“Vleteren profiteerde vooral van de oorlog”

Woesten werd het meest verwoest, zowat voor twee derden, omdat dit dorp het dichtst bij het front gelegen was. (Repro AHP)
Redactie KW

“Vleteren lag, net zoals Poperinge, tijdens de Eerste Wereldoorlog volledig achter het front. West- en Oostvleteren lagen in de Frans-Belgische sector, Woesten meer in de Britse sector. Veel ongemakken hebben de dorpen dus niet ondervonden. Wel integendeel, heel wat Vleternaars hebben een mooie cent verdiend aan die hele oorlog”, zegt geschiedenisvorser Domien Doise.

“Mijn grootvader Aimé Doise (°1882) was onderwijzer, koster en drukker in Westvleteren. Hij verkocht enorm veel prentkaarten aan de soldaten, die op die manier nieuws van het front naar huis stuurden. Zijn echtgenote werkte, zoals de meeste vrouwen, in de wasserijen en blekerijen van het leger. Mijn andere grootvader, Jules Quaghebeur, was er ook onderwijzer en tevens gemeentesecretaris. Zijn vrouw Maria Platevoet had voor de oorlog een winkeltje met werkkledij voor boeren en arbeiders. Maar dat vormde zij om tot ‘Bazar des Articles Militaire’, waar de frontsoldaten alles konden kopen wat ze nodig hadden in de loopgraven: lange onderbroeken, wanten, dikke sokken en truien en dergelijke. Regelmatig trok ze naar Parijs, om inkopen te doen. De goederen werden dan met de trein geleverd tot in Steenvoorde. Daar ging zij die met paard en kar afhalen. Haar stallingen brandden af door rokende soldaten, of door de kaarsen die ze er gebruikten. Na de oorlog kon zij voor een van haar zoons een boerderij kopen in de Hogebrugstraat. Van haar 15 kinderen stierven er 2 door de Spaanse griep”, vertelt Domien Doise, gewezen leerkracht in het Poperingse college.

Graantje meepikken

Maar zij was bijlange niet de enige die meer dan een graantje meepikte van de aanwezigheid van die duizenden soldaten. Vele mensen maakten van hun woning een winkeltje, café of restaurant. Boeren verhuurden hun schuren. Timmermannen maakten barakken, en slagers en bakkers deden gouden zaken.

“Veel inwoners deden gouden zaken tijdens de Eerste Wereldoorlog”

“Bij heel wat bewoners waren officieren ingekwartierd. Het officiële legertarief was 1 frank per nacht (toen veel geld). Onderofficieren moesten 0,20 frank betalen. Maar vele Vleterse gezinnen rekenden woekerprijzen daarbovenop. In Westvleteren waren er toen 60 cafés, in Oostvleteren ook zoveel! En natuurlijk was er heel wat prostitutie. Militairen die er een ‘zeeren vinger’ opliepen (soldatentaal voor geslachtziekten als syfilis of gonorroe, red.) werden overgebracht naar hospitalen in Frankrijk. In twee van die hospitalen werden in 1917 meer dan 1.500 militairen verzorgd hiervoor”, aldus nog Domien Doise.

Alle scholen werden bezet door het leger. Sinds 1915 waren heel veel kinderen vertrokken naar de schoolkolonies in Frankrijk. In Westvleteren, waar er praktisch geen schade was, werd de meisjesschool gebruikt als medische post. Vandaar de onmiddellijke nabijheid van het Belgische militaire kerkhof, met 1.208 graven. De Paterhoek (en ook de abdij) werd ingenomen door de Britten, vandaar de begraafplaats Dozinghem. Woesten werd het meest verwoest, zowat voor twee derden, omdat dit dorp het dichtst bij het front gelegen was. “Vanaf 1917 werden Oostvleteren en Woesten verplicht geëvacueerd. Iedereen die ten oosten van de huidige N8 (kant Reninge) woonde, moest er verplicht weg. Maar zowat 700 landbouwers uit die zone weigerden halsstarrig te verhuizen”, zegt Domien Doise.

Granaatscherven

“Eén van de allerlaatste soldaten die stierf in de Eerste Wereldoorlog, was Westvleternaar Leon Roels. Hij sneuvelde in Zevergem op 11 november 1918, een kwartier voor de Wapenstilstand. Hij werd getroffen door granaatscherven bij het oversteken van de Schelde. Vijf van de zes zonen van Seraphin Fossaert en Eugenie Denys, die een boerderijtje hadden in Westvleteren, waren frontsoldaat. Eén ervan, Camiel, sneuvelde. Hun ‘hofsteetje’ op de Eikhoek brandde af, en vader Seraphin stierf als waanzinnige in Frankrijk”, besluit Domien Doise.

(AHP)

Feiten

“Van een echte ‘bevrijding’ op 11 november 1918 was in Vleteren dus niet echt sprake, gezien de drie huidige deelgemeenten nooit bezet werden”, zegt Domien Doise (78). Hij behoorde tot de vierde van vijf generaties onderwijzersfamilies. Hij was medeauteur van de boeken ‘Oostvleteren, meer dan een dorp aan de IJzer’ (2009) en ‘Westvleteren in de rust van een beek en een abdij’ (2015). Momenteel is hij samen met een werkgroep bezig met een boek over Woesten. Info over WO I is ook te vinden in het boek ‘De ‘Friends’ van Woesten, Quakers, ambulances en een dorp achter het front 1914-1918′, Jean-Pierre Descan (2015).