WestSprint lukte niet, Vuelta wel: Klaas Lodewyck won Ronde van Spanje met Remco Evenepoel
Als jongere eindigde hij vijf keer in de top tien van WestSprint. Als prof mocht hij het WK in Kopenhagen aan de zijde van Philippe Gilbert betwisten. En als ploegleider won hij dit jaar de Vuelta met zijn poulain Remco Evenepoel. Klaas Lodewyck (34) heeft op jonge leeftijd al een hele weg in de wielersport afgelegd. “Remco apprecieert het dat ik eerlijk en ambitieus ben.”
Lodewyck, de WestSprinter
Er bestaat een beeld. Het is genomen op vrijdag 29 oktober 2004 en op de foto staan de beste West-Vlaamse nieuwelingen van het voorbije seizoen. Onder hen de 16-jarige Klaas Lodewyck, vierde met 357 punten. Alleen Sven Vandousselaere (758), Jani Desmet (375) en Jan Ghyselinck (361) doen beter. Ook profs in spe als Kevin Claeys, Jarl Salomein, Sven Jodts en Baptiste Planckaert zijn erbij op Schiervelde.
Lodewyck vindt het leuk om de bewuste foto na 18 jaar eens terug te zien. “We waren nog allemaal snotters”, glimlacht hij. “WestSprint was een klassement dat erbij kwam. Het was plezant om na het seizoen te weten of je goed bezig was. Zelf kon ik in het begin van mijn carrière nog net mijn ding doen, maar zeker niets speciaals. Hoe ouder ik werd, hoe meer prestige er aan WestSprint verbonden was, vooral omdat er een leuke prijs aan verbonden was.”
Je bent zelfs jeugdrenner geweest tussen 2003 en 2008. Hoe heb jij het jeugdwielrennen sindsdien zien evolueren?
“We mogen zeggen dat het enorm geprofessionaliseerd is. Bij mij is het als junior iets serieuzer geworden. Pas toen werkte ik al eens met een trainingsschema en kreeg ik hier en daar wat raad. Nu zie je dat sommige junioren al meteen de stap naar de profs zetten. Dat was vroeger ondenkbaar. Het heeft zijn voor- en nadelen. Nu beschikken jeugdrenners over veel meer info. Maar sommige slaan enorm grote stappen over.” (lees verder onder de foto)
Welke tips kan jij geven aan de jeugd?
“Als nieuweling pakte ik het speels aan. Bij de junioren deed ik dat als eerstejaars nog altijd. Als ik op woensdagnamiddag een langere training had gepland, bleef ik bij regenweer binnen en deed ik een korte sessie op de rollen. Als tweedejaarsjunior begon ik al wat gerichter te trainen en vooral de winter erna heb ik me echt goed verzorgd. De overstap van junior naar belofte vind ik belangrijk. Ik heb die goed verteerd. Als eerstejaarsjunior moet je dus niet overdrijven, want er moet nog progressie mogelijk zijn. Het maakt niet uit of je twee of vier uur traint, want als je goed bent, komt het er sowieso uit. Het belangrijkste als jeugdrenner is dat school op plaats nummer één staat. Je weet in deze sport nooit wat de toekomst brengt.”
Lodewyck, de profrenner
Van 2009 tot en met 2015 was Klaas Lodewyck profrenner. Na twee jaar bij Topsport Vlaanderen volgde één seizoen bij Omega Pharma-Lotto en vier jaar bij BMC. Lodewyck maakte zich vooral verdienstelijk als meesterknecht van Philippe Gilbert.
Van wie leerde je als prof het meest bij?
“Van Gilbert. Op vlak van training, op vlak van verzorging en op vlak van koersinzicht. Van Phil leerde ik dat niet alleen de uren op de fiets, maar ook de uren ernaast heel belangrijk zijn. Hij leerde me ook dat je best geen onnozele inspanningen levert en op de juiste momenten naar voren moet opschuiven.”
En van welke ploegleider?
“Michiel Elijzen bij Lotto. Hij was heel rustig en ik kon goed met hem spreken. Hij en Dirk De Wolf waren twee compleet andere mensen, maar ze gaven me beiden een heel goed gevoel.”
Je maakte heel wat mee. Daags na je eerste profkoers overleed ploegmaat Frederiek Nolf in zijn slaap. Er waren je hartproblemen waardoor je op je 27ste moest stoppen. En er waren als gevolg daarvan ook privéproblemen. Het klinkt raar, maar geven al die ervaringen jou nu een meerwaarde als ploegleider?
“Als je als jonge prof veel dingen meemaakt, word je heel snel matuur. Dat heeft mij zeker geholpen om vanaf 2016 stappen te zetten als ploegleider. Eerst bij BMC, waar ik twee jaar de beloften van het Development Team onder mijn hoede had. Dat was de juiste keuze en is mij als ploegleider ten goede gekomen. Mannen als Gilbert, Ballan, Hushovd en Burghardt waren mijn ploegmaats geweest. Dat was geweldig, maar meteen ploegleider van hen worden, zou niet ideaal geweest zijn.”
Lodewyck, de ploegleider
Na twee seizoenen bij de beloften van BMC was Lodewyck nog een jaar als ploegleider bij de gelijknamige profploeg aan de slag, maar na het stopzetten van BMC verkaste hij eind 2018 naar Quick-Step. Bij de troepen van zijn provinciegenoot Patrick Lefevere begint hij in januari aan zijn vijfde campagne. (lees verder onder de foto)
Wie was het grootste talent met wie je bij het BMC Development Team hebt samengewerkt?
“Marc Hirschi, Jasper Philipsen en Pavel Sivakov zijn verschillende type renners. Wat Philipsen als eerstejaarsbelofte in 2017 deed, was straf. Maar wat we dat jaar met Sivakov verwezenlijkt hebben, is nog straffer. Hij won de drie belangrijkste rittenkoersen voor beloften: Isard, Baby Giro en Aosta. Toen al zag je dat Sivakov een topper zou worden, alleen komt het er voorlopig niet helemaal uit. Sivakov is heel streng voor zichzelf, maar als topper moet je dat zijn om beter te kunnen worden.”
Is Remco Evenepoel ook zo?
“Hij is alleszins heel kritisch. Dat is niet iets waarin wij hem als team moeten bijsturen. Wel zijn er altijd zaken die je als ploegleider naar de koers meeneemt en moet durven uitspreken. Op een subtiele manier, op het moment dat je de juiste man op de juiste plaats bent. Als je tegen Remco zegt dat hij vijf uur moet doen, zal hij vijf uur en vijf minuten trainen. Dat is geen probleem. Wat ik wel doe, is hem zeggen wanneer iets beter kan, zelfs als hij gewonnen heeft. Soms moet Remco economischer koersen. Voor Luik-Bastenaken-Luik zei hij dat hij al op de Vecquée wilde demarreren. Toen heb ik gezegd dat hij langer moest wachten.”
Op welk vlak is Evenepoel hét voorbeeld voor de jeugd?
“Op vlak van ambitie. Iedere jonge gast mag ambitieus zijn. Zo haal je veel plezier uit wat je doet. Het is moeilijk uit te leggen, maar veel jeugdrenners denken enkel aan presteren. Daarmee leg je jezelf te veel druk op. Je hoeft niet bang te zijn om een keer te falen. Wil je eens van ver aanvallen? Doen. Rijd je met je hoofd tegen de muur? Geen enkel probleem. Dat is ook mijn motto geweest. Er zijn te veel jeugdrenners die te berekend koersen en alles op hun sprint zetten.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier