De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Caféklap in ‘t Vissershuis in Bredene: “Het is nu tijd om zelf te gaan varen”

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Kurt Vandemaele op zoek naar de wijsheid in de kan, deze week bij Diane Hallemeersch in ‘t Vissershuis in Bredene.

Er prijkt een ’49’ op de voordeur van ‘t Vissershuis in Bredene, omgord door een olympische krans, maar de vrouw voor wie dit eerbetoon bestemd is, zweert dat ze er geen 50ste jaar bij doet. “Ik was 22 toen ik begon in ’69” zegt Diane. “En geloof me, had ik gekund, ik was er nog tien jaar mee doorgegaan, maar tegenwoordig zie ik vaker de dokter dan sommige van mijn klanten. Het was een mooie tijd, maar hij is voorbij.”

Eind dit jaar is het voorgoed gedaan. Zij en haar man Norbert zoeken een overnemer. Linda, die al jaren in de zaak werkt, voelt zich niet geroepen. “Ik heb genoeg gezien, genoeg gehoord, ik doe het niet,” zucht ze. “Er is iemand geïnteresseerd, maar die wil er een tearoom van maken,” sust Diane. “Daarmee zal ik mijn dorst niet kunnen lessen,” pruttelt Jean-Pierre.

Dominique wil vooral het goede onthouden. “Ik heb Diane vorige week op het internet een quotering van vijf sterren gegeven. Ge moet het maar doen, 49 jaar.” Diane knikt. “Het is bij momenten zwaar geweest. Twee keer een kind verloren tijdens de zwangerschap. Rust is er vaak niet bij in de stiel.” Zij en Norbert zijn alleen gebleven. “Ik had er destijds geen zin in. Aanvankelijk zou mijn man het café uitbaten. Ik werkte aan de stad in Oostende. Maar na een paar maanden was hij het al beu: ‘Dit is niets voor mij, ik ga weer met vrachtwagens rijden. Doe jij dat maar.’ Ik voelde er niets voor, maar ons geld zat hierin. Een andere keuze was er niet.

Het waren tijden dat de man nog baas was in huis. #metoo zou nog een halve eeuw op zich laten wachten. Diane was gelukkig wel wat vertrouwd met de stiel. “Mijn moeder had nog café gehouden in Oostende, en haar ma ook.” Zou dat dezelfde vrouw zijn wiens getekende portret tegen de muur hangt? Een vissersvrouw. Er hangt zo’n beeltenis van een man. “Dat zijn mijn grootouders, ze waren vissers. Kijk, dat was hun schip.”

En ze wijst naar een schilderijtje tegen de muur. “De Oostende 010. We zijn daarmee naar Engeland gevlucht. In de oorlog. Of liever, mijn ouders zijn naar daar gevlucht. Ik was twee toen we terugkeerden.” Zo komt het dat er onder het vakje geboorteplaats ‘Brixham’ op haar identiteitskaart staat. “Ja, dat ligt ver in Engeland. Ons vader heeft ons daar gemaakt. Alleen mijn oudste zus is hier geboren. Ja, drie meisjes. Geen één voor de visserij. Vroeger was dat zo. Als je een zoon had, zeiden ze al terwijl hij nog in de wieg lag: die gaat ook varen.”

Diane zegt dat ze heeft welgevaren zonder op zee te gaan. Ze kreeg vaak vissers te zien in haar café, dat ze met de jaren versierde met prachtige modelboten, bustes van vissers en een unieke boordradio’s. “Ze hebben er al geld voor geboden, maar ik verkoop niets. Ook niet aan wie het café wil overnemen. Er gaat niets weg uit mijn collectie voor ik dood ben. Norbert weet dat.”

Hem zien we niet. “Hij komt nog zelden in het café. Vroeger wel. In de zomer zette hij een tent achterin, en kwamen er artiesten optreden. Will Tura heeft hier nog gezongen. En Eddy Wally wel drie keer. Ik herinner me nog goed dat Norbert hem heeft gedragen. Het had hard geregend en achterin was er modder. En Eddy Wally wou zijn schoenen niet vuilmaken. Heerlijke tijden.”

Eddy Wally had beter moeten weten. Wellicht heeft hij nooit de memoires van Michael Caine gelezen. Die was zelf nog geen ster toen hij vroeg aan John Wayne hoe het was om beroemd te zijn. Amerika’s bekendste cowboy vond het geweldig, behalve dat mannen die in de toiletten altijd op zijn schoenen plasten wanneer ze vroegen: ‘Excuseer, ben jij John Wayne?’

In het Vissershuis wordt er ook wel eens naast het urinoir geplast, ondanks het opschrift dat Diane erboven heeft gehangen: ‘Als je niet kan mikken, ga dan zitten man’, zo luidt het. “Dat helpt niet echt,” legt Rudy uit. “Als je het tracht te lezen, dan mik je er ook naast. En als je hier drie uur aan de toog hangt, dan ben je vaak gewoon niet meer tot lezen in staat.”

En waar vissers zitten, wil het wel eens naar vis ruiken. Al zitten er nauwelijks nog vissers in het Vissershuis. Danny komt zelden op zee, maar werkt nog nog wel in de visindustrie. “Geld stinkt,” zegt Danny, “wat maakt het dan uit of je naar vis ruikt terwijl je het verdient.” Opeens hangt er een vreemde geur in het café. Het koppel dat binnenkomt heeft twee Maltezers mee die staan te daveren op hun poten.

“Het zijn zij die zo stinken. Angstzweet. We passeerden hier net voorbij een huis waar de deur openging en een Duitse herdershond naar buiten glipte. Dat beest heeft hen gebeten.” Diane schiet meteen ter hulp. “Hier een teugje,” zegt ze terwijl ze de hondjes een bekertje water toeschuift. “Zou ik ook nog een teugje kunnen krijgen?” roept Rudy.

Hij wipt van zijn barkruk en waggelt naar buiten om een sigaretje op te steken: “Gelukkig dat ik nog rook,” zegt hij, “anders had ik helemaal geen beweging meer.” En wat ga jij doen als je stopt, wil ik nog weten van Diane. “Het is nu tijd om zelf te gaan varen. Met een cruise. Dat doen we graag, Norbert en ik. Ik ben altijd gek geweest op boten.”