Het citytripduel, deel 2: “Letterlijk overal in Hasselt vind je geluksplekjes”
Neem het van ons aan: Hasselt is een nog veel te weinig ontdekte parel die een staycation wat extra kan doen glinsteren. Het historische stadscentrum ligt haast letterlijk op een zakdoek, maar de groene gordel omheen het epicentrum van de jeneverwereld is om duimen en vingers van af te likken. Dat konden we tijdens een turbocitytrip van iets meer dan twee uur met onze eigen ogen ontdekken. En we verklappen het u nu al: deze zomer gaan we nog eens terug.
Een stad ontdekken kan je op tal van manieren doen. Op eigen houtje met een reisgids of godbetert Wikipedia op je smartphone in de aanslag, of met een doorgewinterde stadsgids onder de arm. Ik opteer voor de tweede mogelijkheid, maar sla ook dáár een iets andere weg in: geen officieel aan Hasselt verbonden gids, wel de Hasselt Greeters. Dit relatief nieuw concept – de groep ging pas op 1 juli officieel van start – bestaat uit enkele rasechte Hasselaars die de toerist gratis mee op sleeptouw nemen. En volledig op maat, want vooraf worden de wensen en verwachtingen duidelijk in kaart gebracht. Een stevig bad in de Hasseltse geschiedenis? Geen probleem. Of liever alles te weten komen over de rijke jeneversector? U hebt het hen maar te vragen.
Ik kies echter voor een amper betreden pad: de groene gordel die de hoofdstad van Limburg in een zachte knuffel houdt. Vooraf krijg ik te horen dat er een fietstocht van om en bij de 28 kilometer op de planning staat, dus verschijn ik met stevig ingewreven benen aan de start in hartje Hasselt, waar greeters Berto Schoenmaekers, Ludo Quintens en Veerle Jorissen me staan op te wachten. “Voor een West-Vlaming kan een fietsritje toch geen probleem zijn?”, krijg ik meteen te horen. “Bij jullie maken ze Flandriens toch aan de lopende band?”
De toon is gezet en wanneer ik laat vallen dat ik van hetzelfde dorp afkomstig ben als Yves Lampaert, stijgen de verwachtingen alleen maar. “We zullen onderweg af en toe stevig moeten skarten“, knipoogt Berto. “Je zal je dus in je element voelen.”
Borrelmanneke
Maar voor we het stalen ros beklimmen, volgt eerst een bezoek aan het centrum van de stad. Op Formule 1-niveau. Ik word mee op sleeptouw genomen doorheen smalle steegjes die de stad met elkaar verbinden en het gemotoriseerd verkeer zo volledig buitenspel zetten. Ik kijk mijn ogen uit. Letterlijk overal in de stad vind je ingesloten oases van rust. Of geluksplekjes, zoals mijn trio begeleiders ze noemen.
(lees verder onder de foto)
We houden even halt aan het standbeeld van het Borrelmanneke in de Maastrichterstraat, want wie het over Hasselt heeft, komt al snel bij de typische graanjenever terecht. “Ons mooiste exportproduct”, wordt me toegeworpen. En voor ik het goed en wel besef, zit mijn gezelschap begeleiders op kruissnelheid. Dat de stad in vervlogen tijden tot dertig jeneverstokerijen telde, dat de klare nog altijd de beste is en dat de drank voor voorspoed en welvaart heeft gezorgd. Ik moet hen zélf vragen om een versnelling lager te schakelen, want anders zouden we de fietstocht nooit meer halen, vrees ik. Het is duidelijk: Jenever en Hasselaren, het is en blijft een bijzonder geslaagd huwelijk. Al zal ik het Nationaal Jenevermuseum een andere keer met een bezoekje vereren. Ik wil de fiets op.
We brengen nog een blitzbezoek aan de schitterend vernieuwde Grote Markt en ik vergaap me er aan enkele huizen in typisch Haspengouwse bouwstijl, maar dan is het tijd voor het hoofdgerecht van de dag: de groene long rond Hasselt ontdekken.
Onze etappe start met een rit in lijn richting Het Prinsenhof in deelgemeente Kuringen. Het huidige kasteeltje dateert van de negentiende eeuw, vertellen Berto, Ludo en Veerle me, maar ik word er meteen ondergedompeld in de rijke geschiedenis van de hele provincie Limburg. En die naam, die ons nu zo vertrouwd in de oren klinkt, is eigenlijk foutief. “Het zit zo: onze provincie is de verdienste van de Graven van Loon – of Looz in het Frans. Zij startten hun veroveringstocht omstreeks 1020 vanuit Borgloon, maar twee eeuwen later strekte hun domein zich uit over een groot deel van het huidige Limburg. En eigenlijk hebben we historisch gezien geen sikkepit met Vlaanderen te zien, want vanaf 1366 was er een personele unie met het prinsbisdom van Luik. Tot aan de Franse tijd eind achttiende eeuw moest elke prins-bisschop zelfs trouw zweren aan de Loonse wetgeving. Maar toen in 1815 de Nederlandse Koning Willem I hier de plak kwam zwaaien, veranderde hij de naam in Limburg, naar analogie met de Nederlandse provincie ten noorden van ons. Hij wilde niet dat de benaming Limburg in de nevelen der tijd verloren zou gaan. De rest is geschiedenis.”
Wie dieper op de mijlpalen van Limburg slash Loon wil ingaan, zal zijn gading zeker vinden in de vele infoborden van Het Prinsenhof. Ook het kasteel zelf is een schitterend staaltje klassieke architectuur, maar veel tijd om elk detail te ontdekken, heb ik niet. Mijn persoonlijk peloton staat klaar om naar de volgende bezienswaardigheid te pedaleren: de historische abdij van Herkenrode. Hop, opnieuw het zadel op!
26.000 hectare vijvers
Onze tocht voert me langs wuivende bomen, uitgestrekte weides met grazende koeien en onverharde wegen wanneer aan de horizon een statig bouwwerk opdoemt: het voormalige klooster voor cisterciënzerinnen. Die werd in het gezegende jaar 1192 gesticht door Gerard Van Loon, de zesde graaf van het gelijknamige graafschap, en is ronduit indrukwekkend. “Deze plek moet honderden jaren geleden nog véél adembenemender geweest zijn”, legt Berto uit. En gelijk heeft hij, want de voormalige kerk, het kloosterpand en de kapittelzaal zijn verdwenen en de restanten bevinden zich nu onder een groene grasvlakte.
(lees verder onder de foto)
Van kloosterordes en bijhorende nonnetjes is al sinds eind achttiende eeuw geen sprake meer, maar het poortgebouw en de tiendenschuur ademen nog de grandeur van vroeger. De paardenstallen van weleer zijn omgebouwd tot een brasserie en de historische activiteiten indachtig parkeer ik maar al te graag mijn stalen ros tegen de eeuwenoude muren om even op krachten te komen. En wat suikers in te slaan, want onze verkenning à velo is nog maar halfweg.
Met een stralende zon op onze snoet krijg ik de volgende halte al onder de neus geschoven: De Wijers, het land van duizend-en-één vijvers. Het hele gebied strekt zich over liefst zeven gemeenten in midden-Limburg uit en is 26.000 hectare groot. Alsof ze er hun hele leven zelf gewerkt hebben, krijg ik van mijn triumviraat te horen dat de vijvers kunstmatig aangelegd zijn en in lang vervlogen tijden voor visvangst gebruikt werden. “De oudste dateren van de dertiende eeuw, andere zijn dan pas weer in de achttiende eeuw ontstaan en waren bedoeld voor de ontginning van ijzererts. Maar pas in de negentiende en twintigste eeuw kende het gebied een écht grote explosie van het aantal vijvers. Toen werd, onder invloed van de Zonhovense viskwekers, dit gebied een economische hotspot.
Van visvangst op grote schaal of karretjes vol ijzererts is al lang geen sprake meer, maar wat rest is een lust voor het oog: idyllische waterpartijen zover het oog reikt en een prachtige fauna en flora. “Voor vogel- en amfibiespotters is dit het paradijs op aarde.”
Wil ik best geloven, maar zelf kan ik hoogstens een zwaluw van een meeuw onderscheiden. Tijd om onze tocht verder te zetten.
Drama van Pukkelpop
Ik draai het jaagpad van het Albertkanaal op, dat Luik met Antwerpen verbindt en fiets richting het sluizencomplex op Hasseltse bodem. Eerst nog een venijnige klim bedwingen (wie zei er ook weer dat we in le plat pays wonen?) en Berto leest op mijn gezicht af dat ik de ingewikkelde werking van een sluis niet meteen hoef te aanhoren. We houden het dan maar op een impressionant vergezicht over deze kunstmatige waterloop, maar veel tijd om te verpozen is er niet, want de kers op de taart van deze tocht wacht op ons: het natuurdomein Kiewit: honderd hectare groen, op hoop en al zes kilometer van de levendige Grote Markt van Hasselt. Ik fiets onder de kruinen van eeuwenoude bomen en hoor, behalve het gekraak van mijn fietsketting, enkel vogeltjes fluiten. “Op een goeie dag kan je hier zelfs everzwijnen spotten”, geeft Berto me nog mee.
(lees verder onder de foto)
Ik kruis de vingers dat die zwaargewichten ons ongemoeid laten en we rijden verder richting een uitgestrekte vlakte die de Hasseltse deelgemeente op de internationale muziekkaart heeft gezet: Pukkelpop. Vrijwel meteen gaat het gesprek over het drama dat zich hier op 18 augustus 2011 heeft afgespeeld: tijdens uitzonderlijk noodweer kwamen vijf mensen om het leven, ongeveer 140 andere festivalgangers raakten gewond. Skunk Anansie stond op de main stage, maar werd letterlijk weggeblazen.
Ook bijna tien jaar later hakken de herinneringen aan de ramp er nog altijd stevig in. Getuige daarvan het monument ter nagedachtenis van de gebeurtenissen op de hoek van de Vijverstraat en de Kempische Steenweg, van de hand van de Hasseltse kunstenaar Tom Vanuytrecht. In de vorm van een wegwijzer weet je in één oogopslag dat vijf jonge mensen hier gestorven zijn, enkele foto’s en wat bloemen plakken er ook een gezicht op. “Mooi, maar de Hasselaren vinden het wat mager uitgevallen”, laat Berto zich ontvallen. “Wat ons betreft, mocht deze herdenkingsplek wat groter uitgewerkt geworden zijn. We mogen nooit vergeten wat hier gebeurd is.”
(lees verder onder de foto)
Na deze iets serieuzere noot gooien we onze laatste brok energie in de strijd om het stadscentrum van Hasselt opnieuw te bereiken, maar niet zonder onderweg op een resem weetjes getrakteerd te worden. Wist u dat Pukkelpop nauwe banden heeft met voetbalclub RC Hades en met Sporting Hasselt vanuit dezelfde afdeling strijdt om de titel van ploeg van ‘t stad? Die laatste huist trouwens in een – in mijn ogen toch – schitterend stadion. Zo eentje waar je je prompt opnieuw in de jaren zestig van de vorige eeuw voelt. Googelt u maar even: Stedelijk Sportstadion Hasselt. De naam kon beter, de setting is verbluffend.
(lees verder onder de foto)
Wanneer ik mijn fiets opnieuw aan de toeristische dienst van de stad parkeer, kan ik niet anders dan met een voldaan gevoel op mijn namiddag terugblikken. Ik werd ondergedompeld in het Hasseltse – en bij uitbreiding Limburgse – leven en moest allesbehalve genoegen nemen met de op en top platgetreden toeristische paden.
Laat ik besluiten met deze tip: trek deze zomer naar onze Limburgse vrienden van Hasselt en boek er helemaal gratis een Greeter. U zal versteld staan. Dat verdient een: 8/10. Limburger Geert Op ‘t Eynde gaf vorige week 9/10 voor zijn turbocitytrip in Brugge.
Info: www.hasseltgreeters.be.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier