Styliste Linda Van Waesberge: “Dankzij virus draai gevonden in Oostende”

Linda Van Waesberge: “In feite ben ik wel een gelukkig mens, ja.” © Davy Coghe
Gillian Lowyck

Van het bruisende centrum van Brussel naar Raversijde om voor haar ouders te zorgen: het was een grote aanpassing voor styliste Linda Van Waesberge. Gelukkig heeft ze na drie jaar toch haar draai gevonden in Oostende, zegt ze. “Vandaag denk ik: gij hebt niets om over te zagen!”

Ze is de meest kleurrijke verschijning aan boord van de Mercator. Met haar roze jas en groene muts zorgt ze meteen voor een extra portie kleur en vrolijkheid. Hoe kan het ook anders, als je in de mode werkt? De Mercator, die kent ze goed. “Ik deed hier ooit een fotoshoot met Els Pynoo”, vertelt ze. “Ik ken het schip dus vanbinnen en vanbuiten (lacht). Een fantastische plek om foto’s te nemen!”

Linda, hoe ben jij in Oostende beland?

“Ik ben geboren in Oost-Vlaanderen en spendeerde daar ook mijn jeugd, maar verhuisde al vrij snel naar Brussel. Daar ben ik mijn hele leven gebleven, tot ik drie jaar geleden naar Oostende verhuisde. Mijn ouders wonen in Raversijde; ze zijn ondertussen 91 en 92 jaar oud. Ik ben dus naar hier gekomen om voor hen te zorgen. Het appartement in Brussel waar ik woonde, was fantastisch. Ik woonde er al sinds mijn dochter vier jaar was. Het was midden in de Dansaertwijk, waar het bruist en borrelt van het leven. Ik kende élk plekje van de stad, ik kende iedereen en iedereen kende mij. En toen verhuisde ik naar Oostende. Dat eerste jaar hier… Het was moeilijk.”

Hoe heb je dat dan beleefd?

“Ik woon in Raversijde. Het contrast met het centrum van Brussel kan niet groter zijn! Ik was het gewoon om buiten te komen en meteen naar tal van winkels te gaan, naar een film wanneer ik dat wilde. Het feit dat ik hier altijd mobiel moest zijn om gewoon iets simpel als pakweg brood te halen, dat was een aanpassing. Ook de mensen: hier in Oostende wonen grotendeels Belgen. Dat échte multiculturele van Brussel miste ik ook. Andere talen om je heen horen, andere ingrediënten kunnen kopen die je in een reguliere supermarkt moeilijk kan vinden. Dat heb ik allemaal heel fel gemist.”

Heb je uiteindelijk toch je draai gevonden?

“Ja. En het is misschien raar om te zeggen, maar het is dankzij dat stom virus. Iedereen leefde in slow motion. Is Brussel was er toen niets. Alles was dicht, de straten waren verlaten en het was er deprimerend. Hier niet. Het strand en de zee helpen. Drie jaar later kan ik zeggen dat ik mijn draai heb gevonden.”

Oostende wordt toch vaak vergeleken met Brussel.

“Ze zeggen dat vaak, maar ik zeg dan: keep on dreaming (lacht). Dat is niet waar. Veel Brusselaars komen naar Oostende wonen, dat wel. Als je in een stad wil wonen aan de kust, komt er maar één plaats in aanmerking, natuurlijk.”

Vertel eens over je werk als styliste.

“Styliste is een veelomvattende term natuurlijk. Ik ben de persoon die alles organiseert: van de locatie tot de kleren en make-upartiest vinden voor een fotoshoot. Ik werk het liefst met mensen die anders niet in de schijnwerpers staan, geen modellen. Voor hen is het doorgaans bandwerk. Zo deed ik een hele reeks shoots voor De Standaard Magazine. Ik doe ook styling voor mensen, niet alleen voor shoots. Zoals Charlotte De Bruyne voor het Filmfestival Gent, of ook gewone mensen die zich soms geen raad weten. Ik kan eerlijk zeggen dat het voor mij niet aanvoelt als werken.”

Mode is jouw passie.

“Ja. Ik ben er eigenlijk toevallig ingerold, al moet ik wel zeggen dat ik altijd al een ‘freak’ was, altijd al bezig met kleren. Weet je wat ik zo leuk vind aan de modesector? Die mensen zijn creatief, gepassioneerd en hebben geen tijd voor cinema, want hun collectie moet af (lacht). Ik werk graag met mensen die iets kunnen. Maar ik heb nooit de behoefte gehad om zelf iets te maken. Ik wil niet kopiëren, ik ben iemand die het talent heeft om met talent te werken.”

Jij startte eigenlijk in de muzieksector, onder meer als manager van Clouseau.

“Daar denk ik nooit meer aan. Hoe lang is dat ondertussen geleden? Honderd jaar! Vierhonderd jaar! Ik heb geen spijt dat ik de muzieksector achter me heb gelaten, integendeel. Alles was toen al zodanig veel aan het veranderen.”

Waar ben je het meeste trots op?

“Mijn kindje (glimlacht). Mijn dochter is ondertussen 41 jaar en zij is mijn allergrootste geluk. Ik heb ook altijd het geluk gehad om door toffe mensen omringd te zijn. Akkoord, hier en daar zat er wel eens kalf tussen (lacht). Maar als ik terug kijk, dan waren die echt wel in de minderheid. En niet ziek worden, gewoon nog alles kunnen doen vind ik ook enorm belangrijk.”

Wat maakt jou gelukkig?

“Weg gaan met mijn dochter. Dat vind ik echt geweldig. Dat hoeft niet ver te zijn, gewoon de Eurostar of Thalys nemen. Andere lucht, andere taal. Je beseft niet hoezeer je daar nood aan hebt, tot het wegviel. Deze zomer gingen we naar Milaan. Het was alsof we plots – na die coronajaren – in de mooiste stad te wereld waren! In feite ben ik wel een gelukkig mens, ja. Had je me drie jaar geleden die vraag gesteld, dan had ik waarschijnlijk wel iets anders gezegd. Maar vandaag denk ik: gij hebt niets om over te zagen (lacht).”