Een jaar geleden redde Matin (26) zijn zus en koppige moeder uit de klauwen van de taliban: “Pas nadat ik vroeg of ze dan wilde dat ik ook stierf, ging ze mee”

Safi Abdul Matin (26) ontvluchtte Afghanistan 12 jaar geleden. Hij leeft nu in Kortrijk, samen met zijn vier broers, zus en moeder. (foto KDS) © Kurt De Schuytener
Jan Steenhoudt
Jan Steenhoudt Editieredacteur KW Kortrijk – Menen – Waregem

Abdul Matin Safi (26) vluchtte in 2010, als 15-jarige jongen, weg uit Afghanistan. Na een jaar vol onnoemelijke wreedheden belandde hij in België, waar zijn asielaanvraag geaccepteerd werd. Zijn drie broers, nu 19, 22 en 24, kwamen hem zelf achterna. Maar zijn moeder en zus, die al die tijd achter waren gebleven in Afghanistan, redde hij vorig jaar eigenhandig uit de klauwen van de taliban. Dit is het verhaal van de Afghaan Abdul Matin, die zijn ellende enkel overleefde door een onwaarschijnlijke veerkracht en tegenwoordigheid van geest.

Abdul Matin (26) woont sinds kort in een sociale woning op de Lange Munte in Kortrijk, niet ver van de rotonde waarop stripheld Cowboy Henk vereeuwigd werd. Daar woont hij met zijn drie broers, zijn zus (24) en zijn mama (55). Sinds een jaar is de familie opnieuw herenigd, na meer dan een decennium gescheiden te zijn.

Wanneer Abdul me ontvangt in zijn appartement in de Burgemeester Vercruysselaan, een pand dat hij nog even huurt in de hoop daar zijn moeder en zus te kunnen domiciliëren, ontmoet ik een beleefde jongeman, wat schuchter, en op zijn hoede. Hij waarschuwt me meteen. “Mijn verhaal kan je onmogelijk vatten in een artikel van een aantal pagina’s. Je zou een boek kunnen schrijven over wat ik heb meegemaakt.”

De inleiding van dat boek zou dan moeten starten in het jaar 2010. Abdul Matin, een 15-jarige jongen uit Shilkapa, een dorp in de provincie Boghlan in het noorden van Afghanistan, leeft er tot op dat moment op een vredige manier: niet geheel onbezorgd, dat niet, maar wel veilig. Want de taliban, de extremistische reus die Afghanistan jarenlang in een wurggreep hield, sliep.

“Ik zat nog op de Madrassa (Arabische school, red.), en leerde uit de Koran. Op een dag riep de imam van het dorp me bij hem, samen met twee andere jongens. Hij vertelde ons dat we een dag op excursie moesten, op een plek niet ver van het dorp, en ’s avonds terug zouden keren.”

Ik moest vluchten. Diezelfde nacht nog praatte mijn vader met de smokkelaar van het dorp, ‘s ochtends vroeg gaf hij me mee. Het was de laatste keer dat ik hem zag – Matin over zijn plotse vertrek uit Afghanistan

Matin gehoorzaamde. Na een urenlange rit komt hij nietsvermoedend toe in een opleidingskamp van de taliban. Een kinderkamp. Een maand lang wordt hij er gebrainwasht en zowel geestelijk als fysiek getest. Matin kreeg al snel door dat hij een toneeltje moest opvoeren. “Als ik niet deed alsof ik verdriet had, en niet meedeed aan de trainingen, zouden ze me nooit laten gaan. Soms moest ik ook doen alsof ik kwaad was. Kwaad op de Amerikanen en op het Westen. Maar wat ze ook zeiden of deden: ik was er immuun voor. Ik wist dat geen enkele godsdienst vraagt om iemand pijn te doen. Geen énkele.”

Na een maand leek Matins toneelspel zoden aan de dijk te brengen. De taliban-instructeurs vertrouwden hem. Zozeer zelfs dat ze hem toestonden terug te keren naar zijn familie, om met hen het offerfeest (vijfdaags islamitisch feest, dat gehouden wordt ter nagedachtenis aan de profeet Ibrahim, red.) te vieren.

De vlucht

Zijn familie had Matin al die tijd gezocht, tevergeefs. Toen hij uiteindelijk terugkeerde, dwong zijn vader hem om het hele verhaal te vertellen. “Hij was boos op me en sloeg me. Hij geloofde niet dat ik niet echt geradicaliseerd was. Ik moest alles vertellen aan de politie. De imam was kort nadat ik was meegenomen aangehouden.”

“De arrestatie van de imam had een domino-effect”, zegt Matin. “Blijkbaar was hij al een tijd ziek. Niet lang na zijn opsluiting stierf hij. Zijn familie was woest. Het halve dorp, onder wie ook mijn ouders, had schuld aan zijn dood, vonden ze. En in Afghanistan is eer belangrijk. Oog om oog, tand om tand. Als je een echte man bent, neem je wraak: dat is er de traditie. Bovendien was er ook de dreiging van de taliban. Ik moest vluchten. Diezelfde nacht nog praatte mijn vader met de smokkelaar van het dorp, ‘s ochtends vroeg gaf hij me mee. Het was de laatste keer dat ik mijn vader zag.” (zwijgt)

Samen met dertig anderen stapte Matin het openbaar vervoer op naar Kabul (de hoofdstad van Afghanistan, red.). Van daaruit reisde hij naar het Iraanse grensgebergte. Maar nadat zijn smokkelaar drie dagen lang tevergeefs had onderhandeld met de Afghaanse politie, werden ze weggestuurd. Aan de Pakistaanse grens lukte het wel om de politie om te kopen. Vanuit grensstad Quetta ging het met de bus naar Beloetsjistan, een Pakistaanse regio niet ver van Iran. Daar slaagde de groep er in om de grens over te steken. “We mengden ons onder kuddes kamelen en schapen, op handen en voeten. Als de grensbewakers ons zouden opmerken, zouden ze ons zonder verpinken neerschieten. Maar het lukte om Iran ongezien binnen te komen. Daarna wachtte ons een helletocht door de woestijn”, vertelt Matin.

Gouden tip

© Kurt De Schuytener

Matins groep trok een dag lang door het dorre zandlandschap. Ze kregen geen eten, en het weinige water dat de smokkelaars bij zich hadden, verkochten ze aan woekerprijzen. Maar Matin overleefde. Hij doorkruiste Iran samen met meer dan 50 anderen. Vaak als zandzakken gestapeld in de laadruimte van een vrachtwagen, of in de koffer van een bus. En dan doemde, ten langen leste, Turkije op. Een land zonder soelaas. De wrede Turkse vrieskou overtrof er zelfs het verschroeiende Iraanse zandlandschap. In mensonterende omstandigheden reist Matin alleen verder. Twee maanden doet hij erover om Griekenland te bereiken. Italië, opnieuw acht weken later, is slechts een tussenstop van enkele dagen. In Frankrijk bivakkeert Matin langer. Vier maanden om precies te zijn. Een tijdje onder een brug in La Chapelle, een wijk in Parijs. Maar daarna ook in het fameuze tentenkamp van Calais. Na vele vruchteloze pogingen om naar Engeland te reizen, keert Matin terug naar Parijs. “Ik was ondervoed, en graatmager. 51 kilogram woog ik nog. Ik was radeloos.”

Matin blijft nog even onder zijn brug. Net als hij de moed opgeeft, krijgt hij een gouden tip. “In België krijg je asiel, geld en onderdak”, houdt een andere vluchteling hem voor ogen. Erg veel hoop heeft hij niet meer, maar toch treint hij naar Brussel, waar hij asiel aanvraagt. De op dat moment nog altijd maar zestienjarige Matin wordt ondergebracht in het asielcentrum van Kapellen, in de Antwerpse Kempen. Hij had er een miserabel leven, zegt hij zelf. “Ik bezat er één outfit. Een broek, een T-shirt en een jas. En mijn riem had ik eigenhandig uit het beddengoed van het asielcentrum gescheurd.” Het is januari 2012.

Vader vermoord

Matin (tweede van rechts), in de OKAN-school in Kapellen, in 2012.
Matin (tweede van rechts), in de OKAN-school in Kapellen, in 2012. © gf

Een jaar later krijgt Matin goed nieuws. Hij wordt officieel erkend als vluchteling. “In de Kempen was mijn leven kleurloos, maar ik was er niet ongelukkig. Ik leerde er Nederlands en had een dak boven mijn hoofd. Ik begon me er na twee jaar echt wel thuis te voelen. Dus toen ik in 2013 een leefloon kreeg aangeboden, werd ik opnieuw verscheurd. Enerzijds was ik blij: ik had een toekomst gevonden. Aan de andere kant zocht ik zo opnieuw de eenzaamheid op, in Kortrijk, waar ik niemand kende. Het was alsof ik opnieuw mijn familie zou verliezen.”

Stefanie, een assistent in het asielcentrum, bezwoer Matin dat dit een kans was die hij niet mocht laten liggen. Hij ging overstag, verhuisde naar een kleine studio op Hoog Kortrijk en ging studeren in Pleinschool Broelkant. “Die eerste jaren waren moeilijk”, herinnert Matin zich. Ik zat als 17-jarige in het tweede middelbaar, en was verleerd hoe ik mezelf moest verzorgen. Ik probeerde nog bij het VTI in Kortrijk, maar op mijn achttiende besloot ik te stoppen met school. Ik zou gaan werken. Geld verdienen voor mijn familie in Afghanistan.”

In 2018 is Matin de vele interimjobs beu. Hij pakt zijn studies weer op. Aan het CVO in Gent schrijft hij zich in voor het tweedekansonderwijs. Een jaar later heeft hij zijn diploma elektriciteit te pakken.

Stilaan krijgt Matin zijn leven in Kortrijk op de rails. En dat is nodig, want in de tussentijd hebben ook zijn vier broers de tocht naar België gemaakt. Een bron van geluk én stress voor Matin. “Na mijn plotse vlucht uit Afghanistan was er een aanslag gepleegd op ons huis. Mijn vader werd vermoord, terwijl mijn moeder het nauwelijks overleefde nadat een splinterbom delen uit haar schedel had gerukt. Sindsdien verkeerden mijn broers en zus voortdurend in doodsangst. Zij konden de volgende zijn. Ze hebben me dat lang kwalijk genomen. Ze dachten dat ik hen had laten vallen, en niet om hen gaf. Maar ik heb mijn uiterste best gedaan om ze allemaal naar België te krijgen. Dat heeft hen doen inzien dat ze me konden vertrouwen.”

Matin in 2021 in de buurt van de Salang-pas, de belangrijkste bergpas in het Noorden van Afghanistan.
Matin in 2021 in de buurt van de Salang-pas, de belangrijkste bergpas in het Noorden van Afghanistan. © gf

Redding in Afghanistan

Matins broers hadden dan wel België bereikt, maar zijn moeder – die te zwak was om de oversteek te wagen, en zijn zus – die bij haar bleef om haar te verzorgen, waren nog in Afghanistan. Een hereniging in België leek onmogelijk. Tot Matin tien maanden geleden, begin augustus, een paniekerig telefoontje kreeg van zijn zus. “Ze zei me dat onze moeder corona had, en daardoor niet meer geaccepteerd werd in het enige ziekenhuis dat ze konden betalen. Ze lag er in coma. Ik vreesde voor haar leven, en heb zo snel als ik kon het vliegtuig genomen naar Kabul. Ik dacht haar er te moeten begraven.”

Zover kwam het niet. Na aankomst bracht Matin zijn moeder naar een privéziekenhuis, waar ze haar wél wilden behandelen. Ze haalde het, tot grote opluchting van Matin.

Net toen alles leek goed te komen, stortte de wereld in. Plots werd er gefluisterd over een machtsgreep van de taliban. “Kabul verwelkte tot een spookstad. Niemand vertrouwde elkaar nog. Er was chaos en nervositeit”, zegt Matin.

Ik kijk nu nog soms vol ongeloof naar mijn moeder en zus. Hoe is het mogelijk dat ze hier geraakt zijn, denk ik dan

Het enige dat hem ervan weerhield toe te geven aan zijn verlangen naar België terug te keren, was het lot van zijn moeder en zus. Maar nadat Matin getuige was geweest van de intrede van de taliban in de stad, hakte hij de knoop door. Hij nam afscheid, en stapte op het evacuatievliegtuig naar Islamabad in Pakistan. Daar trok hij naar de Belgische ambassade, vanwaar hij naar Brussel zou vliegen.

“Maar net toen ik er wilde vertrekken, kreeg ik telefoon. Mijn zus smeekte me terug te keren. ‘Onze moeder is weer afgegleden’, zei ze. Ook haar dokter sprak me. ‘Je bent een slecht mens’, zei hij. ‘Een slechte zoon.’ Ik was beschaamd, en twijfelde. Toen ik de Belgische ambassadeur opbiechtte dat ik erover nadacht terug te keren, verklaarde hij me gek. ‘Iedereen wil er weg, en jij zou terugreizen?’.

Matin zocht in Afghanistan ook zijn oude vrienden op. Niet lang nadat de foto genomen werd, zou de taliban Kabul in rep en roer zetten.
Matin zocht in Afghanistan ook zijn oude vrienden op. Niet lang nadat de foto genomen werd, zou de taliban Kabul in rep en roer zetten. © gf

Matin landde in Kabul op 27 augustus, de laatste dag waarop evacuatievluchten door de Amerikaanse soldaten werden gesurveilleerd. “De luchthaven was omsingeld door de taliban. Wie eruit kwam, werd met geweld ondervraagd. Ik geraakte erdoor, flink afgeranseld, maar met mijn paspoort intact. Ik gaf een taxichauffeur 50 euro om me tussen alle chaos door naar mijn moeder te brengen. Dat lukte.”

In het ziekenhuis moet hij een paar uur hemel en aarde bewegen om zijn koppige moeder te overtuigen. “Pas toen ik vroeg of ze wilde dat mijn zus en ik in Kabul zouden sterven, ging ze overstag.” Samen reden ze terug naar de luchthaven, waar de taliban ondertussen verschillende controleposten had opgezet. Matin moest vindingrijk zijn. Na doodsangsten te hebben uitgestaan, slaagden Matin, zijn moeder en zijn zus er onverhoopt in de luchthaven te bereiken. “Daar stonden honderden mensen, rijen dik. Ik had nog wat geld op zak, en betaalde meteen drie mensen elk 100 euro (een maandloon in Afghanistan, red.) om de weg voor ons vrij te maken. Toen we bij het hek aankwamen dat de meute van de Westerse soldaten scheidde, zwaaide ik verwoed met mijn paspoort.”

Kabul verwelkte tot een spookstad. Niemand vertrouwde elkaar nog. Er was chaos en nervositeit – Matin over de taliban, die de hoofdstad naderde

Een Belgische soldaat herkent Matin, en roept hem bij zich. “Ze deden heel moeilijk. Eerst mochten mijn moeder en zus niet mee het vliegtuig op. Daarna moest ik bewijzen dat ze wel écht familie van me waren.” Matin had twee dagen niet gegeten, maar leek een onvermoede bron van energie aangeboord te hebben. “Ik wist de soldaten over te halen om mijn zieke moeder te laten gaan. Maar zelfs dan mocht mijn zus nog steeds niet mee.. Ten einde raad heb ik haar paspoort tussen de onze gestopt, en aan een ambtenaar meegegeven. Die wist van niets en stempelde meteen af. Tot onze eigen verbazing mochten we op het evacuatievliegtuig naar Pakistan.”

Van Islamabad ging het meteen naar Zaventem. Tijdens die dertien uur durende vlucht moet Matin, doodmoe maar klaarwakker, zich verschillende keren in de wangen knijpen. Het was gelukt, ze waren gered. “Ik kijk nu nog soms vol ongeloof naar mijn moeder en zus. Hoe is het mogelijk dat ze hier geraakt zijn, denk ik dan. Zo zonder paspoort en zonder visum?”

Het moment dat Matin (onder de balk, achter het hek) herkend wordt door de Belgische soldaten die de luchthaven van Kabul bewaken.
Het moment dat Matin (onder de balk, achter het hek) herkend wordt door de Belgische soldaten die de luchthaven van Kabul bewaken. © gf

Verblijfsvergunning

Het eens zo gebroken gezin, elf jaar lang versplinterd, is eindelijk weer samen. Nu wachten zijn zus en moeder nog steeds op een verblijfsvergunning. Het duurt lang, maar het frustreert hen niet. Ze kiezen nog duizend keer liever voor het getalm van de Belgische administratie dan voor de kogels van de taliban. Ondertussen onderhoudt Matin zijn moeder en zus, samen met zijn broers, die een leefloon krijgen en nog studeren. “Elk apart zou het niet lukken, maar samen kunnen we met het geld veel doen. We leven niet in luxe, maar klagen niet. Het kan alleen maar beter worden.”

En zijn vaderland, daar gaat hij nooit meer naartoe. “Het Afghanistan van vroeger bestaat niet meer. Het is in handen van egoïsten en extremisten. Neen, België is nu onze thuis. We zijn hier gelukkig.”