James Ensor: bij leven al een wandelend standbeeld

Het borstbeeld doet Ensors epitheton ornans ‘Wandelend standbeeld’ alle eer aan. © ML
Marc Loy
Marc Loy Medewerker KW

Velen (her)ontdekken tegenwoordig het plezier van het wandelen. Zowel in de natuur als in de stad. Wie Oostende doorkruist, passeert ettelijke plaatsen, beelden of objecten met een bijzondere geschiedenis. Marc Loy, stadsgids bij Gidsenkring Lange Nelle, haalt elke week zijn loep boven, op zoek naar opvallende Oostendse verhalen.

Hoe vaak is Ensor bij leven en welzijn zijn eigen borstbeeld, gebeiteld in steen, niet gaan groeten in het plantsoen voor het voormalige kursaal. Die buste kwam er in 1930 toen hij 70 werd en zich ondertussen ook baron mocht noemen. Op de foto’s van de onthulling, te zien in Het James Ensor Huis, poseert hij samen met een delegatie van het stadsbestuur, zijn zus Mitche, haar dochter Alex en Jules Daveluy, Alex’ zoon. Op een ander foto ontwaren we ook Léon Spilliaert. De meester deelt met Lucy Loes de zeldzame eer om al bij leven en welzijn ook als monument in de stad op te duiken.

Bronzen replica

Het borstbeeld is van de hand van de Brussels beeldhouwer Edmond de Valériola. Bij de afbraak van de kursaalruïne in 1943 verhuist het beeld met sokkel, na de oorlog, naar het Leopoldpark. Maar daar verdwijnt het, na 40 jaar, voor de aanleg van een groter plein ter hoogte van het ondertussen verplaatste Bloemenuurwerk. Zwaar geërodeerd door water en wind krijgt het origineel asiel in het depot van het stedelijk Museum voor Schone Kunsten (nu Mu.ZEE). Een bronzen replica van Irenee Duriez krijgt zijn vaste stek op het bordes van de Venetiaanse Gaanderijen en kijkt de meester voor het eerst over zee uit. Maar als zoveel jaren later daar een bronzen koning Boudewijn zaliger komt aangewandeld richting Venetiaanse, moet Ensor weer wijken. Niet ver van zijn eerste halte in De Hof verschuilt de meester zich tot vandaag in het groen. Het borstbeeld doet Ensors epitheton ornans Wandelend standbeeld alle eer aan.

Hugo Claus

In zijn roman De verwondering (1962) reanimeert Hugo Claus, misschien wel geïnspireerd door het borstbeeld, Ensor op wandel met zijn trouwe knecht Gustje: Hij (de leraar) keerde terug in het park en sloeg het pad in naar het miniatuurgolfterrein. Kwam een bank tegen waarop een witharige heer zat, met achter hem een donkergekleed iemand die met zijn beide handen op de leuning van de bank drukte … De grijsaard steunde op een ebbenhouten stok waarvan de zilveren punt half in het zand stak en hij zong een mars met veel tatata’s. De man achter hem, bewaker, verpleger, cipier, keek in de nek van zijn meester; Of slachtoffer. Goedemorgen, zei de leraar, opgewekter dan hij was.’ Zo beschrijft Claus op die locatie de denkbeeldige ontmoeting tussen de levende Ensor en zijn hoofdpersonage ‘de leraar’.

Spijs en drank

Zijn eigen mythe creërend gaat Ensor bijna dagelijks zijn bronzen zichzelf groeten. Eerst nog aan het kursaal, de laatste levensjaren in het park. Als hij in 1942, midden het oorlogsgeweld, via de radio per abuis, moet vernemen dat hij overleden is, gaat hij, naar het schijnt, de daaropvolgende dagen ostentatief zijn eigen standbeeld groeten.

Vergeten we de tearooms, RVZ-tehuizen, dranken en spijzen die zijn naam dragen. Ensor blijft met meer dynamiek aanwezig in zijn stad: naast zijn borstbeeld ontleende ook een overdekte galerij zijn naam, is zijn huis – een attractief, interactief belevingscentrum – schitteren zijn werken in Mu.ZEE, komt er in 2024 een zoveelste hommage aan man en werk, gaf hij zijn naam aan de trofeeën van het Film Festival Oostende en vond hij de rust in de schaduw van het Duinenkerkje.