (163.590€), 7. Richard Carapaz (138.720€), 8. Jasper Philipsen (122.992€), 9. Mark Cavendish (115.704€), 10. Sonny Colbrelli (114.287,9€).
2. Ook Van Aert op eenzame hoogte … bij klassieke types
Een opmerkelijke vaststelling als we de internationale lijst bekijken: op vlak van prijzengeld worden de klassieke types wel heel karig beloond en zijn klassementsrenners (elf in de top 20) duidelijk bevoordeeld. Wout van Aert (163.590 euro) stak er als eendagsrenner in 2021 duidelijk bovenuit. Sonny Colbrelli (10de, 114.287,9 euro), Mathieu van der Poel (14de, 102.730 euro), Julian Alaphilippe (15de, 99.530 euro) en Matej Mohoric (19de, 76.171 euro) volgen op respectabele afstand. Van Aert heeft een onwaarschijnlijk straf seizoen achter de rug, vooral met dank aan zijn prestaties in Tirreno-Adriatico (24.300 euro), Gent-Wevelgem (16.000 euro), Amstel Gold Race (16.000 euro), Tour de France (54.940 euro) en Tour of Britain (29.640 euro). Komt er nog eens bovenop: de premie van 30.000 euro die hij voor zijn olympisch zilver in Tokio van het BOIC ontving.
Het wordt nog straffer als we Van Aerts prijzenpot sinds de hervatting na de coronabreak, met zijn zege in de Strade Bianche op 1 augustus 2020, onder de loep nemen: 98.725 euro in het wegseizoen 2020, 50.800 euro in het veldritseizoen 2020-2021 en 163.590 euro in het wegseizoen 2021. Goed voor een totale som van 313.115 euro. Niet slecht geboerd dus. Maar ook hier een kanttekening. Van Aert mag als crosser zijn prijzengeld voor zichzelf houden, maar op de weg moet hij het delen met zijn ploegmaats en het personeel bij Jumbo-Visma. Kortom, op vlak van prijzengeld is het vooral interessant om knecht van Tadej Pogacar of Wout van Aert te zijn. Of voor een ploeg te rijden die veel wint, zoals Deceuninck-Quick-Step. Van Aert zelf haalt zijn inkomsten vooral uit zijn loon, naar verluidt 2,2 miljoen euro per jaar. Het minimumloon voor een WorldTour-renner bedraagt overigens 40.045 euro (loondienst) of 65.673 euro (zelfstandige) per jaar.
1. Wout van Aert (163.590€), 2. Jasper Philipsen (122.992€), 3. Tim Merlier (87.999€), 4. Remco Evenepoel (70.863€), 5. Jasper Stuyven (40.245€), 6. Jordi Meeus (29.872€), 7. Ben Hermans (28.403,5€), 8. Florian Vermeersch (26.945€), 9. Yves Lampaert (24.005€), 10. Dries De Bondt (22.000€).
3. Sorry, Yves Lampaert, je bent een kleine garnaal
Yves Lampaert voert voor het vijfde jaar op rij de West-Vlaamse ranking van het behaalde prijzengeld aan. Met 24.005 euro was 2021 wel zijn slechtste campagne van de vijf, terwijl 2019 (42.897 euro) erbovenuit stak. Het had anders kunnen lopen als Lampaert in Parijs-Roubaix zonder pech plaats vijf (3.500 euro) voor winst (30.000 euro) had ingeruild of zonder lekke band de E3 Saxo Bank Classic in Harelbeke had gewonnen (16.000 euro), terwijl hij nu pas 13de (400 euro) werd.
Lampaert is ook de grootste West-Vlaamse prijzenpakker op de weg van de laatste vijf seizoenen. Met 165.904 euro gaat hij Timothy Dupont (102.708 euro), Sep Vanmarcke (81.417 euro), Xandro Meurisse (67.682,5 euro), Jens Keukeleire (57.589 euro), Baptiste Planckaert (50.087 euro), Gianni Vermeersch (43.697 euro), Jens Debusschere (41.465 euro), Jonas Rickaert (33.798 euro) en Piet Allegaert (33.300 euro) vooraf. Opmerkelijk: als we de laatste zes seizoenen nemen, doet Dupont (173.971 euro) het dankzij zijn wonderjaar 2016 (71.263 euro) zowaar net iets beter dan Lampaert (173.482 euro). Maar opmerkelijk: het zijn allemaal wel heel bescheiden bedragen als we ze met iemand als Pogacar vergelijken.
1. Yves Lampaert (24.005€), 2. Mauri Vansevenant (18.053€), 3. Stan Dewulf (16.640€), 4. Timothy Dupont (15.445€), 5. Sep Vanmarcke (13.965€), 6. Piet Allegaert (13.020€), 7. Gianni Vermeersch (12.524€), 8. Xandro Meurisse (11.043€), 9. Harm Vanhoucke (9.999€), 10. Jonas Rickaert (9.449€).
4. Ben je een vrouw? Word dan een topper in de cross!
Het WK baanwielrennen in Roubaix had vorige week nog een verrassing in petto. Dankzij haar drie medailles (2.500 euro voor zilver in de afvalling, 4.000 euro voor zilver in het omnium en 5.000 euro voor goud in de puntenkoers) voert zowaar een Belgische de internationale prijzengeldranking bij de dames aan: Lotte Kopecky. Met 27.603 euro doet ze beter dan Demi Vollering (22.363 euro), Anna van der Breggen (21.678 euro), Ellen van Dijk (20.838 euro), Marianne Vos (18.528 euro), Elisa Balsamo (17.889 euro), Annemiek van Vleuten (17.307 euro), Emma Norsgaard (15.567,5 euro), Marlen Reusser (12.883 euro) en Lorena Wiebes (12.270 euro).
Nog opvallender was Kopecky’s buit na haar zege in Le Samyn des Dames, een bescheiden UCI 1.1-koers in Wallonië. De overwinning zelf leverde haar 510 euro op, maar ze ontving er daarnaast ook een auto ter waarde van … 14.000 euro. Een mooi extraatje, maar rijk wordt Kopecky niet van de koers. Het minimumloon in de World Tour voor vrouwen bedraagt 20.000 euro (loondienst) of 32.800 euro (zelfstandige) per jaar. In 2022 stijgt dat naar 27.000 euro (loondienst) of 45.100 euro (zelfstandig). Annemiek van Vleuten is naar verluidt de grootverdiener in het vrouwenpeloton. Bij Movistar bedraagt haar jaarloon 250.000 euro.
1. Lotte Kopecky (27.603€), 2. Demi Vollering (22.363€), 3. Anna van der Breggen (21.678€), 4. Ellen van Dijk (20.838€), 5. Marianne Vos (18.528€), 6. Elisa Balsamo (17.889€), 7. Annemiek van Vleuten (17.307€), 8. Emma Norsgaard (15.567,5€), 9. Marlen Reusser (12.883€), 10. Lorena Wiebes (12.270€)
Vreemd genoeg is de nummer elf, Elisa Longo Borghini (11.792 euro), in werkelijkheid de grote (prijzen)geldslokop van 2021. Haar olympisch brons in Tokio leverde in Italië immers een bonus van 60.000 euro op. Ook Van Vleuten (30.000 euro voor goud in de tijdrit, 22.500 euro voor zilver in de wegrit) graaide in Japan een mooi extraatje mee. Dat gold ook voor Anna Kiesenhofer. De Oostenrijkse amateurwielrenster reed in 2021 amper 440 euro aan prijzengeld bijeen, maar Team Austria beloonde haar verrassende olympische titel op de weg met een niet onaardige premie van 17.000 euro. Ook Lizzie Deignan, nochtans pas 16de met 7.191 euro, kwam beter uit het voorbije seizoen. Haar zege in Parijs-Roubaix leverde, naar analogie met de UCI-barema’s, slechts 1.535 euro op, maar haar team Trek-Segafredo paste zelf 28.465 euro bij zodat Deignan evenveel kreeg als de winnaar bij de mannen, Sonny Colbrelli.
In België was Kopecky heer en meester voor Jolien D’hoore (4.167 euro) en Julie Van De Velde (2.455 euro). Kortom: peanuts. Als je als renster écht veel (prijzen)geld wil verdienen, word je maar beter een topper in de cross. Zo reed Lucinda Brand vorige winter 120.850 euro aan prijzengeld bijeen. Geld dat ze niet eens met anderen hoeft te delen.
1. Julie Van De Velde (2.455€), 2. Shari Bossuyt (2.190€), 3. Valerie Demey (1.979€), 4. Jesse Vandenbulcke (1.274€), 5. Ann-Sophie Duyck (952€), 6. Mieke Docx (568€), 7. Saartje Vandenbroucke (515€), 8. Justine Ghekière (482€).
Prijzengeld is voor wielrenners, zeker in de WorldTour, van relatief beperkt belang, aangezien het jaarsalaris van die renners de laatste decennia serieus gestegen is. Het prijzengeld is een soort van bonus daarbovenop. In kleinere ploegen is het prijzengeld wel nog altijd belangrijk.
Alle bedragen in deze reportage zijnbruto. Hoeveel belasting er in werkelijkheid wordt afgehouden, hangt af van het land waar de wedstrijd plaatsvond. Dat varieert meestal tussen 20 en 30 procent.
De Internationale Wielerfederatie (UCI) houdt een kleine 15 procent van het prijzengeld automatisch af:
– voor antidopingcontroles (2 procent)
– voor de administratieve onkosten van het CPA, de vereniging van professionele wielrenners (2 procent)
– voor het solidariteitsfonds, waarmee een bonus wordt voorzien voor profrenners die hun carrière beëindigen (5 procent)
– voor de administratieve onkosten van het CPM, de verdeler van prijzengeld (1,82 procent)
– voor de rennersvereniging van het land van de georganiseerde wedstrijd (3 procent)
Renners moeten het prijzengelden delen met hun ploegmaats en bij veel teams ook een klein deeltje(vaak 10 procent)met het personeel. Alleen het prijzengeld behaald in kermiskoersen houden renners integraal voor zichzelf, behalve als teams afspreken om alles toch te delen.
Profwielrennen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier