Leven tussen de deadlines: “Twee hoogdagen op één dag, enerzijds Pasen anderzijds de Ronde van Vlaanderen”

Archiefbeeld van de Ronde van Vlaanderen in Brugge. © Belga Image Dirk
Jan Devriese

Jan Devriese leeft tussen deadlines. De Brugse stukjesschrijver maakte 45 jaar geleden zijn allereerste artikel, toevallig (of niet?) voor deze krant. Na een lange omzwerving is de cirkel rond en de pen weer thuis. Elke twee weken zal Jan hier wat woorden in een meer dan aanvaardbare volgorde zetten. Hij wisselt af met Laura Schuyesmans, die leeft met een deadline.

Twee hoogdagen, van twee religies, op één dag. Veel beter wordt het niet. Enerzijds heb je Pasen, de hoogdag van de christelijke religie, anderzijds de Ronde van Vlaanderen, de hoogdag van de wielerreligie, die veel belangrijker is. Dat de christelijke gelovigen zondag dankbaar herdenken dat Jezus verrezen is, is hen zeer gegund. Maar laten we wel wezen: er zal die dag in de Vlaamse huiskamers harder gejuicht worden als pakweg Jef Vanprul uit de doden opstaat, na een inzinking in de aanloop naar de Oude Kwaremont.

De Oude Kwaremont. Proef die naam. Sluit je ogen, en zie beelden van renners die harken, zwijmelen, vallen. Het flinterdunne lycrapakje, niet meer dan een canvas voor schreeuwlelijke sponsors, scheurt meteen weg. Schaaf- en vleeswonden, gebroken polsen, gebroken sleutelbenen, gebroken knieschijven: keuze zat. Bloed dat gutst, een schreeuw van pijn, het smartelijke snikken, het achterblijven. De Oude Kwaremont, waar helden komen om te sterven – en te verrijzen.

“De Oude Kwaremont, waar helden komen om te sterven – en te verrijzen”

Het mooiste aan die mythische plekken is dat ze dat maar heel even zijn. Je herkent ze pas als zodanig wanneer lieden op iets te dure fietsen eroverheen proberen te geraken. De rest van het jaar zijn het al bij al ordinaire weggetjes, die slecht gesorteerd over het landschap zijn uitgestrooid en die je probleemloos op en over geraakt, op een zonnige middag naar keuze, in je auto.

Op twee wielen is dat een ander verhaal. Neem nu de Kemmelberg. Daar ben ik ooit gevallen, tijdens de beklimming. Op het steilste stuk kasseien. Met mijn motorfiets. Ik reed iets te dicht achter mijn voorganger aan, een chauffeur van een autootje met Franse nummerplaat die om onverklaarbare reden plots remde en stilstond. Ik gooide alles dicht en kon een aanrijding vermijden, maar mijn motorfiets besloot zijn 250 kilogram even te rusten te leggen, en tegen de wetten van de zwaartekracht waren mijn kantoorbeentjes niet opgewassen. Ik ging onderuit en gleed enkele meters naar beneden.

“Daar lag ik dan op een zonnige middag naar keuze, geveld op de Kemmelberg”

Daar lag ik dan, op een zonnige middag naar keuze, terwijl de benzine uit mijn motorfiets sijpelde, op mijn geknelde been — één vonk, en ik stond in de krant. Doch zover kwam het niet: mijn vriend pootte zijn motorfiets enkele tientallen meters hogerop veilig neer en hielp mij schaterlachend bij het rechtop zetten van die 250 kilogram. De schade aan mijzelve en mijn machine bleek mee te vallen – een zijkoffer had de klap grotendeels opgevangen – maar een hoogdag, nee, dat was het niet. Rotkemmelberg. Gelukkig droeg ik geen lycrapakje.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier