De verrijzenis van schrijfster Delphine Lecompte: “Lachen met mijn ellende is mijn grootste wapen”

© Christophe De Muynck
Frank Buyse
Frank Buyse Senior writer

Geloof ons, Delphine Lecompte is verrezen. Met Pasen. Ze is nochtans vermoord, volgens haar autofictieve nieuwe boek ‘Wie heeft Delphine Lecompte vermoord?’, vanaf morgen in de winkel. Maar ze zat op Paasmaandag fris en vrolijk tegenover ons. Het is tegelijk een rauw en een geestig boek, een turf van vierhonderd bladzijden, meesterlijk geschreven. La Lecompte, ‘s lands meest controversiële schrijver: “Jammer dat niet alle seks echt was.”

Wie is Delphine Lecompte?

De Brugse schrijfster Delphine Lecompte (Gent, 22 januari 1978) schreef aanvankelijk Engelstalige proza maar won met haar poëziedebuut De Dieren in mij in 2010 meteen de Cees Buddingh-prijs, waarop ze verder bleef dichten in het Nederlands. Ze werd met bundels als Western (2017) en Vrolijke Verwoesting (2019) en met haar aparte performances op poëzie-evenementen steeds bekender. Door haar succesvolle deelname aan De Slimste Mens ter Wereld in 2020, haar wilde stijl en haar vaak provocerende columns werd ze bij het grote publiek even geliefd als controversieel.

Wie heeft Delphine Lecompte vermoord?, dat moet heel veel werk geweest zijn, vanaf 4 uur ‘s ochtends, in alle stilte. “Ik en mijn tekst. Dan ben ik, nog half in een droomwereld, op mijn best. Maar ik geloof niet in zwoegen en schrappen en schaven. Ook omdat ik dan riskeer nog overdadiger te worden. Het kwam er allemaal in één gulp uit.” Ook humor is aanwezig, het hele boek door. “Die is er niet om te verzachten, die komt heel naturel. Want die zit in mij. Lachen met mijn ellende is mijn grootste wapen.”

En de Brugse schrijfster (45) – dat schriele, bedeesde, geestige fenomeen dat sinds De Slimste Mens ter Wereld in 2020 omarmd wordt door (bijna) iedereen – bleek klaar voor meer dan een gedicht of een column. “Mijn brieven aan idolen, Wilde Brieven aan Woestelingen, is af en mijn eerste echte roman is bijna af. Al is het weer niet allemaal fictie: het speelt zich af in de supermarkt in Sint-Kruis waar ik lang heb gewerkt. Wie heeft Delphine Lecompte vermoord? is een tussenvorm.”

Géén autobiografie dus. Misschien maar best ook, want al meteen in de proloog staat: Ik wil dat jullie weten dat ik constant aan mijn ophanging denk. Om te eindigen in de epiloog: Ik zal nooit meer een aangename beschaafde hartelijke genereuze zorgeloze persoon worden, dat werd mij lang geleden afgepakt. Want: misbruikt op de enige plek waar je geen misbruik zou verwachten.

Bezetenheid en genialiteit

Tijdens haar verblijf in de psychiatrie in Knokke-Heist dus, waar ze herhaaldelijk werd verkracht door een sadistische nachtverpleger. Vermoord dus. Tussen die proloog en epiloog bevat het boek vier delen. De vagevuurjaren (vooral haar kinderjaren in De Panne waar ze opgroeide bij haar grootouders), De gekkenhuisjaren, De zuiveljaren (ze werkte enkele jaren in een supermarkt in Brugge) en De hitsige, zwervende, zoekende, vloekende, gierende en gutsende jaren (haar doorbraak als dichteres). In die vier delen: veel seks, verkrachtingen, drankmisbruik, trauma’s, hysterie, woede….

“Verdriet, normaal naar binnen gekeerd, heeft bij mij de vorm aangenomen van woede, naar buiten gekeerd. Daarom die brutale provocaties”

Een rauw boek dus. Maar tegelijk zit er zoveel humor en fantasie in én is het zo meesterlijk geschreven dat het boek in een rotvaart leest – la Lecompte is er terecht trots op. Op pagina 399: Van bezetenheid was het een korte route naar genialiteit. Daar moet ze nu hard om lachen: “Megalomanie zit een beetje in de genen (de vader van haar vader was Herman Lecompte, de arts die duizend jaar zou worden maar in 2008 stierf, red.). Ach, er zijn dagen dat ik mezelf geniaal vind en dagen dat ik mij een zielenpoot vind.”

In haar typische bos van adjectieven raakte ze mij onderweg wel eens kwijt, bij de opsomming van haar honderd vriendjes bijvoorbeeld. Wel duizend adjectieven. “Ach, een kritische noot moet toch kunnen!”, zegt ze dan. Maar vooral: wat is nu wél of geen fictie? Ze wil het in elk geval nadrukkelijk géén autobiografie noemen.

“Ik heb mij dan ook kwaad gemaakt op mijn uitgeverij die het boek aankondigde als een autobiografie. Ik dacht dat als ik eenmaal van mijn drankverslaving verlost was, ik een aangenaam persoon ging worden maar ik ben nog chagrijniger en ongeduldiger geworden! Maar het was goed bedoeld van de uitgeverij. Het is autofictie, maar ik ben wel aan de slag gegaan met mijn eigen leven.”

Niet alle seks in het boek kón ook waargebeurd zijn.

“Neen. Jammer!” (schatert)

En niet alle personages bestaan, of ze nu dreinende, depressieve, drankzuchtige vrouwen zijn of verrukkelijke gratiën in het Atheneum in de Voskenslaan. Maar ze worden wel Rosanne, Lut, Melina en Daisy genoemd?

“Oei, ga ik nu juridische problemen krijgen? Heb ik de vrouw van die sadistische verpleger bij naam genoemd?”

Neen. Wel als een incestoverlevende met een fiere, forse neus en een dikke, taaie vlecht die een beetje lijkt op Patti Smith.

“Haha! Mijn moeder heeft het er wel lastig mee dat ze zoveel herkent. Dan wil ze als moeder natuurlijk exact weten wat al dat seksueel geweld precies inhield.”

© Christophe De Muynck

Je zei in ons eerder interview nochtans dat je in jouw columns misschien wel te open en te eerlijk was.

“Gelukkig ben ik dat nog steeds. Ik denk zelfs dat ik nooit eerder zo open en direct was als in het boek. Anders had ik de boel wel proberen op te smukken met heel veel Montenegrijnse messenslijpers en zo.”

De heftige epiloog lijkt een afrekening met de man die je meer dan twintig jaar geleden herhaaldelijk verkrachtte maar nooit ontslagen werd, laat staan gerechtelijk vervolgd. Koude rillingen!

“Dat is goed. Maar een afrekening? Wrokkig, dat wel. En wrang. Overduidelijk geen autofictie meer. Ik had er eerder over geschreven in Humo, waar toen weinig reactie op kwam. Wellicht omdat werd gedacht: ze komt uit de psychiatrie en schrijft onuitstaanbare opiniestukken. Terwijl slachtoffers van seksueel geweld en sekswerkers heus niet alleen schattige wezens zijn. Ik wil niemand viseren, maar waar waren Heleen Debruyne en Hilde Van Mieghem toen? Met hun feministische solidariteit sprongen ze wél in de bres voor Lotte Vanwezemael omwille van een paar dickpics.”

Namen ze je niet au sérieux?

(lacht) “Mijn uitgever Sam, de lieve schat, zei: ik lees constant over vrouwen die niet makkelijk kunnen klaarkomen en jij…?! (denkt na) Intussen moet Picasso gecanceld worden omdat hij niet hoffelijk was en kunnen seksistische grappen aan de toog niet meer. Het wordt allemaal op een hoop gegooid. Maar ik begrijp ook wel dat het geen wedstrijd is. Laat me zeggen dat ik er ook mee worstel, maar ik wil nog steeds die herrieschopper zijn.”

Maar op het einde van het boek schrijf je: “Ik zal nooit meer een aangename beschaafde hartelijke genereuze en zorgeloze persoon worden, dat werd mij lang geleden afgepakt.” Is Lecompte vermoord?

(aarzelend) “Ja… Daarom die brutale provocaties. Verdriet, normaal naar binnen gekeerd, heeft bij mij de vorm aangenomen van woede, naar buiten gekeerd. Vandaar die soms onuitstaanbare columns. Waarvan ik achteraf zeg: kon het niet wat zachter?

En als je er niet voor betaald wordt, schrijf je maar lezersbrieven.

“Dat heeft iets nobels, zeker? Dan hoor ik weer bij het volk: een prettig gevoel. Ook omdat ik mij nog steeds niet thuis voel in het schrijverswereldje. Vroeger was dat omdat ik slechts een onbeduidende, obscure West-Vlaamse dichter was en daarna omdat ik door al die snobistische schrijvers als een vulgaire Bekende Vlaming werd bekeken. Als een buitenbeentje, een raar fenomeen. Terwijl ik mezelf niet zo raar vind.”

Wacht even! Elf lijnen waarin je jezelf vergelijkt met Ozzy Osborne: “Ozzy is extreem baldadig, vrolijk verwoestend, een zachtmoedige klootzak, een introverte sociopaat, een destructieve nozem en een buitenaards scharminkel.” Telkens gevolgd door: “Ik ook.”

“Ooh! (kirt van de pret) En toch is er altijd de hoop geweest deel uit te maken van een veiliger, natuurlijker groep. En de hoop dat de literaire wereld ook bestaat uit allemaal misfits. Maar het zijn vaak pedante pezewevers.”

Intussen ben je van je alcoholverslaving af en ben je vooral dankzij ‘De Slimste Mens’ succesvol. Heeft dat je veranderd?

“Ik verkoop nu wel meer, maar nu ook niet zóveel meer. Al werden er van de bundel The Best of Delphine Lecompte toch zo’n 7.000 stuks verkocht. Maar mijn vaste bron van inkomsten is toch Humo. Mijn lezingen brengen ook niet zoveel op. Dan zeggen ze: We kunnen niet meer geven of Mijn pa ligt op sterven… Dan trap ik daar allemaal in: Oké, ik kom wel voor 50 euro en een fles wijn! Maar er komt wel veel meer volk op af: mensen die mij goed vinden en mensen die komen aapjes kijken.”

Dit boek moet van Lecompte toch een bestsellerauteur maken?

“Hohoho!”

Heb je al een goeie boekhouder in dienst?

“Ja! Ik dacht dat alle boekhouders antipathiek waren, dat dit bij het beroep hoorde. Maar ik kreeg een handgeschreven brief van een boekhouder uit Brugge: Ik lees graag jouw columns en ik ben ook fan van de Beatles. Mag ik jouw boekhouder zijn? Ik zei meteen ja! Hij is heel sympathiek.”

Je ziet er merkelijk beter en frisser uit dan een tijd geleden.

“Oh, dank je, lieve Frank!”

© Christophe De Muynck

Ik heb het gevoel dat je toch een gelukkiger mens wordt.

“Ja! Ja! Ik heb zo lang aan de weg getimmerd. Met plezier weliswaar en door een samenloop van omstandigheden… Ik heb nooit een cultus gemaakt van mijn lijden, vind ik. Maar ik ben zeker minder gekweld, ik voel mij toch meer gewaardeerd en ik voel dat ik vrienden heb die ik kan vertrouwen. Ja dus, ik kan, zonder zelfgenoegzaam te worden, wel genieten van het succes en trots zijn op mijn eigen stijl. Met al die adjectieven. (grijnst) Maar ik zal wel nooit een normaal sociaal mens worden die graag op restaurant gaat. De angsten en fobieën blijven mij nog parten spelen. Ik heb nog wel een therapeute, maar ik ben niet zo trouw.”

Je schrijft: “Ik wil me de rest van mijn leven wentelen in leed en zelfdestructie.”

“Ik ben zo blij dat ik daar vanaf ben. Al zal ik altijd wel gekweld blijven door angsten. Daar is niets romantisch aan, ik vind niet dat kunstenaars moéten gekweld zijn. Mijn wonden, trauma’s en demonen zijn eerder obstakels geweest. Ik had wellicht al veel vroeger een productieve schrijver kunnen zijn die met eender welk thema aan de slag ging. Ik had die thema’s ook wel gevonden.” (giert het uit)

“Ik denk dat ik nooit eerder zo open en direct was als in dit boek”

“Misschien ga ik nu wel kneuterige versjes voor kinderen schrijven! Neen, een grapje: kinderen houden van stoute versjes! Maar die kwellingen zullen toch nooit weggaan. Ik word nóg constant verliefd en het is zelden wederzijds. Voilà! Het zal altijd een thema blijven: afgewezen worden door die mooie, vaak homoseksuele mannen. Of door Bart Schols. Dat ik zwaar verliefd ben op Bart is maar half een grap, maar… Heb je zijn telefoonnummer? Of neen, hij moet die raadselachtige figuur blijven. Ik moet toch eens zijn biografie schrijven!”

Je speelt met liefde en met seks. En met Omer, de 90-jarige kruisboogschutter die voor jou zorgt en met Frank, de voormalige vrachtwagenchauffeur die voor de seksverslaafde zorgt.

“Mensen die misbruikt zijn kunnen seksverslaafd worden of krijgen een degout van seks. Ik moet zeggen dat ik op een gegeven moment wel te vaak schreef over mijn seksuele exploten. Het begon toch een beetje afgezaagd te worden. Maar ik schreef ze nooit om te shockeren, ze waren gewoon uit het leven gegrepen. Ben ik dan seksverslaafd? (monter) Al ligt de seks momenteel nogal op apegapen en moet ik nu wel schrijven over de coloscopie van de kruisboogschutter! En ik schrijf beter niet meer expliciet over mijn seks met de voormalige vrachtwagenchauffeur, dat heeft al te vaak voor drama’s gezorgd ten huize Omer.”

Misschien vind je nog wel een man die beide combineert, Delphine. Dan staat de verwoestende Lecompte ooit met haar lieve man gelukkig te kokkerellen.

“Neen. Ik ben daarvoor te vastgeroest in mijn rare gewoonten en ik ben te chagrijnig. Dan zie ik mij nog eerder ooit samenwonen met mijn moeder aan de kust.”

Die je zo vaak in jouw columns én in jouw boek hebt afgemaakt?

“Zij heeft dezelfde venijnige, spottende tong. Ik kijk nog steeds naar haar op. Ze heeft altijd de karikatuur grappig gevonden die ik van haar maakte. Als ze er bezorgd over werd aangesproken, zei ze: Ik ken mijn dochter… De relatie met mijn vader is dan weer onbestaande. Hij is een heel gefrustreerde man die kwaad wordt als ik hem niet noem als liedjestekstenschrijver. En dan die haat tegenover mijn moeder…”

Ik heb hier nog een paar aantekeningen over jouw boek. Jouw liefde voor dieren is bijzonder groot, niet?

“Ja, maar toch niet als bewijs dat ik een lief en rechtschapen meisje ben! Nee nee! Maar het is wel essentieel en werkt zelfs helend. Zelfs mijn beste vriendin Bernadette zei dat ze verrast was dat ik mij zó stortte op mijn hondjes na alle bagger en haat die ik over mij kreeg over het onderscheid dat ik maakte tussen pedofielen en pedoseksuelen. Weet je, mijn moeder beschouwde een familielid dat al zijn geld uitgaf aan dieren als een zielenpoot en ik moest van haar de keuze maken tussen cultuur en dieren. Dieren dus!”

© Christophe De Muynck

Nochtans ook een rode draad in het boek: jouw uitgebreide cultuurkennis. Naast literatuur gaat het ook over films, muziek, kunst…

“Ik heb gewoon een hele brede interesse. In zogenaamde lage en hoge cultuur, het was een pezewever van De Standaard die vorige vrijdag het onderscheid maakte. Daar word ik echt kregelig van. Van mij mag Black Sabbath naast Mahler staan.”

Maar je bent wel een krak op skilatten, las ik. Ik wil alles geloven wat je schrijft, maar dat niet!

(giert het weer uit) “Dat zei zelfs mijn beste vriend Tom America (Nederlandse muzikant, red.) ook. Het is écht waar. Mijn roekeloosheid, hé.”

Nog even over de West-Vlaming in jou. Over jouw verhuis van Gent naar Brugge: “Het was een enorme verschrikking voor mij om te moeten leven in West-Vlaanderen, tussen al die dwangmatige, slaafse, nietsontziende fantasieloze mieren.” Enige verontschuldigingen in deze krant zouden gepast zijn, mevrouw Lecompte.

“Maar neen, al zal er wel meer een dwarse Gentenaar in mij zitten, ik woon heel graag in Brugge. Ik kreeg vroeger altijd de opmerking dat ik traag, slordig en lui was. Het cliché over de West-Vlaming luidt toch dat hij ijverig is? Dat was ik als kind nooit. Ik wilde zelfs geen hobby’s.”

En ook nog even over de laatste herrie die je schopte: actrices als Maaike Neuville moeten niet proberen boeken te schrijven.

(gniffelt) “Een sneer! Schrijvers die hun mooi snoetje en uitgebreid netwerk niet hebben, krijgen veel minder kansen. Het is niet omdat ze op een podium kunnen staan… Ach, ik hou eigenlijk niet van acteurs. Nee, dat is flauw. Ze mogen wel hun memoires schrijven!” (schatert)