Ontsnapt aan ramp door… regen

Jan Gheysen
Jan Gheysen Opiniërend hoofdredacteur

Journalist bij een dagkrant, aan het roer bij de lokale tv, hoofdredacteur van KW… Na 35 jaar in de West-Vlaamse media zit de carrière van onze Jan Gheysen er bijna op. Tien weken lang neemt hij afscheid met een reeks reportages. Gheysen graaft in zijn geheugen en duikt in onze nieuwsgeschiedenis. Vandaag: de fatale airshow van Oostende.

Het was een buitenkansje. We zouden de supersonische Concorde zien landen en opstijgen, voor de eerste en waarschijnlijk meteen ook voor de laatste keer. Het toestel had geen toekomst. We hadden al kleinere vliegmeetings bijgewoond, onder meer in Moorsele. Maar de affiche van de Oostendse meeting met die ultieme Concorde-kans lokte ons op een vrije dag zeewaarts. Ons, dat was mijn zoon, toen negen jaar, en ikzelf.

We vlogen geregeld zelf. Soms met een sportvliegtuigje, maar meestal vonden we het leuker om een Boeiing over de oceaan te sturen. Mijn zoon Willem kon er beter mee weg dan ikzelf, moet ik toegeven. Hij kende meer knoppen van Flightsimulator op onze pc dan ik. Met een supersonisch vliegtuig als de Concorde hadden we nog niet gevlogen, meer nog, we hadden er nog nooit een zien vliegen. Naar Oostende dus, die zaterdagmiddag, eind juli 1997.

Ik was toen aan de slag als eindredacteur bij WTV en had een vrije zaterdag. Oostende was bovendien Focusgebied , beroepshalve hadden we er dus niets te zoeken en konden we helemaal vrij op de tarmac van de Oostendse luchthaven rondlopen. Er was veel volk, zo’n 50.000 toeschouwers. We parkeerden de auto ver van de meeting, aan het begin van de landingsbaan, in de Torhoutsesteenweg.

Gedruppel

Omstreeks half vijf vond ik dat het welletjes was geweest. We hadden alles gezien wat we vooraf hadden uitgestippeld. En het begon te druppelen . We hadden onze jassen en trui in de auto achtergelaten, het was per slot van rekening zomer. Maar als het echt ging regenen, dan zouden we door en door nat zijn voor we bij de auto waren. Ophoepelen dus.

“Wacht nog even, daar is nog een klein vliegtuigje toeren aan het uithalen”, zeurde Willem.

“Neen”, zei ik, “als we de auto willen halen voor de regen met bakken uit de lucht valt, moeten we nu weg.”

“Het doet raar”, zei Willem, terwijl hij om keek. “Daarvoor is hij hier”, zei ik nog. “Kom, we mogen geen tijd verliezen, straks staan we in de file.”

En toen gebeurde het. We horen een ontploffing, draaien ons om en zien steekvlammen en zwarte rook. Geschreeuw. Mensen lopen ons voorbij, richting uitgang. Het duurt een tijdje voor we door hebben dat het vliegtuigje dat daarnet nog raar deed, is neergestort. Om ons heen is er paniek. Er wordt geroepen, maar we verstaan niemand.

Chaos

Ik twijfel. Er schiet van alles door mijn hoofd. Intussen hou ik de hand van Willem geklemd in mijn hand. “We moeten samen blijven”, zeg ik. “Hou me goed vast.” Maar dan gaat het weer in mijn hoofd tekeer: keren we op onze stappen terug om te achterhalen wat er precies is gebeurd? Nee, we zijn niet aan het werk, het is aan Focus. Maar zijn ze hier? Heb ik al een cameraploeg gezien? Ik moet de mannen van Focus zo rap mogelijk zien te bereiken. En daarvoor – er waren nog geen gsm’s – moet ik naar mijn mobiele telefoon in de WTV-auto.

Airshow Oostende

Zaterdag 26 juli 1997. Om 16.45 uur begint Omar Bilal van de Royal Jordanian Falcons aan zijn solodemonstratie. Vier minuten later raakt de stuntvlieger in de problemen en stort neer vlakbij de publiekszone. Het toestel schuift als een vuurbal in de tent van het Rode Kruis.

Acht toeschouwers worden dodelijk getroffen. Ook de 29-jarige piloot overleeft de ramp niet. Een medewerker van de Oostendse Rode Kruisafdeling overlijdt later in het UZ Gent. Zesenvijftig toeschouwers raken gewond.

Op het proces dat jaren later volgt, wordt de piloot als enige schuldige aangeduid. Voor de nabestaanden volgt nog een lange lijdensweg eer ze een schadevergoeding krijgen.

Het is een heel eind stappen en we zien en horen de ene ziekenwagen na de andere voorbijflitsen. Brandweerwagens ook en politie. Een klein half uur later zijn we bij de auto, we bellen naar huis om te laten weten dat we veilig zijn. Maar ze hadden daar nog niets over een ramp gehoord. Ik bel naar Focus in Jabbeke. Er is niemand op de redactie. Natuurlijk niet, het is zaterdagavond. Dan maar onze mensen verwittigd, of zij iemand van Focus kunnen bereiken. Maar tegen die tijd is de ramp al radionieuws. Er zijn doden gevallen, horen we. En talloze gewonden.

We raken niet van de parkeerplaats. De weg is afgesloten om ambulances en brandweerwagens voorrang te geven. Het blijft duren. We wachten en luisteren naar de nieuwsflitsen over de ramp op de radio. Het toestel is neergestort, horen we, in de buurt van de Rode Kruis-tent. Ik slik, mijn benen beginnen te trillen. Daar stonden we toen het begon te druppelen. Ik zwijg erover tegen Willem die achteraan in de auto de ziekenwagens aan het tellen is. Op dat moment realiseer ik me dat we dankzij de regen aan de ramp zijn ontsnapt. Op enkele minuten na.

In de weken die volgen, schiet ik ’s nachts geregeld wakker. In paniek. Nat van het zweet. Ik zie Willem zich omdraaien terwijl we net aan die Rode Kruis-stand zijn vertrokken. Hij wijst naar het vliegtuig en trekt aan mijn arm om nog even te wachten en te kijken. Het beeld is niet verdwenen, ik zie het zo weer voor me. Negen mensen, onder wie de Jordaanse piloot, sterven ter plekke, een slachtoffer overlijdt later aan zijn verwondingen. Het was de laatste keer dat ik naar een vliegshow ben geweest.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."