Lize Spit (35) werd in 2016 met haar onwaarschijnlijk succesvolle debuutroman ‘Het Smelt’ – in een regie van Veerle Baetens in het najaar in de filmzalen – in één klap Vlaanderens populairste schrijfster. Met haar opvolger vier jaar later ‘Ik ben er niet’ bevestigde ze alleen maar die status. En ze is begin juni getrouwd met ‘de man van haar leven’. In hun ‘stad van de liefde’ nog wel. Want Oostende is voor hen de ‘feestelijke versie van het leven’. En toch noemt ze zichzelf eerder ‘zwaarmoedig’ dan ‘perfect’ gelukkig. Hoe kan dat? “Ik ben gelukkig op een bepaald niveau. Maar ik mis wel stukjes van de machine.”
Het zijn eerder ontmoetingen dan interviews. Onze gasten, negen zomerweken lang, komen uit diverse windstreken (politiek, showbizz, sport, cultuur, media…) aangewaaid en praten aan zee, in de grandeur van Thermae Palace vrijuit over ónze zee en hún leven en werk. Van valavond tot zonsondergang, bij het ontbijt blijft de schoonheid in het leven over. De gesprekken meanderen vaak heen en weer maar geven altijd een bijzondere inkijk in de gasten.
Spit waait in Thermae Palace binnen met haar grote liefde Rob van Essen. Nederlander, ook gevierde schrijver, 25 jaar ouder, hun hele liefdesverhaal komt straks. Ze zijn begin juni getrouwd, dan wel eerst officieel in Brussel, waar ze wonen, het feest – ceremonietje in De Grote Post, dansfeestje in het hippe Beau Site op de dijk – móést wel in Oostende.
Spit (kijkt verliefd naar Rob): “Oostende is een beetje onze stad van de liefde, sinds ik hier drie jaar geleden een schrijfplekje werd aangeboden in een appartement. Daarna hebben we hier nog een paar keer bij vrienden gelogeerd, tot we in het Europacentrum terechtkwamen en daar vorig jaar een studio te koop kwam.”
En zo hebben Lize en Rob, die eerder al zijn geliefde Amsterdam voor Brussel had geruild, daar hoog op de veertiende verdieping van het Europacentrum, met meer dan dertig verdiepingen het hoogste gebouw van de kust, hun vaste tweede verblijf in hun stad der liefde.
Er zijn al hele podcasts gewijd aan Spits liefde voor de zee in het algemeen en voor Oostende in het bijzonder. Met daarin omschrijvingen als “de zee is voor mij een feestelijke versie van het leven.”
Al zijn daar geen jeugdherinneringen mee gemoeid.
“We gingen in mijn jeugdjaren nauwelijks op vakantie en al zeker niet naar de zee. Eens een dag op het strand waar we dan een zandkasteel bouwden, verder geraak ik niet. Maar nu is het dus grote liefde. Vooral in de winter dan, door de stilte, het uitwaaien… De zomer is mij te druk, allemaal handdoeken op het strand waartussen je een plaatsje moet zoeken… De dwang om van de warme zomer te genieten, die ken ik niet.”
Maar ze vluchten maar wat graag weg uit Brussel, waar het koppel woont.
“Ik heb echt een haat-liefdeverhouding met Brussel. Enerzijds is het mijn thuisomgeving, ik woon er al langer dan ik in de Kempen, waar ik ben opgegroeid. Maar tegelijk is Kuregem geen gemakkelijke omgeving om te wonen. Het is een ruige buurt die almaar klappen krijgt. Daar wonen is voor ons eigenlijk alleen vol te houden door regelmatig de vlucht te nemen naar Oostende. Alles komt hier voor mij samen: zee en natuur, cultuur… Maar het gaat mij nog het meest om de zee. We reizen niet zo graag en niet zo vaak, ik kom liever honderd keer in Oostende dan op honderd verschillende plaatsen, maar ik zou sowieso geen land zonder zee kunnen bezoeken.
Water stroomt, beweegt, geeft mij een gevoel van veiligheid. In Brussel hebben ze de Zenne ooit dichtgemaakt, hoe is dat toch mogelijk? En in Oostende krijg ik ook weer een dorpsgevoel, kom ik in een gemeenschap van cultuurliefhebbers en ondernemers die elkaar kennen en elkaar hallo zeggen in de supermarkt, die voor alle alleenstaanden zorgt. Heerlijk toch? Er zit veel Brussel, waar ik al van mijn achttiende woon, in mij, maar ik zou best vast in Oostende kunnen wonen. Alleen is de verbinding met het binnenland wat moeilijk. De laatste trein terug vanuit Antwerpen is al om half elf of zo. En we hebben allebei geen rijbewijs. (denkt na) Maar we komen hier elke keer weer enorm graag, maken lange wandelingen, ontdekken de stad waar altijd muziek is. Weet je, Oostende is voor ons vooral … eenvoudig.”
Rob, grijnzend: “Thuis in Brussel komt de post. Met administratieve rompslomp en zo.”
Lize knikt: “Het is een vlucht uit de dagelijkse beslommeringen. Dat bedoelde ik met “Oostende is een feestelijke versie van het leven.” Alles is hier zo overzichtelijk. Je beslist: ik ga naar zee en neem mee… Oostende staat voor een heel fijn en compact leven. Ons studiootje is ook heel klein, heel makkelijk te onderhouden dus. Eigenlijk een extra kamer bij ons appartement in Brussel, slechts een uur en een kwartier met de trein.”
Bruxelles Plage
De liefde voor Oostende – zeg ook maar Petit Bruxelles, Bruxelles Plage – is duidelijk. En daar doet dat lelijke Europacentrum geen enkele afbreuk aan.
“Het Europacentrum heeft iets hards en lelijks, ja. Maar dat stoort mij niet. Eenmaal binnen is het gebouw heus niet vervallen en straalt het een ouderwetse en charmante authenticiteit uit. Met drie liftkokers, waarrond alles is gebouwd, geen lange gangen dus. Onze studio is ook niet helemaal gerenoveerd, we hebben nog steeds de oude radiatortjes van de jaren 70. Heel charmant allemaal. En er is dat fantastisch uitzicht, hé. Zijdelings hebben we nog een heel klein beetje zeezicht, richting Bredene, maar we kijken vooral uit over de hele stad en het hinterland, tot in Brugge. Elke avond al die lichtjes. We vinden zelfs het licht in onze flat van de vuurtoren Lange Nelle op Oosteroever, waar enkele maanden geleden zoveel om te doen was, zalig. Het went, en die bewegende lichtbundel maakt gewoon deel uit van de plek waar we ons thuis voelen. Alsof iemand over je waakt. Wij zitten op ruime afstand, maar als je er op Oosteroever vlak naast woont, kan ik mij wel voorstellen dat het een heel fel licht is. Maar de ontwikkelaars van de flats hadden dit kunnen voorzien, ze wisten dat ze naast de vuurtoren zouden bouwen.”
“In Oostende kom ik weer in een gemeenschap die voor alle alleenstaanden zorgt… heerlijk toch?”
Hun flat is voor Lize en Rob intussen een schrijfplek geworden. Hun eigen schrijversresidentie.
Dit is voor een schrijverskoppel het mooiste wat ik kon terugvinden, in de Podcast ‘Oostende Bonsoir’: Oostende is de plek waar je de zee leest en de horizon herschrijft.
Blitzcarrière
Want het is een gerenommeerd schrijverskoppel, het echtpaar Van Essen-Spit. In een notendop:
Rob van Essen (60) schrijft zowel romans als verhalenbundels en poëzie, brak door met de romans Visser en Alles komt Goed, won in 2015 met zijn verhalenbundel Hier wonen ook mensen de J. M. A. Biesheuvelprijs en in 2019 de Libris Literatuur Prijs met de roman De goede zoon. In het najaar verschijnt zijn volgende roman ‘k kom hier nog op terug die volgens zijn uitgeverij al zijn vorige werk zal overtreffen.
En dan de weergaloze blitzcarrière van Lize Spit. Debuutroman Het Smelt (2016), een beklemmend coming of age-verhaal: vertalingen in zestien landen, 250.000 exemplaren verkocht, De Bronzen Uil en een rits andere prijzen en de verfilming van Veerle Baetens komt in het najaar in de Belgische zalen. In december 2020 verscheen dan haar tweede roman Ik ben er niet – waarvan ook al 75.000 exemplaren zijn verkocht – een al even huiveringwekkend verhaal van Leo die worstelt met de manische depressies van haar vriend Simon. Daarna volgde voor het prestigieuze boekenweekgeschenk De eerlijke vinder en momenteel werkt Spit aan haar derde roman en schrijft ze columns voor De Morgen.
Vuurtoren!
We krijgen inkijk in hun schrijversresidentie, veertien hoog:
Lize: “We hebben er niet eens een bureautje of zo. Er is alleen plaats voor een ronde keukentafel, een bed en een zetel. En dan schrijft Rob meestal op bed en ik in de zetel, laptop op de schoot. Of eentje gaat buitenshuis. Of we gaan samen in De Grote Post schrijven.”
Rob: “We zitten allebei in een andere fase van onze carrière, maar we weten van elkaar waar we mee bezig zijn, wat de impact kan zijn als je boek net in de winkel ligt… dat helpt. We hebben ook een codewoord voor als we televisie kijken, of lezen, of slapen: VUURTOREN! Dan mogen we iets noteren dat ons te binnen schiet.”
Om een gewoon verliefd stel en geen schrijverskoppel te zijn, daar hebben ze geen code voor nodig. Maar…
Lize: “Je blijft toch altijd schrijver. Je kan niet zeggen: nu gaan we even niet in het leven staan als schrijver. Als we in de stad wandelen en we zien iets waar we zouden kunnen over schrijven zeggen we heel vaak:wie mag het hebben…? Of plots zegt Rob: dat is een column!”
Jeroen Brouwers zei ooit: je kan niet goed schrijven als je niet veel leest. En dus lezen die twee heel veel.
Rob: “En dan lezen we ook wel technisch en wisselen dan uit dat is goed verwoord!”
Lize: “We hebben samen een soort leesclubje. Wat vind jij ervan…? Maar we praten evengoed over Succession op Netflix, hoor. Ook heel tof om de opbouw en zo van series te analyseren.”
Het koppel leidt een ernstig leven, lijkt het.
Rob (grijnzend): “Schrijvers zijn serieuze mensen… (serieus) Veel observerend, somber soms.”
Lize: “Al hangt veel van onze ontspanning toch samen met taal. Zo vinden we het zalig om op een terrasje samen cryptogrammen in te vullen. Of Rummikub.”
En vergeet al maar dat leeftijdsverschil van 25 jaar. Ook in hun schrijverschap.
Rob: “We hebben geen leraar-leerlingverhouding.”
Lize: “Ook al heeft Rob al vijftien boeken uitgegeven, we lezen elkaars manuscripten en leren van elkaar – ik heb wel het gevoel dat we daar gelijkwaardig in zijn. Maar we verschillen nogal als schrijver, Rob schrijft heel andere verhalen dan ik, heeft een andere stijl. En dan gun je elkaar vrijheid. Je kunt elkaar ook vertrouwen geven, er is bij mij toch altijd de angst: misschien lukt het niet.”
Spit was vroeger best sportief, deed aan judo en jiujitsu. Ze wilde ook lang leren surfen, “vanwege de combinatie van water en gewichtloosheid” maar een knieblessure na een fietsongeluk stond verder sporten in de weg. Een literaire carrière werd logischer dan een sportieve. Want ze was in het middelbaar evenzeer het type meisje dat heel mooie opstelletjes schrijft. En een dagboek bijhoudt.
“Ik wist al heel vroeg dat taal voor mij het ideale instrument was om gedachten en gevoelens uit te drukken. Taal was en is voor mij nog steeds een manier om het leven bij te kleuren, om mij op te heffen.”
“Ik ben als persoon heel anders dan als schrijver. Veel meer conflictvermijdend”
De ambitie om chirurg te worden werd snel opgeborgen, ze studeerde aan het RITS in Brussel: scenarioschrijven.
“Tof aan de opleiding was dat je heel snel zelf dingen mocht maken. Licht opstellen, filmen, monteren… het was geen beschouwend onderricht. Dat heeft mijn schrijven wel gevormd. Door een camera te leren opstellen leer je ook een perspectief bepalen voor het verhaal dat je wil vertellen. Hoe je een verhaal en een spanningsboog opbouwt.”
Ze kon dat wel heel goed – “de complimenten van mijn leerkrachten gaven mij vertrouwen en stimuleerden mij” – en in 2013 won ze zowel de jury- als publieksprijs van de schrijfwedstrijd Write Now! Meteen vochten zes uitgeverijen om haar debuutroman te mogen uitgeven, het onwaarschijnlijke succes van Het Smelt gaf hen allen gelijk.
“Het Smelt is bij uitstek een boek over levenskracht. Pas nu, acht jaar later, merk ik: wauw, hoeveel geweld zit daar niet in? De drang om dat boek te schrijven was zó sterk. Al mijn energie zat in dat boek. En zo schrijf ik nog steeds. Niet het schrijven zelf maar de gespleten manier van in het leven te staan, is lastig. Ik ben als persoon heel anders dan als schrijver. Veel meer conflictvermijdend. Dat mechanisme – in wat je schrijft de dingen oplossen die je als persoon in het echte leven niet kan oplossen – dat is slopend.”
En er is dus ook nog steeds die angst. Ondanks die 250.000 Het Smelts, die 75.000 van Ik ben er niet en de indruk die ze in maart weer maakte met de novelle De eerlijke vinder, het Boekenweekgeschenk in maart op 550.000 exemplaren.
“Ik kijk met evenveel trots terug op het succes van De eerlijke vinder als op Het Smelt en Ik ben er niet. Want het was geen gemakkelijke opdracht. Het heeft wel voor wat meer zelfvertrouwen gezorgd, maar om nu te zeggen…. Neen, de angst is er nog steeds.”
Meer de angst van Ben ik nog zo goed dan de angst dat het boek géén bestseller wordt. Al is ze broodschrijver. Snel gerekend: ze moet op Het Smelt met een commissie van 10 à 12 % toch bruto zo’n 500.000 euro hebben verdiend? Waar ze dus wel een paar jaren, tot haar tweede roman, moest en kon van leven. Goed gerekend? Ze zei ooit dat ze best eens een cursus boekhouden wilde volgen, om de zakelijke kant van haar schrijverschap ook te kunnen handlen.
“Ik heb met Rob eindelijk een relatie waarin ik niet meer constant moet zorgen”
“Niet omdat ik geld zo belangrijk vind, ik wou gewoon graag beter snappen wat mijn boekhouder allemaal doet. Is dat nu nodig of niet, mijn bonnetje van een koffie bijhouden..? Ik ben nogal perfectionistisch, ik wil zoveel mogelijk begrijpen. Ik heb dat ook met mijn manager; ik zou het liefst alle mails mee willen overzien. Maar dat gaat natuurlijk niet, ik moet leren loslaten. Daarom ook was de samenwerking met Michael na mijn eerste twee romans nodig: er kwam te veel op mij af, heel veel aanvragen vooral. Waarop ik dan bijna op alles ja wilde zeggen. Een tussenpersoon die mee helpt nadenken over de keuze om ja of nee te zeggen was echt nodig. Ik heb nu meer tijd om te schrijven en het is uiteindelijk dat wat mij gelukkig maakt. Terwijl ik schrijf weet ik zelf ook niet: is dat nu plezier of is het de job waar ik mijn geld mee zou kunnen verdienen? En hoeveel…? Dan zou je schrijven naar het breedst mogelijke publiek en de beste dagen zijn juist die waarop je de lezer vergeet. Al kan je die niet constant wegdenken. Maar het is fantastisch natuurlijk, kunnen leven van wat je schrijft, weinig schrijvers hebben dat geluk. Maar je wil wel al het werk dat je in je boek stak ook op een bepaalde manier vergoed zien. Zien dat er iets mee gebeurt. Dat het iets teweegbrengt.”
Vlaamse Canon
En gebeurt veel met haar boeken, ook buiten de kassa’s van de boekenwinkels. In het najaar komt in onze zalen de film Het Smelt uit, het regiedebuut van Veerle Baetens. Dirk Impens, ook producent van De Helaasheid der Dingen, leest heel veel en kwam al een week nadat Het Smelt was uitgekomen bij Spit met de vraag het boek te verfilmen. Toen Impens met pensioen ging, nam Bart Van Langendonck, producent van Rundskop, de film over.
“Ik zag het ondanks mijn opleiding scenarioschrijven niet zitten om van mijn eigen boek ook een filmscenario te maken, waarna de producent bij Veerle Baetens kwam. Ik werd niet heel nauw betrokken bij de verfilming maar ik kón het ook gemakkelijk loslaten, het is echt het project van Veerle. Al ben ik natuurlijk heel benieuwd wat de mensen ervan gaan vinden. Ik heb de film wel al gezien en ik ben wel tevreden. Een verfilming legt vaak een nieuwe nadruk op een verhaal. De gevolgen van seksueel geweld zijn nu echt het centrale thema. De film zegt veel over Veerle zelf, hoe zij aan de slag is gegaan met het hoofdpersonage Eva. Je voelt dat Veerle zelf een kind heeft, hoe ze als moeder naar het verleden van Eva kijkt. Heel mooi trouwens hoe ze daarvoor enkele scènes heeft bijgeschreven, ik heb zelfs een paar keer moeten wenen. Het is echt een pakkende film geworden.”
(lees verder onder de foto)
Haar boeken zíjn ook filmisch – een recensent maakte al de vergelijking met Netflix-series. Zo zijn ook de filmrechten van Ik ben er niet al door haar Duitse uitgeverij aangekocht. En er zou ook een theaterstuk van worden gemaakt.
Spit heeft een status bereikt.
“Oei…?! (lacht) Neen, het is eerder Het Smelt en mijn werk die deze status hebben bereikt, niet ikzelf.”
Dat is te bescheiden voor de beste debutante en de bestverkopende schrijver in pakweg de laatste tien jaar – er waren na Het Smelt al vergelijkingen met Hugo Claus en Ian Mc Ewan.
“Daarom was ik bij het schrijven van Ik ben er niet zo bang van verdere vergelijkingen. En ook daarom wil ik met mijn derde boek weer iets anders. Het wordt iets autobiografisch, anders geschreven ook.”
Dan schrijft ze wel naast haar boek ook novelles en columns, ze lijkt mij bij uitstek een langeafstandsloper.
“Ik doe het eigenlijk allemaal even graag maar als ik moet kiezen, schrijf ik misschien nog het liefst romans. Vanwege de jarenlange focus, het telkens thuiskomen. Al heeft zo’n schrijfproces ook zijn ups en downs, hoor.”
Spit is zo’n twee maanden geleden dolverliefd getrouwd met Rob. Ze tweette achteraf zelf een tedere trouwfoto:getrouwd met de man aan wie ik mijn hart verloor. Dat hart wil ik nooit meer terug. Het was nu voor echt, na haar symbolisch huwelijk met de Nederlandse schrijver Thomas Gunzig in mei 2021 als ambassadeurs van Flirt Flamand en de Nederlands- en Franstalige Belgische literatuur. Spit greep het stunthuwelijk wel aan om dan ook maar meteen zelf haar Rob ten huwelijk te vragen: “Ik dacht: hij is de vent van mijn leven, het zou heel raar zijn niet met hem te trouwen.” Er volgde in februari 2023 voor Liefde tussen de Lijnen, ter gelegenheid van valentijn in Oostende in De Grote Post nog een soort literair huwelijk met Rob, maar nu zijn ze in het echt verbonden.
Kortverhaal van hun liefde:
Lize: “Het is de eerste keer dat ik helemaal mezelf kan zijn. We kunnen allebei ook goed eens alleen zijn. Dat is een heerlijk gevoel: bij iemand zijn bij wie ik niet constant het gevoel heb dat hij mij nodig heeft.”
Rob (grinnikend): “Het heeft ook voordelen, een veel oudere man.”
Lize (ernstig): “Het is niet zo dat ik nood had aan een oudere, rustige man. We vullen elkaar gewoon heel goed aan.”
Rob: “We zorgen voor elkaar.”
Lize (vrolijk): “Eindelijk een relatie waarin ik niet meer constant moet zorgen. Als we nu al eens uitzonderlijk ruzie maken is het om een zware draagtas: Neen! Ik kan die heus wel zélf dragen!” (lacht)
Dat vraagt om meer uitleg.
“Ik heb de neiging om overdreven zorgzaam te zijn en me weg te cijferen, op het ongezonde af. In mijn vorige relatie, die twaalf jaar duurde, was dat op de duur totaal uit evenwicht geraakt. Omdat ik zo moeilijk grenzen kan stellen, worstel ik ook met sombere periodes.” Het verklaart die uitspraak die aan haar blijft kleven: “ik ben zwaarmoedig gelukkig.” Zwaarmoedig, al is ze de succesrijkste vrouwelijke schrijver van het land – zie ook de net uitgekomen Vlaamse canon – en al is ze zo gelukkig in de liefde.
Ze legt uit: “Geluk is niet zo simpel. En is ook niet maakbaar. Ik bén nu wel gelukkig op een bepaald niveau maar ik mis wel stukjes van de machine, begrijp je? Ik neem nu ook geen medicatie tegen depressies meer, maar dan slaat de somberte nog wel eens toe en dan trek ik toch naar de dokter. Het is lastig om bij het schrijven te zitten denken: het gaat niet, ik ben niets waard. Maar dat kan evengoed iemand in het onderwijs of een topsporter overkomen. Je hebt alles om gelukkig te zijn en doe het nu maar, zo werkt het niet.”
Leeftijdloos
De schimmel in haar hoofd is nog niet helemaal weg.
“Maar ik blijf eraan werken, ik ben ook geen zwartgallig personage. Het is niet alleen kommer en kwel, ik kan heus wel vrolijk doen.”
En de relatie met haar moeder is gelukkig sterk verbeterd.
“Ze is sinds een jaar ongeneeslijk ziek, en daardoor zijn we de afgelopen maanden meer naar elkaar toe gegroeid. Door meer tijd met haar door te brengen, begrijp ik haar nu iets beter, ik ben daar heel dankbaar voor. De scheiding van mijn ouders vergemakkelijkte ook de communicatie, als ik op een vaste telefoon bel, weet ik nu wie opneemt.”
Eigenlijk is alleen haar kinderwens nu het moeilijkste thema. “Ik heb een even grote kindertwijfel als een kinderwens. Daar zijn ook argumenten voor: in welke wereld zal dat kind leven? En dan heb ik het over klimaatopwarming en zo.”
“Niet het schrijven zelf maar de gespleten manier in het leven te staan, is slopend”
Haar medicatie is geen argument meer om te twijfelen.
(denkt na) “Maar we weten het echt nog niet. De twijfels of ik dat wel kan en wil, die hele verantwoordelijkheid, blijven. Ik heb al drie metekinderen, het is ook heel mooi er voor hen te zijn. En er spelen nog een paar zaken: ik heb diabetes, Rob is 60 en ik word 35.”
Rob: “Ons kind zou natuurlijk een heel oude vader krijgen, waardoor de zorg later vooral bij Lize terechtkomt. Ik hou van kinderen maar ik ga haar niet overhalen.”
Lize: “Een oudere vader heeft meer tijd, meer relativeringsvermogen.”
Ik besluit dit: Lize, veel eelt op haar ziel, is die typische dertigersperiode al ontstegen en Rob is in zijn hoofd meer een hippe veertiger dan een zestiger. Dat komt dicht bij elkaar.
“Ja, ik vind dat ook: we zijn allebei eigenlijk leeftijdsloos.”
Als we de foto’s op het strand gaan nemen, zien we hoe graag die twee elkaar zien, ze lossen elkaar nauwelijks. Een ouderwets romantisch koppel dat elkaars hart heeft gestolen en ze willen het nooit meer teruggeven.
Hun liefde begon ook ouderwets. Lize zat goed drie jaar geleden nog in die eerdere aangehaalde moeilijke relatie, “maar die was toch aflopend, ik ben gewoon van de ene op de andere trein gesprongen.” Ze hadden elkaar leren kennen op een schrijverskamp en daar kwamen geen ouderwetse brieven van, maar even romantische mails.
“Almaar mails, waarin we elkaar steeds beter leerden kennen. En steeds verliefder werden. Tot vandaag.”
Laat ontbijt, het jonge koppel slaapt graag uit. Maar er is nog die ene vaste ontbijtvraag. Het eerbetoon aan Caroline Pauwels, de zo inspirerende VUB-rector en schrijfster van Ode aan de verwondering die te gast was in de eerste jaargang van Midzomernachten in 2020 en midden de vorige, op 5 augustus 2022, stierf. Wat kan Lize Spit nog kinderlijk verwonderen?
“De vriendelijkheid van onbekende mensen die altijd elk hun verhaal meedragen in openbare ruimtes. Ik zie daarin het verlangen van mensen die contact met elkaar willen. Die een glimlach beantwoorden. Ik merk dat ik mij de laatste jaren wel meer kan verwonderen over simpele dingen. Hoe mooi de natuur is. Neem nu eb en vloed, hoe wonderlijk is dat niet? Dat kunstwerk hier even verderop (Pillage of the Sea, een toren van zandzakken die eb en vloed trotseert, als een meetlat voor de dreigende stijging van de zeespiegel, red.): toch heel mooi? Ik had al zin daar eens bovenop te kruipen en te wachten tot het vloed wordt, en dan zit je op een eilandje in het water.”
Wie is Lize Spit?
Lize Spit (12 november 1988, Viersel) studeerde in Brussel aan het RITCS, waar ze een master in scenarioschrijven haalde. In 2013 won ze zowel de jury- als publieksprijs van de schrijfwedstrijd Write Now!, in 2016 debuteerde ze met de roman ‘Het smelt’ die het beklemmende verhaal vertelt van Eva die terugkeert naar haar geboortedorp en haar verleden. Spit ontving voor Het Smelt – intussen vertalingen in zestien landen, 250.000 exemplaren verkocht, in het najaar komt de verfilming in de zalen – meteen De Bronzen Uil. Ook haar tweede roman, ‘Ik ben er niet’ (2020) over de manische depressies waarmee Simon, de vriend van Leo, worstelt is een bestseller. Spit die dit jaar ook het Boekenweekgeschenk mocht schrijven, werkt momenteel aan haar derde roman en schrijft columns voor De Morgen. Ze woont met haar kersverse echtgenoot, ook schrijver, Rob van Essen afwisselend in Brussel en Oostende.
Midzomernachten: de gratis expo
Een hele zomer lang kan je de mooiste foto’s uit de Midzomernachten bewonderen in Oostende. Fotograaf Kris Van Exel koos de meest iconische foto’s uit de reeks. Je leest er ook flarden uit de gesprekken waarin de gasten hun liefde voor de zee en Oostende vertellen.
Nog tot 12 september in de Nieuwe Gaanderijen op de Zeedijk in Oostende.
Het beste van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier