Wist je dat … Frank Vandenbroucke (Vooruit) diepe wortels heeft in de West-Vlaamse klei? En dat zijn Moorsleedse oom zelfs de Leeuw van Vlaanderen genoemd werd? Neen? Ga dan vooral even rustig zitten voor dit unieke gesprek met de federale minister van Volksgezondheid aan de vooravond van de Dag van de Zorg. O ja, ook het coronavirus en de uitdagingen voor deze sector komen uitgebreid aan bod.
Het is maandag 13 maart als we afspraak hebben op zijn kabinet in Brussel. We zijn exact drie jaar nadat de eerste lockdown werd ingesteld. Het vermaledijde coronavirus, weet je nog? Frank Vandenbroucke werkte in die tijd als academicus voor de universiteit van Amsterdam. Hij zat wel thuis in het Vlaams-Brabantse Tervuren, toen de regering-Wilmès het publieke leven on hold zette. “Mijn vrouw en ik behoorden tot de gelukkigen: vast werk, niet ziek, een appartement, een mooi park in de buurt. Wij hadden weinig redenen om te klagen. Voor veel mensen was dit het begin van een vreselijke tijd: voor wie ziek was of geliefden verloor, voor wie in de zorg werkte, voor de man in onze straat die zijn café wou openen, enzovoort.”
Wat vond u toen als buitenstaander van deze lockdown?
“Dat was de meest wijze beslissing die de regering kon nemen. Oké, sommige maatregelen waren achteraf bekeken misschien een beetje overtrokken – dat we niet op een bankje mochten zitten bijvoorbeeld -, maar het zou niet fair zijn om daar kritiek op te geven. Dit virus was volstrekt onbekend terrein voor politici en experten. We hebben allemaal af en toe onze mening moeten bijstellen. Ik ook. Dat is geen schande.”
Waarover hebt u uw mening moeten bijstellen?
(denkt na) “Over de rol van kinderen: dat was wellicht de grootste vergissing die we gemaakt hebben. Kinderen bleken uiteindelijk toch een belangrijke bron van besmetting te zijn en soms zelfs voor een stuk de motor van de epidemie. Ik ben eens op kerstdag naar de VRT geroepen om daarover extra duiding te geven. Terecht, want we hadden niet duidelijk genoeg gecommuniceerd. Tegelijk ben ik heel tevreden dat we prioriteit hebben gegeven aan het openhouden van de scholen, meer dan veel andere landen.”
Voor veel mensen lijkt het virus alweer iets van het verre verleden. Is het dat ook voor u?
“Neen, het is nog altijd nabij. Er sterven nog elke dag mensen aan covid. Maar ik ben niet langer zo ongerust. We hebben het ergste van deze crisis overwonnen dankzij enerzijds de wetenschap – denk aan de vaccins – en anderzijds de solidariteit onder de bevolking en het zorgpersoneel. Hoewel onze maatregelen zeer vervelend waren, werden zij al bij al goed opgevolgd. Dat mag gezegd worden.”
Politiek was er ook meer eensgezindheid dan in bijvoorbeeld Nederland, waar populaire politici zoals Thierry Baudet het virus bijna ontkenden.
(knikt) “Dat heeft ook meegespeeld. Toen we aantraden, hebben Alexander (premier De Croo, red.) en ik meteen tegen elkaar gezegd: We moeten een breed draagvlak creëren voor de aanpak van deze crisis. De discussies in het overlegcomité met de Vlaamse en de andere regeringen waren dikwijls pittig en hard, maar bijna altijd bereikten we een akkoord en hebben we dat ook samen uitgedragen. Ere wie ere toekomt: ook Jan Jambon (N-VA) heeft daar een belangrijke rol in gespeeld. De Nederlandse regering heeft veel meer een jojobeleid gevoerd.”
U zal de geschiedenisboeken ingaan als de strenge meester Frank. Hebt u daar vrede mee?
“Absoluut. Ik denk zelfs dat veel mensen deze strenge, maar duidelijke aanpak gewaardeerd hebben. Ik heb de feiten ook nooit verbloemd.”
Uw Britse evenknie Matt Hancock heeft de bevolking bewust bang gemaakt, zo blijkt uit WhatsApp-verkeer. Hebt u dat ook gedaan?
(fors) “Néén. Ik vind dat bijzonder vreemd, cynisch en grof. Ik heb wel altijd de feiten gegeven, ook als deze zorgwekkend waren. Als ik zei dat ik ongerust was, dan lag ik ‘s nachts ook écht wakker. Maar dat is iets anders dan bewust paniek zaaien. Ik heb bovendien ook altijd geprobeerd om perspectief te geven.”
Waarom klopt u voor de evaluatie van het covidbeleid op de deur van de OESO, een internationale instelling?
“Omdat volgens mij alleen een buitenstaander een onafhankelijk kritisch onderzoek kan uitvoeren. Het is vooral de bedoeling dat we lessen trekken voor de toekomst, want er zullen nog pandemieën volgen. (denkt na) We hébben al lessen getrokken, hoor: over de organisatie van de overheid en de aanleg van een strategische voorraad bijvoorbeeld, maar ook over het belang van geestelijke gezondheidszorg. Dat laatste is misschien wel mijn belangrijkste conclusie: dat we op dat vlak ver achterop liepen. Intussen staat mentaal welzijn veel hoger op onze agenda.”
De Dag van de Zorg staat dit jaar in het teken van werken in de zorg. Dreigt er ook hier een personeelstekort net zoals in het onderwijs?
(benadrukt) “We hébben al een tekort. Dat is heel zorgwekkend. Dat wil zeggen dat onze extra investeringen nog niet genoeg zijn. We moeten bijvoorbeeld meer mensen met verschillende diploma’s in de zorg krijgen. Het hoeven niet allemaal masters en bachelors te zijn. We zijn daarom een nieuw en aantrekkelijk beroepsprofiel aan het creëren voor de mensen die een HBO5-opleiding volgen (hoger beroeps, red.). We moeten ook meer hoopgevende verhalen brengen. Als onze jonge mensen alleen maar te zien krijgen dat de zorg kreunt onder de druk, dreigt een vicieuze cirkel.”
Had u nooit de ambitie om in de zorg te werken?
“Dat is een beetje een raar verhaal. (glimlacht) Ik kom uit een echte artsenfamilie: thuis werd er over niets anders gepraat. Omdat ik wat rebels was, heb ik als enige van het gezin geen geneeskunde gestudeerd, maar economie. Eerlijk? Ik heb me dat later wel eens beklaagd, want huisarts bijvoorbeeld vind ik een heel mooi beroep. Ook mijn vader vond mijn keuze voor economie jammer.”
“Mijn vader is geboren in Slypskapelle. Hij heeft zijn vader voor het eerst gezien toen hij al meer dan vier jaar oud was”
Jozué Vandenbroucke, geboren en getogen in Moorslede, was een arts en een grote naam in de academische wereld.
(knikt) “Hij was veel bezig met de organisatie van onze gezondheidszorg. Ik was nog relatief jong toen hij stierf (1987, red.), maar we hebben in zijn laatste jaren veel goede gesprekken gevoerd. Dat herinner ik mij nog goed. Hij was de eerste decaan van de Nederlandstalige faculteit Geneeskunde in Leuven. Hij lag ook mee aan de basis van de splitsing van de universiteit, samen met Piet De Somer.” (in 1968, red.)
Was hij een flamingant?
“Hij was zeker Vlaamsgezind, hij vond het belangrijk dat er Nederlands gesproken werd aan de universiteit. Maar zijn motivatie voor de splitsing was veeleer sociaal. In die tijd gingen bijna alleen kinderen van meer begoede gezinnen, en dan vooral jongens, naar de universiteit. Hij wou dat opentrekken naar de kinderen van arbeiders en bedienden, maar daarvoor zou Leuven niet groot genoeg zijn. En dus wou hij twee universiteiten, elk in een andere stad: een Vlaamse en een Franstalige.”
Hij was zelf ook een kind van het platteland.
“Hij is geboren in Slypskapelle, een klein gehucht in Moorslede, waar mijn grootvader Kamiel Vandenbroucke timmerman was. Dat was de tijd dat de pastoor bij de mensen thuis kwam en aan de moeder zei: Madam, ge hebt daar een slim bazeke, die moet verder studeren. En zo zijn er nogal wat West-Vlamingen naar Leuven getrokken, waaronder mijn vader.”
Het is allemaal dankzij meneer pastoor?
(lacht) “Jawel, maar het zou zo niet mogen zijn. En dus streed mijn vader voor een ander model.”
Kwam u als kind vaak in Moorslede?
(knikt) “Vooral in Passendale, waar mijn grootouders later naartoe verhuisden. Mijn grootvader had daar een metaalwinkel opgericht die nog altijd bestaat: Metalen Vandenbroucke. (mijmerend) Wat ik mij vooral herinner, was de warmte van mijn oma. Op Pasen maakte zij altijd een kolossale ketel klaar vol vogelnestjes. (lacht) Ken je dat? Dat zijn gehaktballen met eieren in. Dat was echt een andere wereld voor mij, omdat ik het stedelijke Leuven gewoon was. Mijn grootvader was trouwens een superslimme man die helaas maar tot zijn elfde naar school is kunnen gaan.”
Hij was ook soldaat tijdens de Eerste Wereldoorlog, las ik ergens.
“Dat was een schrijnend verhaal. Mijn vader is geboren in 1914. Vlak nadien werd mijn grootvader gemobiliseerd. Hij is meer dan vier jaar weggeweest. Mijn grootmoeder kon overleven door wat café te houden, maar uiteindelijk is ze ook moeten vluchten. Als ik dan vandaag Oekraïne zie … dat grijpt me hard aan. Mijn vader heeft zijn vader voor het eerst gezien toen hij al meer dan vier jaar oud was. (even stil) Ook mijn andere grootvader werd opgeroepen. Zij hebben daar zelden of nooit over gepraat. Dat was te pijnlijk voor hen.”
Bent u familie van die andere Frank Vandenbroucke?
“Neen, dat niet. We hebben elkaar wel ontmoet en zelfs eens samen gefietst op een evenement dat ik organiseerde.”
Wielrennen zit in uw familie. Werd uw grootoom Cyrille Van Hauwaert, ook van Moorslede, niet de Leeuw van Vlaanderen genoemd?
(plots enthousiast) “O jawel, dat was mijn grote held. Hij was de broer van mijn oma. Die man had een mythische status binnen onze familie. Er werd zelfs beweerd dat hij op zijn oude dag nog over een ziekenhuisbed kon springen. (lacht) Dat waren andere tijden, hoor. Hij reed ooit met de fiets naar Milaan om daar Milaan-Sanremo te rijden én te winnen. Dat was een heel grote Flandrien en bovendien een leuke man. Ik ben als jong manneke nog met hem naar koersen gaan kijken.”
Komt u vandaag nog dikwijls in deze streek?
“Weinig. Ik heb er nog twee nichten wonen, waar ik goed mee overeen kom, maar die ik niet zo vaak zie. Binnenkort ga ik wel naar West-Vlaanderen om een nieuwe tour van Melissa (Depraetere, red.) af te trappen. Zij gaat een tour doen waarbij ze in gesprek gaat over de zorg met mensen uit de zorg.”
Wat denkt u van de fusiesoap tussen de ziekenhuizen van Oostende en Brugge?
“Ik volg dat natuurlijk, maar ik denk dat het beter is dat ik daar geen commentaar op geef. Een minister moet vooral het bredere kader uittekenen. Ik vind het goed dat ziekenhuizen nadenken over samenwerking. Dat is de richting die we uit moeten.”
Maar is het ook goed voor de patiënt?
“Jawel. Een ziekenhuisnetwerk betekent niet dat basiszorg verdwijnt. Integendeel: deze netwerken moeten net garanderen dat er overal basiszorg aangeboden kan worden. Alleen de meer complexe operaties moeten gebeuren in gespecialiseerde ziekenhuizen. (benadrukt) Uit nieuwe cijfers blijkt dat twintig procent van de borstkankerpatiënten zich laat behandelen in een niet-erkende borstkliniek. De patiënt weet dat meestal niet, het zijn de ziekenhuizen die daar niet duidelijk over communiceren. Gevolg is wel dat zij daardoor een grotere kans hebben om te sterven aan deze kanker. Dat is onaanvaardbaar en ik ga daar paal en perk aan stellen.”
Als dat zo is voor borstkanker, is dat dan ook zo voor andere kankers?
(op dreef) “Goed punt. Wat met slokdarmkanker? Of pancreaskanker? Deze vragen heel gecompliceerde behandelingen en móeten dus aangeboden worden in klinieken die daarin gespecialiseerd zijn.”
Werk aan de winkel dus. Zal u volgend jaar in mei kunnen stoppen?
“Dat zal afhangen van de kiezer. (glimlacht) Maar het werk zal niet gedaan zijn. Door covid hebben we helaas vertraging opgelopen bij enkele belangrijke hervormingen.”
Zou uw vader eigenlijk akkoord zijn met uw beleid?
“Als ik terugdenk aan onze gesprekken, dan denk ik van wel, ja. Hij had een heel sociale kijk op gezondheidszorg, zonder een socialist te zijn. (stil) Ik kan het hem helaas niet meer vragen.”
Bio
• Geboren op 21 oktober 1955 in Leuven.
• Licentiaat in de Economische Wetenschappen (KU Leuven).
• Woont met zijn vrouw in Tervuren. Vader van een dochter en grootvader van drie tieners.
• Doet aan politiek sinds 1982. Was onder andere parlementslid, partijvoorzitter, federaal en Vlaams minister.
• Maakte in 2011 de overstap naar de academische wereld.
• Sinds 1 oktober 2020 vicepremier en minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken in de regering-De Croo I.
Het beste van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier