Volgende week zaterdag wordt met de Omloop het Nieuwsblad op zaterdag en Kuurne-Brussel-Kuurne op zondag het Vlaamse wielervoorjaar editie 2023 op gang getrapt. Wij gingen daarom uitgebreid in gesprek met Patrick Lefevere (68), de éminence grise, de peetvader, de patron van het Belgische wielrennen én natuurlijk ook de grote man van Soudal Quick-Step, het meest succesvolle Belgische wielerteam van de laatste decennia. Vandaag deel één: over zijn vrouwenploeg, zijn verwachtingen voor dit seizoen en zijn toekomst.
Patrick, vertel eens. Hoe staat het wielrennen in België er op vandaag voor?
“België doet het goed momenteel. Er zijn dit seizoen al enkele mooie Belgische prestaties geleverd. Ik denk dan bijvoorbeeld aan Kobe Goossens die twee keer kon winnen in Mallorca, Van Eetveldt die verraste bij Lotto, Arnaud De Lie die gewoon een machtige coureur is. We kunnen zeker niet klagen.”
De Belgische teams zijn inderdaad niet verkeerd begonnen. Wat opvalt: naast de usual suspects Soudal Quick-Step, Alpecin-Deceuninck en Lotto-Dstny bevestigt voorlopig ook Intermarché Circus Wanty al het goede van vorig jaar.
“Intermarché doet het inderdaad al twee jaar verbazend goed. Vroeger was dat een beetje een samenraapsel van vanalles, maar nu lijken ze er toch in geslaagd om er een structuur in te krijgen. Toch blijft het, ook voor mijn ploeg, moeilijk om strijdbaar te blijven tegen de grote budgetten van INEOS, UAE en Bahrein. Over cijfers wordt vaak gelogen – of toch op zijn minst niet de waarheid gezegd – maar qua budget zitten wij met onze ploeg niet in de top zes. Qua resultaten dan weer wel. Al voel ik wel dat het steeds moeilijker wordt, want andere ploegen gaan zich steeds meer wapenen. Neem nu bijvoorbeeld Jumbo-Visma: twee jaar geleden hadden ze in het voorjaar Wout van Aert en Nathan Vanhooydonck, en verder niets. Eén versnelling en Wout zat alleen. Nu hebben ze die kern al twee jaar na elkaar gevoelig versterkt met eerst Laporte en nu ook Van Baarle. Dat is de winnaar van Parijs-Roubaix, hé!”
Is de vergelijking met Club Brugge dan gepast? Daar klinkt het ook dat ze op financieel vlak nooit kunnen wedijveren met de Premier League en de Real Madrids en Bayern Münchens van deze wereld.
“Neen. Het is een andere sport. Club Brugge is naar Belgische normen een rijke club en heeft een budget dat het onze ruim overstijgt. Met een budget van 25 miljoen zou ik bijvoorbeeld al heel blij zijn, maar daarmee zouden we in de Belgische voetbalcompetitie niet eens in de linkerkolom van de rangschikking staan. Toch spelen we – als je de vergelijking echt wil maken – wel Champions League, hé. We doen mee in de klassiekers én in grote rondes.”
“Qua budget zitten we niet in de top zes, qua resultaten wel. Al wordt het steeds moeilijker.”
Sinds dit jaar heeft u er met Soudal wel een nieuwe, langetermijnsponsor bij. Hoe belangrijk is die deal voor de continuïteit van de ploeg?
“Enorm belangrijk, want we kunnen niet onder stoelen of banken steken dat ook het wielrennen het erg moeilijk heeft. De komst van Soudal was dus zeker een zegen voor onze ploeg. Vooral omdat ze zelf vragende partij waren. Nochtans vond ik het aanvankelijk deontologisch wat moeilijk, aangezien ze toen nog aan Lotto verbonden waren. Ze zijn toen echter zelf via Quick-Step tot bij mij gekomen en na vijf minuten was de deal beklonken. Enige probleem: ik ben waarschijnlijk een slechte onderhandelaar, maar ik heb tijdens de onderhandelingen nooit rekening gehouden met inflatie. En als je ziet hoe de economie tussen 2021 en nu geëvolueerd is…. Dat is niet de leukste kant van het verhaal. (lacht) Vooral omdat coureurs geen inflatie kennen. Zij kennen alleen maar meer, meer, meer.”
Is het de afgelopen jaren moeilijker geworden om het financiële plaatje telkens rond te krijgen?
“Toch wel, ja. Ook omdat er nu opnieuw een paar andere factoren spelen. Zo hebben we een paar hoge contracten die na dit seizoen aflopen, maar die tot dusver nog niet gebracht hebben wat ik ervan verwacht had. Zoals gewoonlijk zullen ze dit seizoen wel plots wakker schieten, maar toch komen hun makelaars nu al af met de vraag om samen te zitten. Iedereen weet ook dat ik op zoek ben naar klimmers om Remco te omringen, jongens die een Tourcol over geraken. Dus die managers denken: ‘Die renner is een half miljoen euro waard, maar Patrick heeft hem nodig, dus zal ik maar 650.000 euro vragen.’ Ze spelen een spelletje met mij en dan is het alleen de vraag of ik erin meega, of niet.”
U haalde het net zelf aan: u bent op zoek naar klimmers. Dit jaar zijn er maar liefst vijftien van uw renners einde contract. Hoe zal die omschakeling zich gaan aftekenen?
“Luister, als je zo’n sterke coureur hebt als Remco, kan je die niet in de steek laten. Wat we vorig jaar trouwens ook niet gedaan hebben, want hij was in de Vuelta wel degelijk goed omringd door jongens als Louis Vervaeke en Ilan Van Wilder. Dat zijn twee jongens die aan het tjollen waren, maar die we gerecupereerd hebben en die in de Vuelta uiteindelijk twee van mijn betere renners waren. Enige – tussen aanhalingstekens – probleem is dat Remco voor zit op schema. Zelfs ik had immers niet kunnen voorspellen dat hij op zijn 22ste al de Vuelta zou winnen. Stiekem hoopte ik er wel op, maar binnen de ploeg ambieerden we het podium. Maar dan is winnen toch nog een groot verschil.”
Wat betekent dat voor uw klassieke kern? Het lijkt dat jullie dit jaar voor het eerst sinds lang niet met de sterkste kern aan de start van de klassiekers zullen staan.
“Akkoord, maar dat is ook een budgetgerelateerd verhaal. Ik had het daarnet al even over Van Baarle. Die jongen heeft Parijs-Roubaix gewonnen en werd tweede in de Ronde van Vlaanderen, dan kom je niet toe met 100.000 euro, hé. Maar misschien is het ook wel een voordeel dat we op papier niet meer het sterkste blok zijn, want dan zullen we de koers eens niet alleen moeten dragen. En anderzijds: als Asgreen, Sénéchal, Lampaert, Ballerini en Alaphilippe goed zijn, wil ik met dat vijftal gerust naar de oorlog trekken. Zeker als Julian eindelijk nog eens is zoals hij zou moeten zijn, kunnen ze hem er niet afrijden.”
U heeft er dus wel vertrouwen in.
“Ik denk wel dat het in orde zal zijn, ja. Er zijn jongens die einde contract zijn en jongens die heel goed weten dat ze vorig seizoen – mede door omstandigheden – onder hun niveau gebleven zijn. Je mag niet vergeten dat we op een bepaald moment elf geblesseerde renners hadden. Mijn volledige middenveld lag op een gegeven moment in de lappenmand. Dan kan je geen koersen winnen. Zeker omdat wij geen Van der Poel of Van Aert hebben en het dus van onze collectieve sterkte moeten hebben. Maar ook hier een bedenking: vorig jaar wonnen we wel Luik en de Vuelta. Veel van mijn collega’s zouden te voet naar Lourdes gaan om ooit eens een klassieker of een grote ronde te winnen. Net daarom zou ik nu ook wel terug tekenen voor een monument en een grote ronde. Alleen mag het daarrond wel wat meer zijn. Vorig seizoen maakte Remco heel veel goed, maar dat kan hij niet ieder jaar doen, hé.”
“Met het vijftal Asgreen, Sénéchal, Lampaert, Ballerini en Alaphilippe wil ik in het voorjaar gerust naar de oorlog trekken”
U bent toe aan uw -tigste seizoen in het peloton. Kriebelt het dan nog steeds even hard als enkele jaren geleden?
“Kijk, ik ben begonnen met koersen toen ik 15 was. Ondertussen ben ik er 68 en zit ik al al die jaren in andere hoedanigheden in het wielrennen. Maar het kriebelt nog steeds. Het allerleukste is het natuurlijk al coureur. Als je goed bent tenminste. (lacht) Ook als ploegleider heb ik me goed geamuseerd. Als je tijdens de koers kan ingrijpen, als je net iets wakkerder bent dan je collega’s, dan is dat ook fantastisch. Nu bemoei ik me tactisch niet meer, maar je moet jezelf wel blijven heruitvinden. Het is een zaak van herbronnen en proberen. Maar vergis je niet: het loopt ook niet allemaal over rozen hoor.”
Hoe bedoelt u?
“Vorig jaar was het plezier soms ver weg met alle miserie. Telkens wanneer ik een telefoontje kreeg, dacht ik ‘Jah, wat zal het nu weer zijn?’ Gelukkig staan daar ook heel wat fantastische momenten tegenover. Zoals die gele trui van Lampie in Kopenhagen. Ik was daar met Zdenek Bakala, onze hoofdaandeelhouder. Ik zie die man slechts drie keer in een jaar: tijdens het WK als het in Europa gereden wordt, tijdens de Ronde van Vlaanderen en tijdens de Tour. In Kopenhagen zaten we samen in de VIP en ondanks het slechte weer hebben we ons daar zeer goed geamuseerd. (lacht) En plots zet Lampie daar dan die kanontijd neer en begin je af te tellen en haalt hij het uiteindelijk ook nog. Zo’n onverwachte zeges zorgen toch altijd voor een nog net iets grotere ontlading. Ik haal er dus zeker ook nog plezier uit.”
Zoveel plezier dat u vanaf dit jaar ook met uw vrouwenploeg AG Insurance – Soudal Quick-Step wil scoren.
“Ik ben heel fier dat we met AG een schitterende sponsor hebben kunnen binnenhalen. Het is de bedoeling om op termijn ook bij de vrouwen mee te draaien aan de top. Ik kan me immers niet permitteren om met mijn mannen wereldtop te zijn en met mijn vrouwen vlak voor de bezemwagen te rijden.”
Vanwaar de beslissing om net nu in het vrouwenwielrennen te stappen?
“Enerzijds omdat de UCI alle WorldTour-teams pushen om een vrouwenploeg op te richten, anderzijds zijn mijn ogen na een bezoek aan een vrijgezellenfeest open gegaan.”
Een vrijgezellenfeest?
“Vorig jaar werd ik door de uitbaatster van een zaak eens gevraagd om langs te gaan op een vrijgezellenfeest. Toen ik aankwam bleek het om dat van Jesse Vandenbulcke te gaan. Ook Jolien D’hoore, Sanne Cant, Kim De Baets en Julie De Wilde waren daar en we raakten aan de praat. Uiteraard ging het ook over wielrennen, en pas toen besefte ik hoe marginaal de vrouwenwielersport op dat moment eigenlijk was. Jesse Vandenbulcke, toch een gewezen Belgisch kampioene, is daar een goed voorbeeld van. Ze is 27 jaar, heeft al een kind, maar reed toch rond voor 250 euro per maand. Dat kan toch niet? Toen heb ik beslist dat ik iets moest doen. Dat vrijgezellenfeest was het laatste duwtje in de rug om met een damesploeg te starten. Er is ook wat talent in België. Zo hebben we met Justine Ghekiere alvast een goeie vast.”
Geloof je ook echt in het potentieel van het vrouwenwielrennen?
“Ja. Zeker en vast. Alleen vind ik ook dat het op dit moment artificieel gepusht wordt. Neem bijvoorbeeld het minimumloon: in de WorldTour is dat 60.000 euro op jaarbasis, hetzelfde bedrag als bij de mannen. Dat is niet oké. Begrijp me niet verkeerd, ik gun het hen van harte, maar er zijn rensters die dat bedrag totaal niet waard zijn. In de Tour hebben ze vorig jaar de tijdslimiet moeten verhogen omdat anders de helft van het peloton buiten tijd was aangekomen. Iemand die niet mee kan, betaal je toch geen 60.000 euro? Er zijn zeker rensters die dat bedrag verdienen, en sommige ook veel meer, maar vandaag is de top in het vrouwenwielrennen gewoon nog niet breed genoeg om dat minimumloon te rechtvaardigen.”
“In de WorldTour is het minimumloon voor rensters 60.000 euro op jaarbasis, hetzelfde bedrag als bij de mannen. Alleen zijn rensters die dat bedrag totaal niet waard zijn.”
Los daarvan krijgen de dames in uw ploeg wel dezelfde omkadering als de mannen.
“Natuurlijk. Dat is niet meer dan logisch. Als je het doet, doe het dan goed. Anders begin je er beter niet aan. Het zal tijd kosten en we moeten iets opbouwen, maar ik ben ervan overtuigd dat we op termijn ook bij de vrouwen aan de top zullen meedraaien.”
U denkt dus nog niet aan stoppen?
“Nee, echt niet. Ik zou an sich nu al op de eerste rij kunnen zitten zonder gebonden te zijn, maar ik ben wel verantwoordelijk voor de 85 mensen in mijn ploeg, hé. Dan kan je dat niet maken. Enkele jaren geleden was ik wel op een punt dat ik overwoog om te stoppen. Ik was toen aan het spreken met Deceuninck en Quick-Step over een vijfjarig project. Het moest een langetermijnproject zijn, want voor minder wilde ik het niet meer doen. Tekenen voor één of twee jaar om daarna opnieuw die stress te hebben, dat wilde ik niet meer. Ik stelde daarom een ultimatum. Fietsenconstructeur Specialized besloot meteen mee in het project te stappen, net als Quick-Step. Enkel Deceuninck talmde, waardoor uiteindelijk Soudal in hun plaats aan boord stapte. Die drie partners wilden zich voor vijf jaar engageren voor onze ploeg. Alleen stelden ze één voorwaarde: dat ik er bij moest zijn. Het is natuurlijk leuk om te voelen dat het rond u draait, alleen was ik ondertussen wel al op zoek naar iemand die mijn werk zou kunnen verderzetten.”
En heeft u ondertussen al iemand gevonden die op termijn uw rol zou kunnen overnemen?
“I wish. Momenteel denk ik evenwel niet dat er iemand is die alléén mijn job kan overnemen. Er zijn er een paar die wel symptomen vertonen dat ze het misschien zouden kunnen, maar meer ook niet.”
Wat maakt u dan zo onmisbaar?
“Ik heb een speciaal parcours afgelegd, hé. Ik ben zelf renner geweest, heb wat boekhouden gestudeerd, ben dan ook nog ploegleider geweest en werkte enkele jaren in de privésector bij Marc Zeepcentrale. Wat ik daar geleerd heb, kan je aan geen enkele universiteit leren. Ik heb daar in een paar maanden de firma geherstructureerd en daar heb ik heel snel, heel veel van geleerd. Uiteindelijk heeft Walter Goodefroot me dan terug naar de koers gehaald en is het voor mij dan echt begonnen in het wielrennen.”
Als de dag komt dat u besluit om te stoppen, hoe wilt u dan herinnerd worden?
“Als iemand die zijn nek heeft uitgestoken om de wielersport te moderniseren. Ik heb vaak op de barricades gestaan voor mijn concullega’s. Ik ben daarin nogal een vechter. Maar dan kijk je achterom en blijkt dat je alleen staat en dat de rest is weggelopen. Dat is niet altijd gemakkelijk. Weet je, ik hoop eigenlijk maar één iets. Dat ze achteraf zeggen: ‘In de grond was hij zo slecht nog niet.’ (lacht)”
Lees vrijdag in de Krant van West-Vlaanderen en online deel 2 van dit interview, waarin Patrick Lefevere de West-Vlaamse renners fileert.
Het beste van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier