Kaat Debo, directeur MoMu: “Mode willen we heel toegankelijk maken”

© Joris Casaer
Lut Clincke Mode journalist

Het Antwerpse ModeMuseum (MoMu) staat wereldwijd hoog aangeschreven om zijn verrassende tentoonstellingen die verder reiken dan mode alleen. Kaat Debo schrijft al 20 jaar lang mee aan dit succesverhaal, eerst als curator en sinds 15 jaar als directeur.

We spreken af met Kaat in de kantoren van het ModeMuseum. Ze ziet er ontspannen uit, het resultaat van een sabbatical die binnenkort ten einde loopt. In maart vliegt ze er weer in, met nieuwe energie en boordevol plannen. Mode is al twee decennia lang de constante in haar carrière, alsof ze ervoor in de wieg gelegd is.

Liggen jouw roots in de mode?

“Niet rechtstreeks. Mijn grootmoeder van vaderszijde werkte wel voor een West-Vlaams vlasbedrijf. Mijn vader is niet in haar voetsporen getreden. Hij is voor zijn studies naar Antwerpen getrokken, heeft daar mijn moeder leren kennen en is wegens de liefde in het Antwerpse gebleven. Mijn moeder heeft wel een technische modeopleiding gevolgd, maar ze is thuisgebleven om voor haar grote gezin te zorgen. Ik ben opgegroeid in een warm nest van vier kinderen. De creatieve kant hebben mijn dochters en ik van mijn moeder geërfd. Ze kon goed tekenen en schilderen en toen we klein waren maakte ze onze kleren. Ik heb in mijn jeugd altijd patronen en stoffen op tafel gezien. Nu nog altijd maakt en verstelt mijn moeder kleren, zaken die ik tot mijn schande zelf niet kan. Mijn ouders hebben mij cultureel gestimuleerd en mij van zaken laten proeven zonder daarom zelf grote kunstkenners te zijn. Ze hebben mij alle kansen gegeven om te doen wat ik graag deed. Ze hebben mij vooral veel zelfvertrouwen gegeven, ik vind dat heel waardevol als start in het leven.”

“Mijn interesse voor theater, kunst en mode heb ik later ontwikkeld. Het is goed dat je zelf op ontdekking gaat en dat je je smaak leert te ontwikkelen. Nu ik zelf moeder ben, vind ik het een uitdaging om mijn kinderen niet te veel in een bepaalde richting te duwen.”

“In het middelbaar onderwijs wist ik niet zo goed wat ik later wou doen. Ik heb Latijn-wetenschappen gestudeerd aan Regina Pacis in Hove, een traditionele klassieke school. Ik voelde mij er wat beknot door het systeem, ik vond dat we te weinig gestimuleerd werden om zelf dingen te ondernemen en een eigen mening te vormen. Onderwijs was toen nog te veel op kennisreproductie gericht. Ik ben pas opengebloeid tijdens mijn licenties Germaanse aan de universiteit. Ik volgde toen een specialisatie theaterwetenschappen en ben in het kader van een project rond theaterauteur Heiner Müller op Erasmus naar Berlijn getrokken. Het was de eerste keer dat ik alleen lang weg was van huis, ik had nooit op kot gezeten. Mijn wereld werd opeens veel groter. Berlijn is sowieso een boeiende stad, het was toen een stad in verandering. Ik kwam er terecht in een studiecultuur waar discussiëren, argumenteren en het onderbouwen van je eigen mening, heel normaal was. Na mijn Erasmus ben ik teruggekeerd naar Berlijn in de hoop er een job te vinden, maar dat was toen moeilijk. Was me dat toen gelukt, dan was ik er waarschijnlijk gebleven. Ik kon wel in Hamburg aan de slag bij Luk Perceval, die toen de Duitse versie van Ten Oorlog bracht in het Schauspielhaus in Hamburg.”

“In mijn jeugd heb ik altijd patronen en stoffen op tafel gezien”

“Daarna ben ik teruggekeerd naar België waar ik een aanbieding als doctoraatsstudente aan de Universiteit Antwerpen had gekregen bij mijn voormalige prof theaterwetenschappen.”

© Joris Casaer

Waarom heb je de stap van het theater naar de mode gezet?

“Tijdens mijn doctoraatsstudies voelde ik al snel dat puur onderzoek niet aan mij besteed was, ik vond het een eenzaam gebeuren. Ik heb toen op een vacature aan het MoMu gereageerd ondanks het feit dat ik toen nog geen enkele ervaring, noch opleiding had in de modesector. Ik volgde wel wat er in de modewereld gebeurde. Mijn achtergrond in de podiumkunsten kon ik wel toepassen op de mode: beide vertrekken immers vanuit het lichaam en een representatie van het lichaam. Ik zag het ook als een grote uitdaging en een once in a lifetime-ervaring om mee aan de start te staan van een gloednieuw museum. Het was een ongelooflijke opportuniteit om samen met Linda Loppa de visie van het nieuwe museum uit te werken. Linda en ik voelden elkaar heel goed aan, ik heb veel van haar geleerd. Ze is heel genereus in het delen van haar netwerk, ze heeft mij geïntroduceerd in de modewereld en ze heeft mij veel kansen en vertrouwen gegeven. Het was echt pionierswerk toen. Linda noch ik kwam uit de museumwereld. Samen met ons jonge team hebben we veel geëxperimenteerd, soms op het naïeve af.”

Was het een troef dat je niet uit de museumwereld kwam?

“Dat we niet vastzaten in die museumwereld, was in zekere zin wel een voordeel. Soms is het goed om met een onbevangen blik de zaken te bekijken. En ja, het gebeurde wel eens dat we de bal missloegen, je innoveert immers maar wanneer het toegelaten is om fouten te maken.”

“Wat ons van bij de start anders maakte, is dat we samenwerkten met andere creatieve disciplines. Ik heb het altijd onzinnig gevonden om een soort lineair historisch verhaal te brengen. Mode werkt niet op die manier, ze vergt een totaal andere aanpak. Binnen de huidige tijdsgeest is het normaal dat er interdisciplinair gewerkt wordt, maar toen was dat nog niet het geval. We werden niet altijd goed begrepen in de museumwereld. Na 20 jaar hebben we een sterk netwerk en een mooi oeuvre opgebouwd, zodat we nu sneller vertrouwen krijgen. Grote buitenlandse musea lenen ons nu stukken uit omdat ze het boeiend vinden om met ons samen te werken.”

Je bent heel vroeg directeur van het museum geworden. Bracht dat druk met zich?

“Ik was inderdaad pas 31 jaar toen Linda Loppa naar Firenze vertrokken is. In afwachting dat de selectieprocedure voor een nieuwe directeur afgerond was, kwam er een ad-interimdirecteur. Ik heb mij toen geen kandidaat gesteld omdat sommige aspecten zoals het zakelijk beleid mij afschrikten. Ik heb immers geen financiële opleiding genoten. Anderzijds nam ik in de praktijk al veel taken op mij en gaf ik al leiding binnen mijn team. Dat leidinggevende heeft altijd al in mij gezeten, ik hou ervan om op een natuurlijke manier mensen samen te brengen en te enthousiasmeren. Toen er na de eerste selectieronde niemand uit de bus kwam, heb ik mij toch kandidaat gesteld, met succes. In het begin had ik veel stress, maar ik heb veel steun gehad aan de toenmalige algemene directeur Cultuur van de provincie, Walter Rycquart. Hij heeft mij gerustgesteld dat het oké is om fouten te maken, zolang je er maar transparant over communiceert.”

“Grote buitenlandse musea lenen ons stukken uit omdat ze het boeiend vinden om met ons samen te werken”

“Rondom mij zie ik wel vaker dat jonge vrouwen aarzelen om een leidinggevende functie op zich te nemen. Vrouwen twijfelen sneller aan zichzelf. Als ze niet voor de honderd procent zeker zijn dat ze iets kunnen, durven ze de functie niet aan. Ik denk dat ze het moeilijker vinden om zichzelf een leertraject te gunnen. Ik vind het belangrijk om als leidinggevende vrouw andere vrouwen te steunen.”

© Joris Casaer

Hoe combineer je deze job met het moederschap?

“Voor ik kinderen had, werkte ik vaak lange dagen en weekends voor het museum, het slorpte mij helemaal op. Toen ik moeder werd, heb ik een nieuw evenwicht moeten zoeken. Mijn dochters zijn nu 8 en 11 jaar, ik heb ondertussen die balans gevonden, maar aangezien dit geen nine to five-job is, blijft het een evenwichtsoefening. Yoga helpt mij al jaren om in balans te blijven. Daarnaast heb ik het geluk dat ik een goed netwerk heb, in de eerste plaats mijn ouders die mij veel helpen met de opvang van de kinderen. Anderzijds voel ik dat een goede, stabiele relatie en gezinssituatie mij helpen om goed te functioneren binnen mijn job.”

“Nu we met z’n allen langer moeten werken, is die work-lifebalance belangrijker dan ooit. De voorbije tien maanden heb ik de pauzeknop ingedrukt, een combinatie van vakantie, ouderschapsverlof en zorgverlof. Na 20 jaar vond ik het tijd om dit te doen. Ik had een heel intense periode achter de rug met de verbouwing van het MoMu die drie jaar in beslag genomen heeft, bovenop de pandemie en drie opeenvolgende transities op administratief niveau. Op een gegeven moment was het echt blind varen.”

“Ik voelde dat dit veel van mij gevergd had, mentaal en fysiek. Ik had behoefte om er een poosje helemaal tussenuit te zijn. Het was een geruststelling dat mijn team mijn afwezigheid fantastisch heeft opgevangen. Ik beschouw deze tien maanden als een cadeau aan mezelf. Ik kan het iedereen aanraden om even afstand te nemen en na te denken over de relatie tot je werk.”

Hoe heb je die sabbatical beleefd?

“Eigenlijk heel gewoon, ik heb in al die tijd geen grootse dingen gedaan. Ik ben veel met mijn gezin bezig geweest. Ik heb veel in de tuin gewerkt, geklust, gesport, gewandeld, iets vaker bij mijn ouders over de vloer gekomen, meer tijd gemaakt voor vrienden. Ik heb musea bezocht, maar niet overdreven veel, en ik heb gelezen. Ik heb er vooral van genoten om in mijn eigen coconnetje te zitten. Ik heb een job waarbij ik heel veel mensen zie, vaak onder de mensen moet komen en veel moet netwerken. Ik had een agenda die lang op voorhand bepaald was, met soms vijf of zes vergaderingen op een dag, het vergt veel energie om al die input te verwerken. In de toekomst wil ik tijd in mijn agenda vrijhouden om meer in de diepte te kunnen werken.”

© Joris Casaer

Hoe zie je het ModeMuseum verder evolueren?

“We zoeken naar nieuwe manieren om met ons aanbod nog meer mensen te bereiken en nieuwe doelgroepen aan te spreken, op een heel toegankelijke manier. Er zijn honderden invalshoeken om mode te benaderen. We werken momenteel een boeiend programma uit rond onze studiecollectie en we organiseren nocturnes met verschillende partners. In de inkomhal van het museum houden we performances rond muziek, theater en dans. We maken ook pakketten rond duurzaamheid voor scholen. Als museum is het immers onze taak om te spreken over de impact van de mode op milieu en maatschappij.”

“Ons aanbod voor volwassenen is aan het uitbreiden met uiteenlopende workshops, van borduren tot patronen maken. We willen mensen enthousiast maken over creativiteit en vakmanschap en die weer naar waarde leren schatten. De workshops zijn een recent initiatief waarop veel respons komt. We delen ook kennis rond praktische zaken, zoals het ecologisch bestrijden van mot in je kleerkast. Soms vragen mensen bijvoorbeeld uitleg over oude kant die ze geërfd hebben. We krijgen van particulieren interessante stukken binnen voor ons museum, maar ook archieven van ontwerpers. In totaal bezit het museum nu meer dan 35.000stukken, naast een digitaal archief van circa 300.000 objecten. Het is een zware, maar waardevolle investering om dat erfgoed op een professionele, kwalitatieve manier voor de volgende generaties te bewaren en te ontsluiten op manieren die relevant en inspirerend zijn voor het publiek van vandaag en morgen.”


Wie is Kaat Debo?

– Geboren in Antwerpen in 1976. Opgegroeid in Kontich.

– Moeder van twee dochters van 8 en 11 jaar.

– Volgde klassieke humaniora aan Regina Pacis in Hove.

– Studeerde Germaanse filologie aan de Universiteit Antwerpen, specialisatie theaterwetenschappen.

– Werkte samen met Luk Perceval in Hamburg.

– Startte in 2001 als curator bij het MoMu in Antwerpen.

– Sinds 2007 directeur van het MoMu in Antwerpen.


Tips van Kaat

Wat we toen al wisten. De vergeten groene geschiedenis van 1972 van Geert Buelens, Verschuivingen van Stefan Hertmans en De paddenstoel aan het einde van de wereld. Leven op de ruïnes van het kapitalisme van Anna Lowenhaupt Tsing.”

“Ik koos drie boeken uit die ik de afgelopen maanden las. Alle drie gaan ze over de grote maatschappelijke transities waarvoor we vandaag staan. We leven in een unieke tijd, met nooit geziene uitdagingen. Op vele vlakken zitten we in een scharniermoment. We hebben nood aan denkers die de uitdagingen van vandaag niet alleen historisch kunnen contextualiseren, maar die ook handvaten aanreiken voor hoe het verder moet. Ik vond deze drie boeken, elk op hun manier, heel inspirerend.”


Een creatie van IO Van Oostveldt.
Een creatie van IO Van Oostveldt. © Stany Dederen, MoMu

IO Van Oostveldt in MoMu

Zopas opende in het MoMu de tentoonstelling Geometrically Wired die een inkijk biedt in het leven en het werk van de Belgische kunstenares IO Van Oostveldt (°1928, Antwerpen).

IO Van Oostveldt studeerde aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen, waar ze Mark Verstockt (1930-2014) leerde kennen. Ze trouwden en kregen drie kinderen. Als kunstenaarskoppel hebben Verstockt en Van Oostveldt elkaar beïnvloed, maar IO vertoefde als ‘vrouw van’ eerder in de schaduw en zorgde voor het gezin. In de jaren zestig begon IO kleding te maken, eerst voor zichzelf en vervolgens als ontwerpster. Haar unieke creaties, onder andere in breiwerk, waren in het begin van de jaren zeventig gegeerd en ze volgde eigenzinnig haar eigen weg. Zo ontwikkelde ze een chenilledraad met lurex. Uit haar ontwerptekeningen en beeldende kunst blijkt een fascinatie voor geometrische vormen, (recuperatie)materialen en nieuwe technieken. De expo belicht haar veelzijdige creativiteit en verenigt haar ontwerpschetsen, kledingcreaties en beeldende kunst.

‘Geometrically Wired. IO Van Oostveldt tussen kleding en kunst’ loopt nog tot zondag 30 juli in het ModeMuseum Antwerpen www.momu.be.

Lees meer over: