Oud-winnaar Ronde van Vlaanderen Roger Decock (93) uit Aarsele overleden

Roger Decock reed ook twee keer de Ronde van Frankrijk. © (foto RN)
Thomas Dubois
Thomas Dubois Editieredacteur De Weekbode Roeselare – Izegem – Tielt

In Aarsele is in de nacht van zaterdag op zondag, even na middernacht, Roger Decock overleden. Dat meldt zijn kleindochter Veronique Coene. De West-Vlaming was de oudste nog levende winnaar van de Ronde van Vlaanderen. Decock won in 1952. Hij werd 93 en overleed thuis.

Roger Decock is niet enkel bekend door zijn winst in de Ronde van Vlaanderen. Eén jaar eerder won hij de etappewestrijd Parijs-Nice na een secondenspel. Ook onder andere het Kampioenschap van Vlaanderen in Koolskamp (1951) en de Scheldeprijs (1954) pronken op zijn palmares.

Roger was profwielrenner tussen 1949 en 1961 en stond tweemaal aan de start van de Ronde van Frankrijk (1951 en 1952). Daar behaalde hij in 1951 op menselijk vlak zijn grootste prestatie. Als enige ooggetuige van de val in een ravijn van de Nederlandse geletruidrager Wim Van Est, gaf hij alle eigen ambities op om diens leven te redden. Roger Decock verwittigde de hulpdiensten, en verloor door te wachten 25 minuten. In mei 2013 was Decock te gast in het programma ‘God in Frankrijk’ van Karl Vannieuwkerke en trok hij opnieuw naar de col de l’Aubisque om dat verhaal nog eens van onder het stof te halen.

Roger Decock gaf in de Tour van 1951 zijn eigen ambities op om het leven van de Nederlander Wim Van Est te reddden

Met Decock verliest het wielerpeloton ook een schitterend verteller. In geuren en kleuren kon hij mensen boeien met zijn verhalen over wedstrijden tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Met oog voor de kleinste details vertelde hij over het leven op en naast de fiets. Zijn levensverhaal is opgetekend door zijn kleindochter Veronique Coene en Guido Van Cauwenberghe in het boek ‘Roger Decock, sluw en slim’.

“Ik begon tijdens de Tweede Wereldoorlog te koersen. Het is mijn geluk geweest. Nu beginnen ze als miniempje. Véél te vroeg. Tegen hun 20ste zijn ze opgebrand. Door de oorlog kon ik slechts 15 koersen op een jaar rijden. Het jaar erna van hetzelfde. En zo had ik na twee jaar nog altijd maar 30 wedstrijden op mijn teller”, vertelde hij enkele jaren geleden in Krant van West-Vlaanderen. Voor velen was Parijs-Nice in 1951 zijn eerste grote zege, maar daar was hij het niet mee eens. “Daar ben ik het niet mee eens. Bij de onafhankelijken was ik in 1947 de beste renner in België. Zo behaalde ik twee ritzeges in de Ronde van Zweden, waar we telkens ritten van ruim 250 km moesten rijden. Toen ik in 1949 prof werd, won ik in Desselgem en werd ik tweede in Koolskamp. En in 1951 won ik naast Parijs-Nice ook in datzelfde Koolskamp.”

Roger Decock stond bekend als een begenadigd verteller.
Roger Decock stond bekend als een begenadigd verteller.© (gf)

“In die editie van Parijs-Nice won ik geen enkele rit, maar pakte ik in de tweede rit de gele trui. Ik was de jongste van mijn team, maar mijn ploegmaats gaven die dag allemaal op. Voor aanvang van de slotrit telde ik twaalf minuten voorsprong op de Fransman Lucien Teisseire. Die dag moesten we in Ventimiglia nog de Turbie over om in Nice te finishen. Teisseire maakte bij de eerste passage aan de aankomst, op 60 km van de streep, deel uit van de kopgroep die 17 minuten voorsprong telde. Ik heb geen pretentie, maar reed de Turbie sneller omhoog dan Gino Bartali. Ik haalde alles uit de kast, ook in de afdaling via de Corniche. En toen we gefinisht waren, zeiden ze eerst dat ik vijfde was. Daarna was ik plots tweede en uiteindelijk kreeg ik te horen dat ik eindwinnaar was. Met twaalf seconden voorsprong op Teisseire. Voor de Fransen een donderslag bij heldere hemel. Teisseire dacht eerst dat hij gewonnen had en stond al met de gele trui te paraderen. (grijnst) Hij heeft hem nooit willen afgeven.”

Eerste Ronde van Frankrijk

“In 1951 reed ik mijn eerste Tour. Toen we de Pyreneeën introkken, droeg de Nederlander Wim van Est de gele trui, die hij daags voordien in de rit naar Dax gegrepen had. Van daaruit reden we naar Tarbes, met een passage via Lourdes en de Col d’Aubisque. Ik was net als Wim een tamelijk klimmerke en stond vijfde in het klassement, maar was niet zo goed als Bartali of Louison Bobet. Op de top lagen we maar enkele minuten achter en richting Tarbes kwam er een hergroepering. Voor mij liep het echter anders”, klonk het bij Roger.

Roger Decock als renner tijdens de Ronde van Frankrijk in 1951.
Roger Decock als renner tijdens de Ronde van Frankrijk in 1951.© (gf)

“Op de top van de Aubisque nam Wim resoluut de leiding, maar in de eerste bocht gleed hij al uit. Toen was er nog geen asfalt, wel een zanderige ondergrond. Ik volgde hem op een meter of 20 en passeerde hem, maar hij keerde terug en nam weer de leiding. In de tweede bocht ging hij nogmaals onderuit. En weer kwam hij terug. Na drie km volgde de derde bocht en daar kwam Wim opnieuw ten val. Hij bleef haperen aan de borduur en viel naar ik-weet-niet-waar. Ik keek in de ravijn en zag een schim, denk ik. Achteraf kregen we te horen dat hij 70 meter diep lag. Ik ben blijven staan om de volgwagens erop attent te maken. Maar niemand stopte. Tot mijn eigen ploegleider Sylvère Maes stopte en vroeg wat ik daar stond te doen. Ik moest meteen doorrijden, maar verloor die dag 25 minuten. In het klassement tuimelde ik naar plaats 39. Daarna reed ik nog een goeie Tour. In de tijdrit over 103km werd ik tweede na Hugo Koblet en voor Coppi en Bartali. In Parijs werd ik nog 17de. Zonder die val van Wim was ik waarschijnlijk heel dicht geëindigd.”

“En Wim? Die werd naar het ziekenhuis gevoerd en moest opgeven. Ik ben later nog bij hem thuis op bezoek geweest en hij is nog naar de Keizer der Nieuwelingen in Tielt gekomen. Wim was een heel sympathieke gast, maar ook wel een enorme commerçant. Later ben ik ook nog naar zijn begrafenis geweest.”

Een keer de Ronde

In 1952 won hij dan de Ronde van Vlaanderen. “Het was wreed slecht weer. Valère Ollivier en ik kleedden ons om in de Metropool in Gent, waar de start van die Ronde was. Toen we met onze rugzak klaar stonden om naar de start te vertrekken, kregen we plots bezoek van meneer Marcel Cardoen, een apotheker uit Menen. Tijdens de oorlog had die vijf jaar in de gevangenis gezeten, omdat hij Vlaamsgezind was. Maar hij was dokter en apotheker en dus werd er enorm van hem geprofiteerd.”

“Hij vroeg: Roger, mag ik je inwrijven? Ik was daar niet voor te vinden, maar liet me overhalen. Toen smeerde hij me in met zo’n licht olieproduct, van mijn haar tot mijn kleine teen. Het was ongelofelijk. De hele dag reed ik precies langs een buzzestoof. Alles gloeide. Iedereen zat op zijn fiets te beven, behalve ik. Door het slechte weer kregen we die dag een natuurlijke selectie. Op weg naar Geraardsbergen reed Bobet weg uit een groep van twaalf. Hij kwam als eerste boven, ik als tweede. Later hoorde ik dat de eerste op de top van de Muur 7.000 frank kreeg, de tweede 3.000. Recent zag ik een reportage. Bobet zou zelfs 10.000 frank gekregen hebben. (glimlacht) In Aalst telde hij vier minuten voorsprong, maar Briek Schotte trok in de reactie. De Italiaan Loretto Petrucci, winnaar van Milaan-Sanremo, reageerde. Ik moest enkel volgen. Ook Wim van Est was er nog bij.”

“De aankomst van de Ronde lag toen in Wetteren. Normaal was dat langs de spoorweg op kasseien, maar dat jaar lag de streep 200 meter verder op de macadam. Briek viel nog eens aan, Petrucci reageerde, maar ik zag dat hij alles moest geven om die twee lengtes dicht te krijgen. Logisch, hé. We hadden al 260 km in erbarmelijke omstandigheden gekoerst. Ik zat in Petrucci’s wiel en demarreerde. Toen zag ik nog één iets: het spandoek. En ik won, met 15 meter voorsprong. Petrucci werd tweede, Briek derde en Van Est vierde. Of ik me later nog heb laten inwrijven met dezelfde olie? Neen, ik had nog zo’n flesje staan, maar op dat moment van je leven sta je daar niet bij stil.”

“Ik heb de Ronde één keer gewonnen, maar had hem twee en misschien zelfs drie keer kunnen winnen. In 1951 raakten Fiorenzo Magni, Petrucci en ik voorop. Zes minuten voorsprong telden we in de buurt van Strijpen. Maar ik reed lek en kreeg geen nieuw wiel. Je weet nooit wat er gebeurd zou zijn. Magni zat steendood, hé. En ik was na een klassieker redelijk snel aan de meet.”

Cafébaas

Roger was na zijn carrière ook lange tijd cafébaas. “Mijn vader en moeder hielden een café open in Izegem. In april 1949 hebben mijn vrouw en ik het overgenomen, maar in augustus 1954 zijn we naar Tielt gekomen. De eigenaar van een ijzerwinkel in Tielt overleed aan een hartaderbreuk. Brouwerij Vondel is daar op gesprongen en wilde er een café van maken. Ze hebben mij gevraagd om naar Tielt te komen. Vanaf dan hielden we Café Sportclub in de Kortrijksestraat open. Vervolgens zijn we in 1961 naar hier (Café Wildeman, red.) gekomen, omdat het een schutterslokaal was en ik toen als boogschutter actief was. We hebben hier uiteindelijk tot juni 1987 gewoond. Toen ben ik met pensioen gegaan en in Aarsele komen wonen.”

Veroniquehttps://www.facebook.com/veronique.coene.1https://www.facebook.comFacebook1

Pepe Roger "Cockske" Decock is vandaag Pinksteren thuis in Aarsele overleden.

Jouw laatste rit gereden
Jouw laatste…

Geplaatst door Veronique Coene op Zaterdag 30 mei 2020

rich1.0https://www.facebook.com/veronique.coene.1/posts/10218841488923014552

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier