Vic Van Geel (87) een Oostendse horecalegende noemen, is de sympathieke praatvaar nog oneer aandoen. De voormalige uitbater van al even legendarische horecazaken droeg in die opwindende tijden ook ruimschoots bij tot het culturele bestel in de Stad aan Zee met de organisatie van ontelbare muziekconcerten – jazz is zijn passie – en tentoonstellingen. En die passie heeft hij nog niet verloren, integendeel. “Toots Tielemans is bij mij nog komen optreden.”
Iedere rechtgeaarde Oostendenaar kent de nu 87-jarige Vic Vangeel als de uitbater van de Engelse pub de Clipper op de hoek van de Langestraat en de Vlaanderenstraat en natuurlijk ook van de Drakkar op de Zeedijk. Hij mag dan al wat moeilijker ter been zijn – “ik heb goeie en minder goeie dagen” -, met zijn geheugen is niets mis, integendeel, en evenmin met zijn grote liefde voor muziek en kunst. Een babbel met Vic Vangeel is dan ook niets minder dan een reis doorheen een boeiende periode Oostendse horecageschiedenis.
Je bent niet afkomstig uit Oostende, geloof ik?
“Neen, ik ben oorspronkelijk afkomstig van Vilvoorde, maar om gezondheidsredenen kwam we naar hier. En dat heb ik me nog niet beklaagd. Ik heb het geluk gehad dat ik in Oostende heel wat mooie dingen heb kunnen doen, samen met mijn echtgenote Liliane die mij in alles met hart en ziel heeft gesteund.”
Het ondernemen zat er toen al in, niet?
“Dat is nog voorzichtig uitgedrukt (lacht). Ik opende mijn eerste zaak in 1958. Dat was de Breughel in de Langestraat. Samen met enkele vrienden wou ik een niet alledaags en gezellig café runnen waar je ongedwongen van jazzmuziek kon genieten en waar we dito plaatjes draaiden. De Breughel was trouwens ook het lokaal van de Hot Club De Belgique, een vereniging van jazzfans die grote namen uit de jazzwereld naar ons land haalde. Ook in de Breughel organiseerde ik toen concertjes.”
“De glazen in de vorm van een hoorn verdwenen als sneeuw voor de zon”
Ik mag gerust stellen dat jazz als een rode draad doorheen jouw leven loopt, meen ik. Vanwaar die grote liefde?
“Zeg wel. Ik woonde mijn eerste jazzconcert bij in Brussel, ik was zeventien. Een vriendin had me uitgenodigd om mee te gaan naar een opreden van onder meer zangeres Sarah Vaughan en Illinois Jacquet, een Amerikaanse saxofonist en bigband-leider, in wat nu de Bozar is. Man, heb ik daar het licht gezien! Een grandioze kennismaking met jazz was het. Ik ben er stante pede verliefd geworden, niet op het meisje maar op de muziek (lacht), en dat vuur brandt nog steeds even fel in mij.”
In 1970 opende de Clipper. Dat evenement is niet bepaald onopgemerkt voorbijgegaan, herinner ik me ook nog zelf.
“Die fantastische tijden komen niet terug, jammer genoeg. De Langestraat bruiste toen nog. Ik had het grote geluk dat ik de persoon van de betrokken brouwerij die de Clipper had gebouwd, kende. Er waren toen 28 kandidaten, waarvan sommigen er een flinke duit wilden tegenaan gooien om de uitbating te krijgen. Ik had dat niet, maar wel mijn idee over hoe ik de zaak wou runnen: een klassezaak met obers in smoking, maar heel toegankelijk. U gaat de zaak toch niet sluiten om 22 uur, veronderstel ik?, zei hij me. Charlie, in Oostende begint het leven om 22 uur, zei ik. En het was in de chacose. Ik zag er meteen ook mogelijkheden voor het inrichten van concerten en exposities. De zaak had een benedenverdieping waar ik tal van Oostendse kunstenaars hun werken liet tentoonstellen. Zelfs Prins Karel exposeerde er.”
Na de Clipper volgde de al even bekende Danish pub de Drakkar. Waarom de verhuis?
“Omdat ik met de Clipper plannen had die niet strookten met die van de eigenaar. Ik was er gerant en wou op de verdieping een restaurant openen, maar dat was niet naar de zin van de brouwerij omdat die dacht dat de bierverkoop erdoor ging verminderen. Bon, er verschenen nieuwe opportuniteiten aan de horizon. Op de zeedijk stond een pand al een tijdje leeg. De eigenaar wou eerst niet meer weten van een horecazaak, maar ik wist hem via een vriend te overtuigen. Het concept Drakkar was geboren. We richtten er in 1975 een Deense pub in, opnieuw met ruimte voor tentoonstellingen en jazz. Ik denk dat ik er ruim 130 kunst- en muziekevenementen heb ingericht die telkens een pak volk op de been brachten. Zelfs Toots Tielemans kwam er optreden.”
Niet alleen de events waren gegeerd,herinner ik me.
“Ah, je bedoelt de befaamde glazen in de vorm van een hoorn (lacht). Die waren inderdaad bijzonder populair. Ik denk dat heel wat klanten van destijds er nog een staan hebben, want ze verdwenen als sneeuw voor de zon. Maar alle gekheid op een stokje: Liliane en ik hebben er 27 jaar lang heel fijne tijden beleefd, tot de zoon van de eigenares het pand niet verder wou verhuren. Dat was zware kost om te verteren, zware toebak.”
Maar tot op vandaag zit je nog vol plannen, hoor ik.
“Inderdaad. Ik heb nog frequent een jazzconcert kunnen organiseren, onder meer in De Haan. Ik zou nu nog graag jazzlegende Richard Rousselet naar Oostende krijgen en hem laten optreden in de Hazegraskerk. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan, hè.”
Mercatorgesprek
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier