Twee keer ereburgerschap aangeboden, maar Hugo Claus wilde er niet van weten: “Kortrijk is een onbenullige stad”
Tien jaar geleden overleed Hugo Claus. Zijn meesterwerk ‘Het verdriet van België’ speelt in een Kortrijks decor, maar de auteur was een koele minnaar van de stad. Hij beschreef Kortrijk als een ‘triomf van (de) pretentieuze middenstand’ en weigerde het aangeboden ereburgerschap. “Kortrijk hoeft zich niet geviseerd te voelen”, aldus Clauskenner Georges Wildemeersch. “Ook over Brugge en Antwerpen zei hij weinig goeds.”
Het was Philippe De Coene die in 1998 het idee opperde om Hugo Claus tot ereburger van Kortrijk te benoemen. “Hugo Claus had een tijd in Kortrijk gewoond en zijn meesterwerk Het verdriet van België speelt zich ook af in Kortrijk”, aldus de huidige OCMW-voorzitter. “Ik wou die suggestie wel via de officiële manier doen. Als oppositieraadslid heb ik daarom op de gemeenteraad van april 1998 het voorstel gelanceerd. Ik voegde eraan toe dat we ook een Hugo Claus-huis konden inrichten. De gemeenteraad had daar wel oren naar. Maar het is verkeerd gelopen omdat Frans Lavaert, toen medewerker van de VLD, naar Hugo Claus of zijn partner belde om het ereburgerschap en dat huis in het belachelijke te trekken.”
Frans Lavaert was toen politiek secretaris van Pierre Lano. “Op de gemeenteraad van april wilde Philippe De Coene die suggestie doen“, reageert hij. “Ik was nieuwsgierig hoe Hugo Claus daarop zou reageren. Want zelf wist hij nog van niets. Na vele dagen zoeken heb ik zijn telefoonnummer gevonden. Niet gemakkelijk, want toen woonde hij samen met zijn partner Veerle De Wit al in Zuid-Frankrijk.”
“Eind maart, dus nog voor de gemeenteraad, belde ik. Eerst kreeg ik Veerle aan de lijn en die wilde Hugo Claus niet doorgeven. Tot ik vertelde waarover het ging. Toen is hij toch aan de lijn gekomen en is meteen beginnen te schelden. Minutenlang en op een erg welbespraakte manier. Dat herinner ik me nog goed. Hij had het onder meer over een onbenullige stad, over onbenullige mensen, over bourgeoisie… Toen ik de kans kreeg om te vragen wat hij vond van een Claus-museum in Kortrijk, begon hij nog harder te schelden…“
Philippe De Coene zelf ontkent dat hij een museum voorstelde. “Het was wel degelijk een Hugo Claus-huis en geen museum. Huis Messeyne in de Groeningestraat was daarvoor ideaal. De eerste verdieping gingen we aan Claus wijden, door daar onder meer aandacht te besteden aan zijn literaire meesterwerken.”
“Misschien had ik in 1998 ook beter eerst aan Claus zelf gevraagd of hij het een goed idee vond. Maar wat als de gemeenteraad vervolgens had geweigerd? Vandaar dat ik het opportuun vond om eerst de toestemming van de raad te vragen. Ik dacht er echt niet aan dat iemand achter mijn rug het voorstel bij de auteur belachelijk zou maken. Wie schept nu voldoening in zoiets?”
Natuurlijke afkeer
Het Kortrijkse SP.A-kopstuk stelt ook dat hij achteraf nog een brief naar Claus heeft geschreven met wat verduidelijking. “Bij de brief zat er ook een fles wijn. Een antwoord op de brief heb ik niet gekregen en dat had ik ook niet verwacht. Maar misschien heeft Claus deugd gehad van de wijn ter compensatie van de onnoemelijke pijn die ik hem heb aangedaan.” (lacht)
“Dit is zo Kortrijks als maar zijn kan: iemand al tijdens zijn leven begraven in een museum”
In de Nederlandse krant De Volkskrant kwam Hugo Claus later die maand terug op alle heisa rond het afgewezen ereburgerschap. “Ik heb een natuurlijke afkeer tegen dit soort dingen. Het meest hoffelijke zou zijn als ze me eerst zouden vragen of ik het wel zie zitten. Nu word ik in een positie gedwongen om openlijk als een dwarsliggende schooljongen te weigeren.”
In hetzelfde artikel wordt ook gewag gemaakt over het Claus-museum. We lezen: Pal naast Het Vlaams Café, het etablissement dat in Het verdriet wordt aangehaald als ‘zwart kot’, waar in de oorlog streekschrijvers als Willem Putman aanpapten met de Duitse bezetter. “Het is niet waar”, reageert Claus op het voorstel. “Dit is heel koddig allemaal. Dit is zo Kortrijks als maar zijn kan: iemand al tijdens zijn leven begraven in een museum. Ik heb er helemaal geen zin in. Dit moet zo snel mogelijk uit mijn agenda verdwijnen. En doet u maar de groeten aan de burgemeester.”
Georges Wildemeersch, stichter van het Studie- en Documentatiecentrum Hugo Claus aan de Antwerpse universiteit, relativeert de kritiek van Claus op Kortrijk. “Wat Claus over die stad heeft gezegd, heeft hij – in andere bewoordingen – ook over Brugge en Antwerpen gezegd. Enkel Gent kon hij goed verdragen, wellicht omdat hij er familie had wonen en er met café Hotsy Totsy, uitgebaat door zijn broer, een stamkroeg had.”
Tweede poging
“De kritiek op Kortrijk is ook dubbel. Enerzijds ziet hij de stad als een ‘triomf van pretentieuze middenstand’ omdat een West-Vlaming een commerçant móést zijn. Anderzijds zag hij zich wel als deel van Kortrijk, ook al wilde hij het anders. Zijn uitspraak ‘Het Kortrijkse gezicht (dat ik draag) bevalt me niet’ is veelbetekenend.”
In 2003 wilde het Kortrijkse stadsbestuur een nieuwe poging ondernemen om Hugo Claus tot ereburger van de stad te benoemen. “We hebben heel voorzichtig bij zijn entourage gepolst”, stelt Stefaan De Clerck, toen burgemeester. “We wisten uit 1998 dat dit ereburgerschap gevoelig lag. Hoe dan ook: toen bleek dat we weinig kans hadden op slagen, hebben we nooit de procedure voor het ereburgerschap in gang gezet.”
Georges Wildemeersch benadrukt dat Hugo Claus wel meer titels heeft geweigerd in zijn leven. “Hij heeft een aantal eredoctoraten aangeboden gekregen, maar die aanvaardde hij niet. In 1963 werd zijn boek De Verwondering bekroond in het Referendum der Vlaamse Letterkunde, maar ook die prijs weigerde hij. Reden: er was geen bedrag aan gekoppeld en Claus leefde van zijn pen. Hij vond dat een prijs minimaal het maandloon van een geschoolde arbeider moest zijn.”
“Walter van den Broeck heeft het ooit zo geformuleerd: elke jury die Claus een prijs geeft, stijgt in waarde. Waarmee hij wilde zeggen dat een jury die Claus bekroonde, zichzelf ook bekroonde. Daar valt iets voor te zeggen. Al weet ik niet of Claus daar zelf ook zo over dacht.”
In elk geval is het voor Kortrijk jammer dat het niet met Hugo Claus als ereburger kan uitpakken. Stefaan De Clerck: “Hij is een van de grootste Kortrijkzanen aller tijden als het over literatuur gaat. Onze stad heeft een ongelooflijke reputatie op dat vlak. Denk maar aan Hendrik Conscience of Guido Gezelle die hier een tijd woonden.”
Literatuur
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier