De West-Vlaamse roots van Dominiek Lootens-Stael, Brussels boegbeeld van Vlaams Belang: “Ik heb dikwijls de moeilijke weg gekozen”
Hij wordt soms een bruine rakker genoemd. Of er wordt smalend naar zijn stemmenaantal verwezen. Dominiek Lootens-Stael laat er zijn slaap niet voor. De Koekelarenaar is al 28 jaar (!) parlementslid voor Vlaams Belang in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Wij hebben een pittig gesprek over zijn partij, zijn carrière en… de voetsporen van zijn vader.
Het is dinsdag en we zijn twee dagen na het ontslag van staatssecretaris Pascal Smet (Vooruit) uit de Brusselse regering. Dominiek Lootens-Stael, de enige Vlaams Belanger in het Brussels parlement, wrijft zich in de handen. “Ik ga niet zeggen dat ik euforisch ben, dat zou overdreven zijn. Maar zijn ontslag geeft wel voldoening, want het zijn wij – de oppositie – die de eerste kritische vragen hebben gesteld. Smet wou absoluut de burgemeester van Teheran ontvangen in Brussel. Dat was meer dan één brug te ver. Zijn ontslag is daarom een belangrijk signaal: terroristen zijn niet welkom in onze hoofdstad.”
We hebben afspraak in De Hertog van Arenberg, een brasserie in het hart van Koekelare, het polderdorp waar de familie Lootens een bekende naam is. “Ik had een gelukkige jeugd”, zegt de man met fonkelende ogen. “Waar we nu zitten, was mijn stamcafé. Hier kwamen de jonge gasten op zondag een pint drinken na de mis. Of soms al tijdens de mis – hopelijk leest mijn moeder niet mee. (grijnst) Het is dikwijls gebeurd dat ze mij hier met een toeterende auto op zondagavond kwam ophalen.”
Hoe bent u dan in onze hoofdstad beland?
“Omdat ik daar in 1984 ging studeren: rechten. Of beter: dat was het plan. Ik ben binnen de kortste keren in de nationalistische studentenvereniging gerold en ik heb daar iets te veel tijd in gestoken, vrees ik. Resultaat: geen diploma. (lacht) Ik heb toen wel de basis gelegd voor mijn politieke netwerk. Toen ik praeses was van de NSV in Brussel, was Filip Dewinter praeses in Antwerpen. Na mijn legerdienst ben ik voor hem gaan werken en daarna ook voor de partij – toen nog het Vlaams Blok. Zo ben ik in Brussel blijven hangen. Ik heb trouwens mijn legerdienst in het federaal parlement gedaan als officier van de militaire politie.”
En dat voor een Vlaams-nationalist.
“Als ik weet had van Vlaams-nationalistische manifestaties, dan nam ik verlof. Ik wou niet tussen twee vuren staan. Maar voorts heb ik dat in eer en geweten gedaan.”
Uw vader Etienne was zestien jaar burgemeester van Koekelare voor een lokale katholieke lijst. Later is hij lid geworden van de Volksunie. Wou u nooit in zijn voetsporen treden?
“Hij is naast burgemeester ook parlementslid geweest, dus in die zin ben ik wel in zijn voetsporen getreden. Nu, u moet weten: ik was nog geen zeven jaar toen hij stierf. Ik heb dus te weinig herinneringen aan hem. Toen ik rijp was voor de politiek, was de Volksunie een linkse partij geworden die de Vlaamse zaak had verraden. De keuze voor het Vlaams Blok was daarom snel gemaakt.”
Onderschreef u dan ook het beruchte 70-puntenplan?
“Ja, maar je moet dat in zijn context zien. Ik durf dat nu wel te zeggen: dat plan had vooral een groot provocatief element in zich. Wij gingen inderdaad vrij ver, maar als we gehoord wilden worden, dan móesten we ook ver gaan. Dat was de realiteit.”
“Er zijn helaas nog altijd individuen, vooral Franstaligen, die niet met mij en mijn overtuigingen overweg kunnen”
Laten we een kat een kat noemen: uw partij wou alle vreemdelingen buiten.
“Dat is iets te kort door de bocht. Wij stonden voor begeleide terugkeer naar het land van herkomst op een correcte wijze. Dat is iets anders dan zeggen: alle vreemdelingen buiten. Trouwens: we zien vandaag dat een groot deel van onze punten uitgevoerd zijn, hier in België, maar ook in andere Europese landen.”
Het idee van ‘vreemdelingen buiten’ is nog altijd de kern van uw programma. Alleen wordt het wat omfloerster verwoord door Tom Van Grieken. Akkoord?
“Neen. De partij is mee geëvolueerd met de samenleving. Wie hier woont en zijn lot verbindt aan het onze, wie dus Vlaming wil zijn onder de Vlamingen, daar gaan we mee verder. Maar wie onze samenleving verafschuwt, en zo zijn er helaas velen in Brussel, daar zeggen wij neen tegen.”
Bent u wel genoeg Brusselaar onder de Brusselaars? Ik hoor waaien dat u heel vaak in onze regio verblijft.
“Is dat zo? (grijnst) Neen, ik heb mijn bestaan opgebouwd in Brussel. De belangen van de hoofdstad staan voorop voor mij. Ik hou van die stad en mijn hart bloedt als ik zie wat er daar allemaal fout loopt. Ik denk zelfs dat ik intussen de noden van de Brusselse bevolking beter ken dan de West-Vlaamse. Maar dat mag mij toch niet beletten om mijn vrije tijd door te brengen waar ik dat wens?”
Bent u Brusselaar of West-Vlaming?
“Laat me zeggen dat ik de dubbele nationaliteit heb.” (lacht)
Uw partij wil dat verbieden, dus u moet kiezen.
(aarzelend) “Dat is een heel moeilijke keuze voor mij. Misschien kies ik dan toch voor West-Vlaanderen, omdat hier mijn roots liggen.”
Brussels minister Sven Gatz (Open Vld) zei vorige week in De Zondag dat Vlaams Belang niet langer relevant is in Brussel. Heeft hij een gevoelige snaar geraakt?
(benadrukt) “Helemaal niet. Dat was het zoveelste voorbeeld van de arrogantie die Sven Gatz typeert. Ik weet niet of hij de laatste peilingen voor Brussel goed bekeken heeft. Wij zouden ook hier de grootste partij worden, terwijl zijn partij helemaal verschrompelt. (fijntjes) Het zou wel eens kunnen dat hij volgend jaar niet meer relevant is. Akkoord dat we vorige keer niet zo sterk gestegen zijn als in de rest van Vlaanderen. Hoe dat komt, weet ik niet. Brussel komt dikwijls een beetje later. Maar ik kijk vol vertrouwen naar volgend jaar.”
Kan u op uw eentje eigenlijk het verschil maken in het parlement?
“Absoluut, ik ben daar de luis in de pels. Ik weet welke gerichte vragen ik moet stellen om het ministers moeilijk te maken. Zie Pascal Smet. Maar ik heb ook Sven Gatz al pijn gedaan door vragen te stellen over de taalwetgeving. Hij vindt dat allemaal ouderwets en achterhaald, maar dat is niet hoe de Brusselaars over taal denken. Of het debat over onverdoofd slachten, waar intussen zelfs enkele regeringspartijen achter staan: ik heb dat in gang getrokken.”
Niet iedereen denkt daar zo over. ‘Een politicus met een bedroevend leeg palmares’, schreef De Standaard eens over u. Raakt u dat?
(geprikkeld) “Neemt u mij niet kwalijk, maar ik hou mij niet bezig met rapporten van kranten. Je weet sowieso op voorhand dat ze slecht zullen schrijven over iemand van Vlaams Belang. Dus neen, ik lag daar niet wakker van.”
En dat u een bruine rakker genoemd wordt door collega’s, raakt u dat?
“Dat is gelukkig uitzonderlijk geworden. De laatste keer kwam het verwijt van een Vlaamse socialist (Jef Van Damme, red.). We waren aan het debatteren over onderwijs en hij had het blijkbaar moeilijk met mijn kritiek. Je kan dan inderdaad iemand uitschelden, maar is dat niet flauw? Ik denk niet dat je daarmee een debat kunt winnen. (denkt na) Er zijn helaas nog altijd individuen, vooral Franstaligen, die niet met mij en mijn overtuigingen overweg kunnen. Sommigen weigeren zelfs om een hand te geven. Al is de situatie niet meer te vergelijken met dertig jaar geleden, hoor. Ik heb de tijd geweten dat Vic Anciaux zijn parlementsleden verbood om in de koffiekamer met Vlaams Belangers te praten.”
Uw partij wil Vlaamse onafhankelijkheid. Is dat dan met Brussel als hoofdstad?
“Absoluut, Brussel is een Vlaamse stad. Het was een tijdje bon ton in de Vlaamse beweging om te denken: we laten Brussel los en dan zijn we verlost van alle problemen en kunnen we onafhankelijk worden. (fel) Néén, dat klopt niet. Brussel is aan Vlaanderen verbonden, geografisch, historisch, noem maar op. Het zou ook moreel fout zijn om onze hoofdstad te laten vallen. Welk volk doet dat? Wij moeten vooral blijven investeren in Brussel om daar een vinger in de pap te hebben.”
Laat het mij even scherp stellen: zou u Vlaamse onafhankelijkheid aanvaarden zonder Brussel?
“Neen. Die fout mogen we niet maken. We mogen Brussel niet laten vallen, ondanks alle problemen van verloedering en criminaliteit die er wel degelijk zijn. De stad is bovendien een belangrijke economische motor. Onderschat dat niet. Als de dag komt dat België splitst, dan moeten we de Brusselaars meekrijgen. Laat hen kiezen en ik ben ervan overtuigd dat ze voor Vlaanderen kiezen. Ik ken veel Franstalige Brusselaars. Zij hebben echt geen zin in Waalse armoede.”
Wat zijn uw ambities voor de verkiezingen van volgend jaar?
“Die vraag komt te vroeg. Daar ben ik nu nog niet mee bezig.”
Daar geloof ik nu eens niets van.
(lacht) “Alle opties liggen open – laat het mij zo zeggen. Ik zou zelfs met een gerust hart afscheid kunnen nemen, want er staan nieuwe mensen klaar die het evengoed zouden doen. Maar misschien wil ik nog een legislatuur verderdoen? Dat kan ofwel in Brussel, ofwel in het Vlaams parlement. Wie weet. Het moet allemaal nog besproken worden binnen de partij. Vandaar dat ik nu nog niets kan zeggen.”
Critici zeggen dat u altijd in Brussel gebleven bent, omdat u daar gemakkelijk verkozen geraakt. Een Vlaming heeft er amper enkele honderden stemmen nodig.
(zucht) “Dat is onzin. Toen ik eraan begon, was er geen gewaarborgde vertegenwoordiging van Vlamingen in het Brussels parlement. Dat is pas later bij wet vastgelegd en ik vind dat ook een goede zaak. (windt zich op) Of willen we geen Vlamingen meer in Brussel?”
“Als de dag komt dat België splitst, dan moeten we de Brusselaars meekrijgen. Zij hebben echt geen zin in Waalse armoede”
U bent vorige keer verkozen met 1.553 stemmen. Mag de vraag niet gesteld worden of dat representatief is?
“Toch wel, en van mij mag ook het debat gevoerd worden over het aantal parlementsleden. Als we het aantal verminderen, dan moet iedereen meer stemmen halen. Ik ben daar niet bang van. Maar we gaan toch de waarborgen voor de Vlamingen niet afschaffen? De Walen hebben ook minder stemmen nodig om in het federaal parlement te geraken dan Vlamingen. Deze evenwichten maken deel uit van het systeem. Ik betreur dat men daar soms smalend over doet.”
Uw partij is de eerste om smalend te doen over de stemmen van anderen.
(ontwijkend) “Ik zou daar voorzichtig mee zijn. Ik nodig iedereen uit om te doen wat ik gedaan heb. Het is ten eerste al niet evident om als Nederlandstalige uw mannetje te staan in Brussel, laat staan als Vlaams Belanger. Ook binnen mijn partij weet men dat zeer goed. Ik heb in mijn carrière dikwijls de moeilijke weg gekozen. Anders was ik geen lid geworden van Vlaams Blok, hoor.”
Misschien moet u volgend jaar gaan voor het burgemeesterschap, zoals uw vader?
(denkt na) “Dat zou wel een mandaat zijn dat mij ligt, denk ik. Een burgemeester kan heel concreet het verschil maken in het leven van mensen. Maar schrijf nu niet dat ik kandidaat-burgemeester ben van Koekelare, hé!” (lacht)
Is het uitgesloten dat u terugkeert naar West-Vlaanderen?
“Neen. Ook dat is een van de opties die op tafel ligt. Maar of ik terugkeer om aan politiek te doen, is nog een heel andere vraag.”
Laatste vraag: wordt het cordon sanitaire volgend jaar verbroken?
“Dat denk ik wel en zowel Vlaams als lokaal. Twee factoren zullen een bepalende rol spelen. Eén: wij moeten de grootste partij worden. Als dat lukt, dan krijgen wij het initiatiefrecht. En twee: stel dat ook de PVDA slagkrachtig wordt, dan zullen de andere partijen voor de keuze komen te staan. Ik kan me niet voorstellen dat N-VA in zee gaat met de communisten.”
Wie is Dominiek Lootens-Stael?
– Geboren op 4 mei 1965 in Torhout.
– Opgegroeid in Koekelare. Zoon van wijlen Etienne Lootens-Stael die burgemeester en federaal parlementslid was.
– Woont in Jette met zijn vrouw. Heeft vier kinderen en één kleinkind.
– Van 1991 tot 1994: provincieraadslid in Brabant.
– Van 1995 tot 2004: Vlaams parlementslid.
– Van 1995 tot vandaag: Brussels parlementslid. Fractieleider van Vlaams Belang.
Het beste van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier