Citytripduel, deel 1: “Weinig steden kunnen tippen aan Brugge”
Wie West-Vlaanderen bezoekt, kan niet om Brugge heen. Het sprookjesachtige Venetië van het Noorden is terecht een toeristenmagneet die massa’s bezoekers uit de hele wereld zich de ogen uit het hoofd laat kijken. Wij gingen de uitdaging aan om in slechts twee uur tijd de stad op een heel ándere manier te ontdekken.
Door Geert Op ‘t Eynde
Het statige belfort, de Rozenhoedkaai, het fraaie stadhuis aan de Burg, de romantische bruggetjes over de reien, de monumentale Onze-Lieve-Vrouwekerk en het Begijnhof… De kans is groot dat u deze en andere troeven van Brugge kent, en al bezocht hebt. Wij kiezen er tijdens deze turbocitytrip van twee uur voor om de platgetreden paden te verlaten en op zoek te gaan naar verhalen die misschien niet zo bekend zijn, maar die evengoed de rijke geschiedenis van de stad kleuren.
Voor onze queeste doen we een beroep op Simon Vandekerckhove van Legends Tours, een organisatie die op basis van vrije giften toeristen rondleidt. Simon – zelf een Bruggeling – is historicus, en vijf jaar geleden begon hij te gidsen. Vandaag wordt hij bijgestaan door zo’n vijftien collega’s.
Dat de officiële stadsgidsen niet altijd even blij zijn met organisaties als Legends Tours, hoeft geen betoog. Al is dat onterecht, vindt Simon. “Brugge is groot genoeg, en toeristen zijn er in overvloed. Dus ik zie weinig problemen.”
In normale omstandigheden kan Brugge inderdaad rekenen op busladingen toeristen, maar de corona-epidemie heeft daar de voorbije maanden toch anders over beslist. Vandaag is het, ondanks het feit dat trips in eigen land en binnen Europa weer zijn toegestaan, nog steeds opvallend kalm in de stad. “Klopt, alles komt maar langzaam weer op gang”, stelt Simon vast. “De afgelopen tijd lagen wij helemaal stil. Maar ik heb van de nood een deugd gemaakt en een nieuwe tour uitgewerkt: Brugge herboren: van pest tot corona. Het is een unieke tocht geworden die duidelijke parallellen trekt tussen de pandemie in de middeleeuwen en die van vandaag. De problemen waarmee we nu worden geconfronteerd, verschillen niet veel van die van onze voorouders 700 jaar geleden. Die rode draad zit doorheen heel de tocht verweven.”
Oké, benieuwd. Tijd om te vertrekken, dan maar?
Jan van Eyck, een door Brugge geclaimde Limburger
We starten onze tocht aan het standbeeld op de Grote Markt, waar Simon met veel bravoure vertelt hoe Boudewijn met de IJzeren Arm in de 9de eeuw zijn toekomstige vrouw Judith – dochter van de koning van West-Francië – ontvoerde, daarna Brugge stichtte en vervolgens de eerste graaf van het prille Vlaanderen werd.
Een spannende legende, waarin ook een gigantische bruine beer een rol speelt (voor de details zal u de tocht zélf moeten doen). Intussen wandelen we via het Oude Beursplein, waar de familie Van der Beurze één van de eerste wisselkantoren ter wereld had – het woord beurs is in talloze talen overal ter wereld van hun naam afgeleid -, naar het Jan van Eyckplein aan de middeleeuwse haven.
Omdat Van Eyck rond 1425 naar Brugge verkaste om er hofschilder te worden van de Bourgondische hertog Filips De Goede – en er ook stierf -, claimen de Bruggelingen deze protagonist van de Vlaamse Primitieven graag. Maar natuurlijk weet iedereen dat Jan en zijn broer Hubert het levenslicht zagen in Maaseik, dus kunnen de West-Vlamingen niet anders dan erkennen dat één van hun grootste helden eigenlijk een Limburgs importproduct is. Maar dat geheel terzijde, natuurlijk.
(lees verder onder de foto)
“Dit plein aan de vroegere haven was het Manhattan van het middeleeuwse Brugge”, zegt Simon, die meteen een eerste link legt tussen de Zwarte Dood en corona. “Dit is wellicht de plek waar de pest de stad binnenkwam. De ergste epidemie in Brugge vond plaats in 1349, nadat de ziekte bijna twintig jaar eerder uitbrak in… China. Herkenbaar? De pestbacterie verspreidde zich vervolgens naar de Krim, waar de handelsstad Kaffa gelegen was. Van daaruit werd de pest naar Europa geëxporteerd. En weet je welk land als eerste getroffen werd? Juist: Italië. Dat gebeurde nadat in 1347 een Genuaans koopvaardijschip vanuit Kaffa een Siciliaanse haven binnenvoer. Door de intensieve handel met Italië was Brugge vervolgens een makkelijke prooi.”
Heiligen krijgen applaus, joden worden vervolgd
“Mensen wisten niet goed hoe ze met de ziekte moesten omgaan”, vertelt Simon. “De plaag werd door velen beschouwd als een straf van God en er werd een hele reeks heiligen aangeroepen, meer dan 400 in totaal. Dus, terwijl we vandaag applaudisseren voor de gezondheidswerkers in de frontlinie van de coronastrijd, deed men dat in de middeleeuwen bij wijze van spreken voor heiligen. Eén van die heiligen, wiens beeld overal in de stad opduikt, is Sint-Rochus. De man, die de ziekte overwon, wordt steeds afgebeeld met opgetrokken gewaad – om zijn geheelde wonden te tonen – en met naast hem een hond die een stuk brood in de muil heeft. Dat voedsel had Rochus erdoor gesleurd toen hij herstelde van zijn ziekte.”
(lees verder onder de foto)
“Mensen hadden er geen benul van hoe de pest zich verspreidde, en allerlei wilde complottheorieën staken de kop op. Net zoals in het begin van de corona-epidemie sommigen beweerden dat het virus uit een labo kwam, dacht men midden de 14de eeuw dat de pestbacterie een gif was dat door mensen gemaakt was. De joden waren de grote zondebok. Zij werden ervan beschuldigd drinkwaterputten te hebben vergiftigd, om op die manier het christendom uit te roeien. Als wraak vond er een grote vervolging plaats: joden werden opgejaagd en uitgemoord. In veel steden werden ze doodgeslagen, levend verbrand of begraven. Ook hier, in Brugge.”
De contacttracers van de Zuidpoort
Via het stadhuis op de Burg, waar je tussen tientallen beelden ook dat van stichter Boudewijn met de IJzeren Arm kan terugvinden, stappen we naar de Blinde Ezelstraat. Hier was vroeger de Zuidpoort. “De poortwachters waren de contacttracers van de middeleeuwen”, weet Simon.
(lees verder onder de foto)
“Zij hadden de opdracht om de stadsbeambten te informeren in welke huizen de pest had toegeslagen. Ook controleerden ze iedereen die de stad binnenkwam of verliet. Trouwens, net zoals nu moesten mensen die destijds met de ziekte in aanraking waren geweest, in quarantaine. Wie bijvoorbeeld buiten de stad contact had met pestlijders, moest eerst zes weken in isolatie, in de toren van het belfort. Waarom net in de toren? Wel, in die tijd ging men ervan uit dat de plaag zich enkel in de hoogte verspreidde. En omdat het belfort het hoogste gebouw van de stad was, was dat de uitgelezen plek.”
Kippencloaca als
middel tegen pest
We trekken via het Huidenvettersplein en het Groeninge- en Gruuthusemuseum naar de statige Onze-Lieve-Vrouwekerk, die gezegend is met de op één na hoogste bakstenen toren ter wereld.
“Binnen vind je een waaier aan kunstschatten, met Michelangelo’s wereldberoemde Madonna en Kind als absoluut hoogtepunt”, zegt Simon. “De bouw van de kerk begon rond 1250 en duurde ongeveer tweehonderd jaar. Dus de pandemie van 1349 valt daar middenin.”
(lees verder onder de foto)
We stappen verder, richting het Sint-Janshospitaal, één van de oudste ziekenhuizen van Europa. Hier stierven véél pestlijders. De reden was simpel: de ziekte was zeer besmettelijk, en de medische kennis was pover, om niet te zeggen: onbestaande. Iets verder staat het borstbeeld van Thomas Montanus, één van de belangrijkste dokters van Brugge in de 17de eeuw.
Simon: “Hij schreef hét standaardwerk van die tijd over de pest, genaamd Pestis Brugana, dat de meest geavanceerde kennis over de ziekte bundelde. Montanus had een aantal interessante methodes om je tegen de pest te beschermen, zoals veel bidden, alle dieren behalve de geit uit het huis verjagen en vuurtjes stoken in de straten. Qua behandeling van de ziekte raadde hij aan om de pestbuilen in te smeren met de cloaca van een levende kip, regelmatig de urine van een gezonde man te drinken en elke dag rabarber te eten… Het zal je wellicht niet verbazen dat Montanus uiteindelijk zelf besmet is geraakt, al overleefde hij de infectie wel.”
En het verdict is…
De tocht zit er bijna op. Maar eerst bezoeken we nog brouwerij De Halve Maan (met z’n ondergrondse bierpijpleiding) op het Walplein, om vervolgens via het Begijnhof – nóg zo’n parel in de Brugse binnenstad – naar het Minnewater te stappen, waar traditiegetrouw talloze witte zwanen ronddobberen. Hier eindigt de tour. “Dit was Brugge in een notendop, en vooral: op een andere manier bekeken”, besluit Simon. “Zeg maar tegen de Limburgers dat ze welkom zijn; we zullen hen met open armen ontvangen.”
(lees verder onder de foto)
Daar twijfel ik niet aan, en ook niet aan het feit dat wie voor het eerst naar Brugge zal komen, onder de indruk zal zijn. We moeten niet flauw doen: er zijn weinig steden in België die kunnen tippen aan Brugge die Scone. En dat je de stad op een boeiende, originele manier kan verkennen zoals wij dat deden, is nog een pluspunt.
Maar als ik dan toch één puntje van kritiek zou mogen geven: het Brugge dat we vandaag kennen, is eigenlijk een beetje artificieel. Aan het begin van de 16de eeuw raakte de stad immers in verval nadat ze om verschillende redenen haar toppositie in Europa verloor. “Pas in de 19de eeuw werd Brugge opnieuw onder handen genomen door architect Louis Delacenserie, die de stad volledig renoveerde in neogotische stijl. Dus ja, Brugge is wat kunstmatig, dat klopt”, geeft Simon toe.
Maar nogmaals, dat is slechts een voetnoot. Dus geef ik, met zeer veel plezier, deze citytrip een dikke 9 op 10.
Info: www.visitbruges.be en www.legendstours.be.
Volgende week: Philippe Verhaest verkent Hasselt in twee uur. p>
Het Belang van West-Vlaanderen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier