Carll Cneut verlegt grenzen in zijn illustraties: “De wereld kan wel wat meer speelsheid verdragen”

Illustrator Carll Cneut: “Mijn werk zit op de grens van wat kinderen én volwassenen leuk vinden.” © Thomas Nolf
Nancy Boerjan

Het hoofd van illustrator Carll Cneut is er een vol indrukken en beelden die zich, soms pas na jarenlang zachtjes pruttelen, ontpoppen tot bijzondere tekeningen. Hij neemt de tijd en koestert zijn artistieke vrijheid, in een wereld die volgens hem wel wat meer speelsheid kan verdragen. En daar volgt zijn publiek – van kinderen die zijn wonderlijke boeken ontdekken en ouders die hij buiten de lijntjes laat kleuren tot kunstliefhebbers die zijn prenten aan de muur willen – hem enthousiast in.

Het idee dat er kunstenaarsbloed door zijn lijf vloeit doet Carll Cneut lachen. Toen zag geen mens zijn intussen mooie carrière als illustrator aankomen, hij zelf nog het minst. Hij deed dan wel niets liever dan tekenen, maar droomde zichzelf een toekomst als ontwerper van fraaie diepvriesverpakkingen en wervende affiches. Zijn eerste illustraties bij enkele dichtbundels maakte hij omdat hij niet graag iemand ontgoochelt. Maar toen schoof de Tieltse jeugdschrijver Geert De Kockere hem zijn nieuwe prentenboek Willy toe, en Carll tekende er zijn eigen verhaal bij.

“In mijn prenten verleg ik grenzen, maar verder ben ik een brave sloef”

Meer dan 40 boeken en een 200-tal vertalingen later. Een tentoonstelling met zijn werk in de Gentse Sint-Pietersabdij in 2015: voor In My Head kwamen liefst 50.000 bezoekers opdagen. De heerlijke geluidsfragmenten daarbij vind je vandaag nog terug op www.historischehuizen.stad.gent. Wervik, waar hij opgroeide, eerde hem vorig jaar met een ‘lichtwandeling’, goed voor alweer duizenden bezoekers. En van 17 maart tot en met 29 april 2023 organiseert de Ant-werpse kunstgalerij WM Gallery zijn eerste verkoopstentoonstelling. Op hun website blinkt een lange lijst bekroningen voor Carlls werk.

Het lijkt wel alsof alles wat hij in zijn intussen 26-jarige carrière aanraakt een gouden randje krijgt. Dat hij inderdaad niet mag klagen, glimlacht hij. Hij werkt hard – zijn ‘gelaagde’ techniek is bijzonder tijdrovend – maar krijgt er veel voor terug. Niet alleen prijzen van jury’s, ook warme reacties uit het publiek. Prijzen vindt hij fijn, respons van het publiek nog prettiger.

Mensen houden van jouw prenten. Wat is het geheim?

Carll: “Als ik dat eens wist. Ik vermoed dat mijn techniek, de doorgedreven detaillering en het vakmanschap daar voor een groot deel toe bijdragen. Maar mijn werk zit ook op de grens van wat kinderen én volwassenen leuk vinden. Ik heb daar nooit bewust naartoe gewerkt. Ik illustreer jeugdboeken, maar doorheen de jaren bleken ook volwassenen geïntrigeerd door de prenten.”

“Zelf had ik dat aanvankelijk niet goed door. Pas toen de tentoonstelling in Gent zo’n succes werd, besefte ik dat mijn werk serieus genomen werd, ook buiten de kinder- en jeugdboekenwereld. Plots viel het me op tijdens signeersessies dat mensen de boeken ook voor zichzelf kochten, niet alleen voor hun kinderen. En ook kunstgalerijen toonden belangstelling, en stellen de prenten sindsdien op zichzelf, los van hun context, tentoon.”

Hoe evolueerde jouw stijl doorheen ruim 25 jaar?

“De ideeën van waaruit ik vertrek en de manier van werken zijn dezelfde gebleven. Ik zoek naar manieren om de kijker of lezer bij het verhaal te betrekken. Door iets weg te laten, ruimte te laten tussen tekst en illustratie ook, wil ik mensen er toe aanzetten om hun eigen verhaal in te vullen en te beleven. Het is moeilijk uit te leggen. Maar neem nu het boek Eén miljoen vlinders : dat gaat over twee mensen, maar omdat dat nergens letterlijk in de tekst staat, maakte ik er dieren van. Waardoor het verhaal een heel andere dimensie krijgt, terwijl het wel blijft kloppen. Van die manier van werken zal ik nooit afstappen.”

“Maar ik werk nu wel minder grafisch en meer gedetailleerd dan bij het begin. Ik word ook gewoon elke dag beter, ik leer elke dag bij. Want ik had best wat beperkingen als tekenaar toen ik begon, alleen hebben net die beperkingen er toe geleid dat ik een eigen stijl ontwikkelde. Ik loste mijn tekortkomingen op een soms onorthodoxe manier op, wat de basis werd voor een soort eigenheid die nog altijd terug te vinden is in mijn werk, ook al teken ik intussen veel beter.” (lacht)

Hoe moet ik me de samenwerking tussen jou en de auteurs voorstellen?

“Het moet klikken tussen ons. Maar ook, en dat is niet vanzelfsprekend: een auteur moet mij ruimte geven, en vertrouwen hebben in wat ik doe. Hij of zij moet de tekst kunnen loslaten, wetend dat ik mijn uiterste best ga doen. Het werkt niet voor mij als een auteur of uitgever constant over mijn schouder mee kijkt. Net omdat ik een pleaser ben, voor iedereen goed wil doen, zou het op die manier nooit echt mijn ‘eigen’ werk worden. Als te veel mensen zich er mee gaan bemoeien, blokkeer ik gewoon.”

“Wat niet betekent dat er iets mis is met het maken van ‘een plaatje bij een praatje’. Het is alleen niet wat ik wil doen. Ik heb mijn artistieke vrijheid nodig. Als ik mee werk aan een boek, wil ik ook mee vertellen. Dat maakt ook dat samenwerken met mij soms veel tijd vraagt: ideeën moeten de tijd krijgen om te groeien in mijn hoofd.”

Met wie zou je nog graag eens samen een verhaal maken?

“Met Josse De Pauw of Wim Opbrouck misschien? Met Peter Verhelst, intussen een goeie vriend van me, zou ik ook nog graag een nieuw boek maken. Maar daarvoor is het ook weer zoeken naar het juiste moment.” (Eerder werkten Carll Cneut en Peter Verhelst samen voor ‘Het geheim van de keel van de nachtegaal’ (2008) en ‘De jongen, de neushoornvogel, de olifant, de tijger en het meisje’ (2015), red.)

Denk je er over om ook zelf een verhaal te schrijven?

“Ja, ik schrijf zelfs heel graag. Ik heb overigens al teksten geschreven, maar die bleven tot nu toe in de schuif liggen. Ik heb al zo veel te doen. En ik teken gewoon ontzettend graag. Tekenen heeft voor mij nog niet één dag als ‘werken’ aangevoeld. Ik denk op zondagochtend niet aan hoe ik de dag zal vullen, eens naar de zee rijden of zo. Neen, ik denk: stilte, rust, mijn tekentafel… Hoera!” (lacht)

Voor 2023 staat al een tentoonstelling op de agenda. Wat nog meer?

“Ik werk aan een prentenboek over Pinokkio. Dat wil ik al heel lang doen, maar het duurde lang voor ik een geschikte versie vond. De Nederlandse schrijfster Imme Dros schreef recent een versie waar ik heel enthousiast over ben. Het boek zal in 2024 uitgebracht worden. En verder zijn er plannen voor een nieuwe tentoonstelling in de Sint-Pietersabdij in de komende jaren, maar concreet is dat nu nog lang niet.”

En dan zijn er ook nog de kleur- en tekenboeken waarmee jong en oud zelf aan de slag kan: je tekent vogels, vissen en vlinders om in te kleuren en aan te vullen. Hoe kijk je naar het succes van dat fenomeen?

“Toen De Gouden Kooi uitkwam, wilde ik daar een soort DIY-boek bij maken, waarmee iedereen zelf aan de slag kon. Dat sloeg zo goed aan dat de uitgeverij graag een vervolg maakte met vissen en vogels. Mensen kleuren blijkbaar graag, en mijn prenten geven aan dat dat ook – en liefst – buiten de lijntjes mag. Ik ben verrast door wat mensen er allemaal mee doen. Als ik zie wat ik allemaal toegestuurd krijg, valt Vlaanderen nog lang niet zonder talent. Maar wat mensen er ook van maken: wat voor mij belangrijk is, is dat ze zich er mee geamuseerd hebben.”

Kerstmis? Doet me denken aan de intense kleuren van mijn verzameling vintage kerstballen

Kleur jij ook in het leven graag buiten de lijntjes?

“Neen. In mijn werk denk ik wel eens een grens verlegd te hebben, iets anders aan te pakken dan wat verwacht wordt. Maar ik ben allesbehalve een rebel, eerder een brave sloef. En graag eigenlijk.” (grijnst)

Wat betekent fantasie voor jou?

“Fantasie is voor mij: geen remmingen hebben als ik teken. Ik heb een groot visueel geheugen, maar alles wat bij een beeld hoort, vergeet ik snel. Mijn hoofd slaat dus al die beelden op, en die zitten daar dan op de een of andere manier te pruttelen om zich later een weg te zoeken naar het papier. Maar dat kan lang duren. En wat er uiteindelijk uit komt, staat doorgaans ver van wat er oorspronkelijk in ging.”

Heeft onze wereld nood aan meer fantasie?

“Absoluut. Er mag wat meer speelsheid zijn vooral. Ik vind dat er vandaag vaak zo zwaarwichtig wordt gedaan. Zouden we niet verder komen als we sommige onderwerpen op een andere manier zouden aankaarten? Maar wie ben ik? Ik voel me niet geroepen om daar veel over te zeggen.”

En straks vieren we Kerstmis: wat zegt dat jou?

“Kerstballen.”

Euhm?

“Ik verzamel vintage kerstballen, jawel. (lacht) Het gebeurde een paar jaar terug tijdens een signeertournee doorheen Duitsland en Oostenrijk, in de kerstperiode. Wandelend door Graz zag ik een hoop mensen voor een vitrine staan; ik wilde ook weten wat daar te bewonderen viel. Een chocolatier had er een soort bak opgehangen, waaraan allerlei vintage kerstdecoraties hingen. Een ongelooflijk mooi tafereel. Wat mij bovendien bijzonder trof waren de kleuren van die kerstballen en -figuren. Zo veel warmer en intenser dan om het even wat er vandaag aan kerstversiering wordt uitgebracht. Dat moment heeft me zo gebeten dat al mijn plastieken kerstversiering de deur uit ging en ik sindsdien uitkijk naar oude versieringen.”

“En verder kom ik die dagen samen met vrienden en familie, zoals veel mensen. Maar echt anders voel ik me daar niet bij.”

Welk zot project mag ik je nog wensen als kerstcadeau?

“Ik zou het begot niet weten. Ik heb al zo veel chance gehad, er vielen me al zo veel mooie projecten te beurt… Wat zou ik me nog meer kunnen wensen?”

“Of toch! Ik wil wel eens een beeld maken. Iets in keramiek, dat ik dan zou beschilderen… Door corona zijn mijn plannen om daartoe alvast een paar voorbereidende cursussen te gaan volgen op de lange baan geschoven, en nu heb ik er weer geen tijd meer voor.”

Maar we mogen van Carll Cneut nog veel moois verwachten, belooft hij. Als de tijd er rijp voor is.

Wie is Carll Cneut?

• Carll Cneut (53) groeide op in Geluwe (Wervik). Hij zat er op de schoolbanken met de oudere broer van die andere bekende Geluwenaar, Wouter Deprez.

• Hij studeerde grafische vormgeving aan het Sint-Lucas Instituut in Gent, waar hij sindsdien woont, en ging ook als artdirector aan de slag. Maar in 1996 debuteerde hij als illustrator van prentenboeken en sindsdien stapelen de boeken waaraan hij meewerkte, én de bekroningen daarvoor, zich op.

• De tentoonstelling In My Head (2015) in de Gentse Sint-Pietersabdij lokte meer dan 50.000 bezoekers, en er zijn plannen voor een nieuwe expo op dezelfde locatie.

• In 2023, van 18 maart tot en met 29 april, verkoopt hij 45 van zijn kunstwerken die tentoongesteld zullen worden in de Antwerpse WM Gallery www.wmgallery.be.

Tips van Carll

Als Carll Cneut geen boeken illustreert, dan leest hij ze wel. En dat zijn dan het liefst spannende verhalen. “Ik hou ook van true crime op televisie of podcasts. Ik kan niet goed uitleggen waarom, maar als ik daar een flard van opvang, blijf ik steevast kijken of luisteren”, vertelt hij.

Zijn favorieten?

Een stil geloof in engelen van R.J. Ellory: in deze literaire thriller houdt een reeks van tien moorden op meisjes het dorp Augusta Falls in Georgia in de greep. Pas vijftig jaar later volgt er een ontknoping.

De Quincunx van Charles Palliser: de auteur schetst een onvergelijkelijk beeld van het leven van arm en rijk in de 19de eeuw. Een verhaal vol intriges, over recht en onrecht, klassenprivileges en gelijkheid.

Lees meer over: