Gouden tijden voor schroothandelaars in Koksijde

De oorlogsslachtoffers in Koksijde. © Archiefcommissie Koksijde
Myriam Van den Putte
Myriam Van den Putte Journaliste Het Wekelijks Nieuws

De talrijke villa’s en huizen in Koksijde-Dorp en Koksijde-Bad verkeerden na de oorlog in erbarmelijke staat. De soldaten in kantonnement hadden er in de kamers op het gelijkvloers hun paarden gestald en ze hadden deuren en raamlijsten opgestookt. Als compensatie kreeg de gemeente daarvoor eind 1918 een vergoeding van de overheid.

Er was ook een schadevergoeding in natura voor burgers: in de jaren 1920 konden ze op het gemeentehuis langsgaan voor fruit en Nieuw-Zeelandse notenbomen. Van de notelaars is er vandaag nog één exemplaar overgebleven, in de tuin van het vroegere huis van ‘Pier de Garde’ in de Kerkstraat, en in de tuin achter de ‘bazaar’ van Elza Lyckes getuigen nog enkele oude fruitbomen.

De troepenbewegingen met zwaar vervoer hadden de wegen veranderd in modderstraten met putten en bulten of ze waren bedolven onder het zand. Daarvoor werd in 1919 de Oudenburgse aannemer Maurice Constandt gelast om de weg tussen Sint-Idesbald en Koksijde-Dorp te herstellen. In 1920 besliste de gemeenteraad om alle duin- en oorlogswegen over te nemen op voorwaarde dat ze eerst in goede staat van onderhoud werden gebracht.

Wijk Monobloc

In de jaren 1920 bouwde de Maatschappij voor Goedkope Woningen voor ‘Verwoest West-Vlaanderen de wijk ‘Monobloc’ aan de Polderstraat en palend aan de Oostvoorduinen en de gronden van de familie Hannecart. Het gaat om een 40-tal vrijstaande en tweegezinswoningen in zandkalksteen voor gezinnen die zwaar waren getroffen door de oorlog.

De bakstenen, een mengsel van duinenzand en kalk, werden vervaardigd in de steenbakkerij Silico in Koksijde. Het oorspronkelijke straten- en percelenplan van de wijk bestaat nog altijd, maar de meeste woningen werden verbouwd en er kwamen nieuwe huizen bij. Zo goed als ongewijzigd zijn de huizen in de Prins Boudewijnstraat 9 en Prinses Charlottestraat 12.

Waaghalzen namen risico’s en sloegen het koper van niet ontplofte obussen

Heel wat vluchtelingen die terugkeerden naar Koksijde moesten creatieve oplossingen bedenken om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Sommigen maakten van de nood een deugd en verdienden een aardige cent bij door oorlogsschroot te verkopen dat ze uit de duinen sleepten.

Koper leverde flink wat op, en daarvoor liepen sommige waaghalzen grote risico’s: ze sloegen het koper van onontplofte obussen. Ook kinderen werden ingeschakeld: nagels die ze verzamelden in de duinen en stukken shrapnelijzer uit de straten verpatsten ze aan de ‘ijzermarchand’.

Het Brits Militair Kerkhof.
Het Brits Militair Kerkhof.© Archief Erfgoed

Zo waren een zekere Legein uit Oostduinkerke en Tuur Backaert uit Koksijde bekende schroothandelaars, net als Gusten Versyck en Camiel Samoey, de uitbater van café ‘De Hoge Blekker’. De bijverdienste legde Camiel, die de streek afschuimde met zijn paard en wagen, geen windeieren. De ‘slunseventen’ uit het Veurnse Ambachtstraatje organiseerden een ophaalronde met paard en kar.

Kwajongensstreken

Tijdens de oorlog begroeven de Fransen hun dode paarden samen met het keukenafval. De kinderen uit de buurt kenden die plekken en groeven na de oorlog de beenderen op. Die stopten ze in zakken en versjacherden ze aan Tuur Backaert. Deugnieten zoals Victor Ticket vulden de zakken bij met stenen en rommel, maar Tuur ontdekte het bedrog en beklaagde zich bij Victors vader, die als beloning enkele flinke oorvegen kreeg.

Na de oorlog werden de plankenvloeren uit de barakken uitgebroken, later werden de barakken helemaal gesloopt om als brandhout te gebruiken. Ook de ‘Plankenroute’, een belangrijke verbindingsweg tijdens de oorlog, werd opgebroken. Henri Rys gebruikte de gerecupereerde eiken balken voor de vensterbanken in zijn huis in de Zeelaan.

Feiten

In Oostduinkerke lieten 41 militairen en 12 burgers het leven tijdens WO I. In Koksijde vielen er 23 militaire en zeven burgerlijke slachtoffers. In de kleine deelgemeente Wulpen stierven er 16 burgers en elf militairen.

Bijna de helft van alle doden tijdens WO I viel in juni 1917. Elke dag werden er toen gemiddeld 23 doden begraven op het Britse Militaire Kerkhof. Wat in de volksmond ‘Engels kerkhof’ heet, is de grootste Britse militaire begraafplaats aan de Belgische kust met 1.517 graven van WO I.

De laatste executie: vrijwilliger Aloïs Wulput was de laatste gefusilleerde, die op 5 juni 1918 in Koksijde-Bad werd terechtgesteld omdat hij zijn overste had gedood in de gevangenis van De Panne.