Luuk Gruwez, West-Vlaming in Limburg: “Limburg bevrijdde mij van het dialect”

Luuk Gruwez in een van zijn favoriete wandelgebieden in Limburg: de Platwijers. (foto Serge Minten) © Serge Minten
Marij Wyers
Marij Wyers Journalist Het Belang van Limburg

Schrijver-dichter-essayist Luuk Gruwez (66) woont al 45 jaar in Hasselt, samen met zijn partner Totje. Langer dan zijn jeugd- en studiejaren in Deerlijk en Kortrijk. Toch beschouwt de West-Vlaming zich nog niet als een Limburger. Als hij het over de Limburgers heeft, zegt hij ‘jullie’ en niet ‘wij’. Tijdens ons gesprek in de Platwijers spreekt germanist Luuk Gruwez zoals hij schrijft: in goed overdachte en verzorgde zinnen die blijk geven van zijn rijke woordenschat.

Dit artikel maakt deel uit van een uniek samenwerkingsproject tussen De Krant van West-Vlaanderen en Het Belang van Limburg.

In het Hasseltse natuurgebied op de grens met Zonhoven onttrekt de naar eigen zeggen onrustige geest zich aan de voortdenderende tijd. De Platwijers behoort intussen tot een van zijn favoriete wandelgebieden. “De natuur is het bewijs dat ik ouder word. Ooit schreef ik: Wanneer eindelijk in mijn leven het moment aanbreekt dat ik gesprekken begin aan te gaan met de tulp en het vergeet-me-nietje, dan is het tijd dat mannen in witte jassen komen om mij in een of andere instelling te plaatsen. De tijd van die gedachten is voorbij. (glimlacht) Ik ben ouder en trager geworden. En dat betekent dat ik veel langer stil sta bij wat ik om me heen zie, en dat is dus ook natuur.”

Tijdens een recent verblijf in de buurt van Westvleteren keek hij zelfs geestdriftig toe hoe vogelaars een grauwe kiekendief aan het spotten waren, een bijzondere roofvogel die in onze streken nagenoeg verdwenen is. “Ik heb een voorliefde voor vogels, zoals mijn vader en grootvader, maar het mangelt mij helaas aan kennis. Mijn vader had een volière en een passie voor opgezette vogels. We hadden zelfs exotische exemplaren in huis, onder zo’n mariastolp. Ook de pauw van de buren stond op de piano te pronken. Met al zijn herrie verstoorde dat beest de slaap van mijn vader die er tijdens het weekend op gesteld was lang uit te slapen. Dus stapte hij, gewapend met zijn portefeuille op de buurman af, kocht het beest en liet het slachten en opzetten.”

Niet voor het bronsgroen eikenhout, kwam Luuk naar Limburg. “Landschappelijk schoon was voor mij destijds niet echt superieur aan pakweg asfalt en beton. Mijn zwak voor de natuur was matig ontwikkeld, al was ik wel al een dierenvriend.” Evenmin de liefde lokte de jongeman van Deerlijk naar Hasselt. “Totje heeft me wel hier gehouden!”

Hoe bent u dan wel in Limburg beland?

“Eerder toevallig. Na mijn studie Germaanse filologie heb ik overal gesolliciteerd, behalve in mijn eigen streek. Het zuidwesten van mijn provincie was voor mij de minst aantrekkelijke regio van West-Vlaanderen. Er heerste een enorme prestatiecultuur die al vrij snel tot frauduleuze excessen zou leiden. Wel is het vermoedelijk zo dat West-Vlamingen vanwege hun daadkracht tot op de huidige dag meer dan gemiddeld succesvol zijn, niet zelden ten koste van hun mentale gezondheid. Zij voelen zich als het ware genoodzaakt een prestatie te leveren om te mogen deelnemen aan het bestaan. Ik had het daar moeilijk mee.”

“Zuid-West-Vlaanderen was voor mij de plek waar moeten veel belangrijker dan mogen was. Maar mijn sollicitatie bracht mij als leerkracht bij de Blauwe Nonnen in Hasselt voor een interimjob van een kleine maand. Daarna kreeg ik in dezelfde stad een vaste betrekking aangeboden als leraar Nederlands in het kunstonderwijs. Het was 1976. Tegen het eind van dat jaar leerde ik mijn vriendin kennen en het jaar daarop werden wij een paar. Totje is een Limburgse, afkomstig van Beringen-Mijn. Onze Limburgs-West-Vlaamse alliantie heeft altijd standgehouden: de extremen vinden elkaar.”

Limburg lijkt u te bevallen, zo getuigt u in uw boek ‘Het land van de wangen’ uit 1998.

“In dat boek geef ik vanuit West-Vlaanderen mijn visie op Limburg. Toen dacht ik dat het leven hier vanzelfsprekender zou zijn, met bijzonder gastvrije mensen, met minder streberigheid en meer dan gemiddelde aardigheid. Enfin: de bekende clichés. Limburg bevrijdde mij ook enigszins van de verplichtingen van mijn dialect. In West-Vlaanderen moest je koste wat het kost West-Vlaams praten. Week je daarvan af en probeerde je beschaafd te praten, dan vond men je een dikke nek.” “

Het West-Vlaams beschouwde ik als de taal waarin men mij gemaakt had. In Limburg kon ik mij alleen met beschaafd Nederlands verstaanbaar maken. Dus kon ik hier de taal spreken waarmee ík mijzelf zou maken en dat bevrijdde mij van bepaalde West-Vlaamse waarden die mij ongenegen waren. Limburg was voor mij het land van de wangen. Die wangen verwezen in mijn optiek naar de Limburgse glimlach.”

Deze nobele gedachte is inmiddels achterhaald. Na 22 jaar schetst u een ander beeld van Limburg in uw nieuwste boek ‘Het land van de handen’.

“Nu woon ik hier. In het boek Het land van de handen blik ik met toegenomen sentiment terug naar West-Vlaanderen. Over heel Vlaanderen is intussen een deken van grote verzuring gelegd. Ook Limburg is daar mijns inziens niet aan ontsnapt. Ook Limburgers willen zich nu profileren. Hun ooit alom geprezen hartelijkheid is wellicht afgenomen. Ook hier groeten mensen elkaar niet meer d’office. Iedereen is in de ban van de tijd. Al heeft corona een en ander, misschien voorlopig, weer enigszins vertraagd: afstand nodigt nu eenmaal uit tot contact. Mijn eerste boek was de realiteit van twintig jaar geleden. De cirkel is bijna rond. Ik kwam van west naar oost en nu ga ik van oost naar west. Niet om mij er te vestigen, maar ik kom er toch weer vaker.”

In juni was u op huisruil bij vrienden in het West-Vlaamse stadje Lo.

“Voor het eerst woonden onze vrienden een dag of vijf in ons huis, terwijl wij dat van hen betrokken. Wij hadden wel al vaker in het omwalde huis van onze vrienden verbleven, om op hun dieren te passen wanneer zij in een of ander buitenland met vakantie waren. Totje en ik onderhielden er dan een vriendschappelijke relatie met de dieren. Soms bedacht ik ze met een naam. De haan heette Cantecleer, de Vlaamse reus Oblomow. Ik voerde dolkomische gesprekken met die beesten.”

“Lo is een stadje in de Westhoek, een idyllische plek. In die streek wonen nog vrienden. Een klasgenoot, broeder Godfried, is er prior in de abdij van Westvleteren. Niet ver daarvandaan, ligt Krombeke, het dorp waar opa Bing, mijn grootvader van vaderskant, zijn hele jeugd heeft doorgebracht tot hij uiteindelijk in Kortrijk, mijn geboortestad, belandde. Net als ik begon bij hem op latere leeftijd het heimwee naar zijn bakermat aan hem te knagen.”

Is Limburg dan niet uw thuis?

“Niet echt. Mijn vriendin en ik reizen veel. Naar de Griekse eilanden, bijvoorbeeld: al 48 verschillende eilanden hebben we bezocht. Ook verblijven we vaak in de Provence. En voor een internationaal poëziefestival zit ik soms op een of andere transatlantische bestemming. Overal zoek ik een plek om thuis te komen. Van in de wieg ben ik geterroriseerd door onrust. Dat heb ik van mijn moeder. In haar woedde net dezelfde nervositeit. Al jong voelde zij zich teleurgesteld in haar droom. Ze was het mooiste meisje van Deerlijk, als een prinses, maar mijn vader bleek niet de ridder op het witte paard. (glimlacht) Die onrust deel ik met haar en die is waarschijnlijk ook nodig. Daarzonder zou ik niet kunnen schrijven. “

Waar denkt u dat thuis kan zijn?

“Je bent volgens mij van de plaats waar je voor de eerste keer verliefd bent geweest. Bij het terugkijken in de tijd, heb ik het grootste gevoel van gelukzaligheid gekend in Deerlijk, als kind in de tuin achter de weverij van mijn grootouders, onder de grote notelaar, waar ik in mijn eentje mijn tent opzette, en waar mijn lievelingsoma Liesje, die mij volgens objectieve waarnemers buitensporig heeft verwend, koude kip naar me toe bracht. Een andere plek die mij een groot thuisgevoel verschaft, is Heuvelland, pal op de Belgisch-Franse grens.”

“Het gaat om de streek rond Ieper met heuvels als de Kemmelberg, de Rode Berg en de Zwarte Berg, waarvan de glooiingen niet aan echte bergen doen denken, maar aan een haast erotisch, moederlijk landschap. Ik ben via mijn jeugd ook sterk geporteerd voor de Franse cultuur, en met mijn gastronomische neigingen bevallen de bistro’s in die streek mij ook ten zeerste.” (lacht)

Hoe omschrijft u Limburg na 45 jaar wonen en leven?

“Een verleden dat op een ietwat geforceerde manier toekomst wil zijn. Vanuit een minderwaardigheid haalt Limburg té megalomaan uit in een poging om zichzelf op de kaart te willen zetten. Quartier Bleu bijvoorbeeld en de attractie fietsen door het water.”

Heeft u spijt dat u hier bent komen wonen?

“O, nee. Ik heb hier mijn vriendin leren kennen. En die clash tussen twee leefwerelden heb ik nodig gehad voor mijn literaire werk: de wereld van de droom (Limburg) versus de wereld van de daad (West-Vlaanderen). Beide provincies zijn een conglomeraat van waarden. Ik heb twee microkosmossen leren kennen. Soms is er afstand nodig om te weten hoe iets eruitziet. Dat is het verschil tussen een belever en een waarnemer. Enkel die laatste krijgt overzicht. Leven in Limburg heeft mij doen inzien dat bepaalde delen in West-Vlaanderen een zekere aantrekkelijkheid hebben.”


De favorieten van Luuk

Lievelingsgerecht in Limburg: “Boekweitpannenkoek met spek en stroop.”

Heimweegerecht uit West-Vlaanderen: “Een van de beste gerechten, bereid door mijn oma Liesje, was een kalfsgebraad met een gemixte saus van selder, wortelen en ui, waaraan maderawijn en champignons werden toegevoegd. En vooral veel room.”

Lievelingsplek in Limburg: “Ik heb een zwak voor de natuur rond Oudsbergen en, dichterbij de plek waar wij wonen, de Wijers. Maar ook het arboretum in Bokrijk en de mijncités.”

Mooiste Limburgse woord: “Het woord chauwelen/sjauwelen. Het betekent zoveel als kletsen, maar klinkt aaibaarder.”

Mooiste Limburgse uitdrukking: Iest Iemke en dan Iemke zijn jung. Betekent zoveel als: respecteer de hiërarchie.”

Vreemdste gewoonte in Limburg: “Een Limburger heeft soms de neiging zich kleiner te voelen dat hij is en probeert dit vervolgens te verbergen achter een slogan die het tegenovergestelde laat uitschijnen, bijvoorbeeld Hasselt heeft het!

Waar moet elke West-Vlaamse toerist zeker naartoe in Limburg: “Het fiets- en wandelroutenetwerk exploreren. En het internationaal openluchttheaterfestival Theater op de markt.”