Ook voor hen is Parijs-Roubaix een echte hel: West-Vlaamse mecaniciens over de meest speciale koers van het jaar

Tom Vandenbussche

Kevin Claeys, Kevin Desmedt, Glen Vandevyvere en Lounes Verschaeve hebben twee zaken gemeen: ze hebben alle vier een verleden als competitiewielrenner en zijn alle vier aan de slag als mecanicien bij een profploeg. Dit weekend wacht Parijs-Roubaix, voor renners de meest gevreesde koers van het jaar. En ook voor mecaniciens. “In Roubaix zijn er maar weinig teams die geen pech kennen.”

Kevin Claeys, Kevin Desmedt, Glen Vandevyvere en Lounes Verschaeve hebben intussen al wel wat jaartjes in het wielerpeloton op hun teller staan. Desmedt is degene met de meeste ervaring. De papa van Camille (8) is aan zijn 19de voorjaar als mecanicien in het profpeloton bezig. Na dertien seizoenen bij Quick-Step stapte hij eind 2018 met Niki Terpstra over naar het Franse TotalEnergies. Vandevyvere kon in 2012 via zijn schoonvader, wijlen Noël Dejonckheere, terecht bij BMC. Na twee jaar CCC en één seizoen Intermarché-Wanty-Gobert werkt de papa van Julot (6) en Loric (3) sinds 2022 voor het Noorse Uno-X Mobility van Alexander Kristoff.

Kevin Claeys maakte in 2018 zijn debuut als mecanicien bij het Veranda’s Willems-Crelan van Wout van Aert. Na een passage bij Roompot-Charles is de ex-profrenner aan de slag bij Team Flanders-Baloise. De jongste van de vier, Lounes Verschaeve, zette vijf jaar geleden zijn eerste stapjes in het peloton en is sinds 2020 fulltime mecanicien bij de ploeg van Patrick Lefevere.

Desmedt: (knikt) “Roubaix is een koers die je anders nooit rijdt, met kasseien die nergens zo slecht zijn als in Noord-Frankrijk. Daar zijn toch wel wat aanpassingen aan de fietsen voor nodig.”

Verschaeve: “Ook organisatorisch komt er meer bij kijken. Wij doen op voorhand heel veel verkenningen om alles uit te testen en zijn enorm lang met die koers bezig.”

Vandevyvere: “Wij voorzien sowieso meer wielen. In een normale eendagskoers voorzien we zowat 20 sets wielen, nu zullen we snel 45 tot 50 sets voorbereiden. We verleggen ook alle banden.”

Desmedt: (knikt) “Dat is voor ons de grootste aanpassing, al is dat al veel verbeterd. In mijn beginjaren als mecanicien reden de renners met tubes die gelijmd moesten worden. Nu wordt er tubeless gereden, zonder binnenband dus. Vroeger moesten we de hele week tubes aftrekken en weer lijmen, wat ongeveer 15 minuten werk per tube was. Nu hebben we nog zo’n tien minuten werk per band.”

“Parijs-Roubaix is op vlak van materiaal de grootste uitdaging” Glen Vandevyvere

Vandevyvere: “In Roubaix rijden wij met één plateau vooraan, wat inhoudt dat we de voorderailleurs eraf halen. Afhankelijk van de wind leggen we ook een groter kamwiel: een 56 in plaats van een 54. Voor sommige renners voorzien we een extra laag stuurlint. En we steken ook een langere vork die boven de stuurpen uitkomt, wat ervoor zorgt dat die minder snel loskomt. Na afloop van Parijs-Roubaix moeten we ook alles weer afmonteren.”

Claeys: “Wij zijn een opleidingsploeg en zijn al blij dat onze renners mogen starten. Van druk is geen sprake, al komt er voor ons, de mecaniciens, wel wat extra werk bij kijken.”

Verschaeve: “Bij elke ploeg zal dat zowat op hetzelfde neerkomen. De voorjaarsklassiekers zijn sowieso al een heel drukke periode en Roubaix maakt het nog complexer. Maar bij ons helpt iedereen mee, zelfs de mecaniciens die er in Roubaix niet bij zullen zijn. Dat is het mooie aan The Wolfpack. Al is en blijft dit een eendagskoers. Eind juni starten wij in de Tour. Dat is drie weken lang het grootste wat je in deze sport kan meemaken, als renner én als personeelslid, zeker nu we met Remco (Evenepoel, red.) naar Frankrijk trekken.”

Vandevyvere: “Waarschijnlijk is Parijs-Roubaix wel de grootste uitdaging op materiaalvlak. Er kan op zo’n dag veel fout lopen, zaken die je niet in de hand hebt. In Roubaix zijn er maar weinig teams die geen pech kennen. Toen Van Avermaet in 2017 won, deed hij dat op zijn reservefiets.”

De passage door het bos van Wallers-Arenberg is een van de meest cruciale stroken in Parijs-Roubaix. Hier kan je de koers niet winnen, maar enkel verliezen. “Roubaix is een koers die je anders nooit rijdt, met kasseien die nergens zo slecht zijn als in Noord-Frankrijk”, aldus Desmedt.
De passage door het bos van Wallers-Arenberg is een van de meest cruciale stroken in Parijs-Roubaix. Hier kan je de koers niet winnen, maar enkel verliezen. “Roubaix is een koers die je anders nooit rijdt, met kasseien die nergens zo slecht zijn als in Noord-Frankrijk”, aldus Desmedt. © JASPER JACOBS BELGA

Opmerkelijk: jullie hebben alle vier een verleden als competitiewielrenner. Dat lijkt me geen toeval.

Claeys: (lacht) “Dat is het ook niet. Als je achter de schermen van alle profploegen gaat kijken, zal 80 procent van het personeel een verleden in de koers hebben.”

Desmedt: “De meeste mensen die in de koers werken, hebben ooit zelf gekoerst of komen op zijn minst uit het milieu.”

Verschaeve: “Het is geen must dat je zelf gekoerst hebt, maar het is wel een voordeel. Als ex-renner weet je hoe het er voor, tijdens en na een wedstrijd aan toe gaat en kan je koerssituaties ook beter inschatten.”

Vandevyvere: “Er is niemand die geboren wordt met het idee om mecanicien of verzorger te worden, maar ik denk wel dat iedereen begint te koersen met het idee om later prof te worden. Alleen lukt dat voor de meesten niet en komt er voor sommigen plots iets anders op je pad.”

Hoe word je in godsnaam mecanicien bij een profploeg?

Desmedt: “Ik hoor geregeld van mensen dat ze solliciteren, maar dat is eigenlijk niet de juiste manier. De meesten geraken in dit wereldje omdat ze zelf lange tijd gekoerst hebben. Zelf ben ik op mijn 23ste moeten stoppen door hartritmestoornissen. Ik werkte even bij een fietsenmaker en ging een paar keer als mecanicien mee met Beveren 2000, tot ik via verzorger Johan Molly te horen kreeg dat er een plek bij Quick-Step was.”

Verschaeve: “Dankzij Wim Feys en Michel Pollentier kon ik in 2019 als mecanicien bij hun belofteploeg EFC aan de slag. Mijn beste kameraad Bryan Boiteux werkte op dat moment al bij Quick-Step. Toen hij vroeg of ik het zag zitten om eens als mecanicien mee te gaan, heb ik toegehapt. Het jaar erna had ik een vast contract.”

Claeys: “Eind 2017 vroeg Stijn Vandenbergh, die wist dat ik met mijn eigen fietsenwinkel was begonnen, of ik zin had om als mecanicien met Veranda’s Willems-Crelan mee te gaan. Ik hapte eerst niet toe, maar daarna wilde ik het toch eens proberen. We zijn nu zeven jaar later en ik zit nog altijd in de koers.”

Vandevyvere: “Bij mij is het toevallig gegaan, ook al had mijn grootvader een fietsenwinkel en heeft mijn vader die nog altijd. Ik koerste tot mijn 22ste en had zelf nooit aan mijn fietsen gesleuteld, maar toen vanuit Soenens-Germond, een amateurploeg, de vraag kwam om als mecanicien mee te gaan, heb ik dat gedaan. Als hobby. (glimlacht) En nu is het mijn job.”

Geen nine-to-five-job, lijkt me.

Claeys: (schudt het hoofd) “Het moet vooral een microbe zijn, anders houd je dit niet vol. Wij zijn twaalf tot veertien uur per dag bezig. Buiten! Als de zon schijnt, denken mensen dat we een luxeleven leiden. (droog) Als het regent, horen we niemand.”

Desmedt: “Ook thuis moeten ze begrijpen dat je er niet vaak bent. Een grote ronde? Dat betekent vier weken van huis. Er zijn niet veel jobs waarbij je zo lang weg bent.”

Verschaeve: “Dit is niet voor iedereen weggelegd. Het moet een passie zijn.”

“Wij zijn tot 14 uren per dag bezig. Buiten! Als de zon schijnt, denken mensen dat we een luxeleven leiden. Als het regent, horen we niemand” Kevin Claeys

Wie is de strafste coureur met wie jullie zelf hebben gekoerst?

Desmedt: “Ik koerste bij de jeugd tegen Tom Boonen en Philippe Gilbert. In Italië reed ik de Ronde van Aosta tegen Yaroslav Popovych en Damiano Cunego, die enkele jaren later de Giro zou winnen. En als stagiair bij Quick-Step koerste ik in Italië met Paolo Bettini en Johan Museeuw.”

Claeys: “Ik vergeet nooit mijn debuutkoers bij de profs, de eerste rit van de Ronde van Qatar 2011. Na 500 meter lag alles in stukken en brokken. Ik zat mee in de eerste waaier met 15 man, samen met Tom Boonen, Mark Cavendish en Fabian Cancellara. Dat was een zweefmomentje, maar plots zat ik zelf op de kant en vloog ik uit de waaier. Een lijdensweg, maar achteraf gezien is het vooral een moment waar ik met een heel speciaal gevoel op terugkijk.”

Vandevyvere: “Voor mij is Greg Van Avermaet, met wie ik als mecanicien bij BMC en CCC samenwerkte, de sterkste renner met wie ik ooit gekoerst heb. (lacht) ’t Is te zeggen: ik heb met hem aan de start gestaan.”

Verschaeve: “Ik durf hier de naam van Bert Van Lerberghe te noemen, een van de renners bij Soudal-Quick-Step voor wie ik nu als mecanicien moet zorgen. Het klikt enorm goed en bij de jeugd was het al een goeie coureur. (knipoogt) Bert was toen al een stijlkoning en is dat nu nog altijd.”

Wie is de strafste coureur met wie jullie als mecanicien hebben samengewerkt?

Claeys: “Wout van Aert en Lars Boom. Ik kan over Van Aert niets verkeerds zeggen. Aan de manier waarop hij met het personeel omging, zag je dat hij een kampioen is die weet wat hij wil en niet wil. Zo iemand wil altijd wel wat extra, maar hij weet tenminste wat hij wil. Hij is iemand die aan de vrachtwagen komt en zegt: het moet zo, zo en zo. Punt. Dat noem ik een kampioen.”

Verschaeve: “Ik had het geluk om met Mark Cavendish samen te werken en was erbij toen hij in de Ronde van Turkije zijn eerste koers sinds lang won. Een enorme ontlading. Bij Cav, bij de ploeg, bij mij. Pure emotie. Schreeuwen en tranen van blijdschap. Voor mij een heel straffe ervaring, want als kind keek ik op naar hem.”

Vandevyvere: “Voor mij steekt Van Avermaet erbovenuit. Het is niet dat wij een speciale band hadden, want voor mij moet elke fiets in orde zijn, welke coureur daar ook op zit. Maar achteraf gezien heb ik de topjaren van Greg meegemaakt.”

Desmedt: “De periodes bij Quick-Step dat we al die klassiekers wonnen blijven me bij. Boonen, Gilbert, Niki Terpstra… Op dat moment stond ik daar niet bij stil, maar dat was helemaal niet zo normaal. Ik zit nu ruim vijf jaar bij TotalEnergies en we wachten nog altijd op de eerste klassieke zege.”

Wat maakt een goede mecanicien?

Verschaeve: “Voor mij is dat iemand die elke renner gelijkstelt, ook al gaat het om iemand met minder talent. Je moet voor hem evenveel doen als voor een kopman.”

Desmedt: “Stressbestendigheid is belangrijk. Je mag niet meteen in paniek schieten als er iets gebeurt, zoals een fietswissel in volle finale of een valpartij waarbij meerdere renners van de ploeg betrokken zijn.”

Vandevyvere: “Je moet als mecanicien ook goed je plan kunnen trekken. Er komt veel meer bij kijken dan alleen het gesleutel aan fietsen. Bepaalde logistieke kwaliteiten zijn nuttig. En soms ben je meer vrachtwagenchauffeur dan mecanicien. Daarvoor heb je een speciaal rijbewijs nodig. Als je gaat solliciteren, is dat trouwens vaak het eerste waar men naar vraagt.”

Claeys: “Ik zal zeker niet beweren dat ik de beste mecanicien ben, maar ik doe wel mijn uiterste best om zoveel mogelijk te weten. Ik zie dit als een hobby. Naast mijn job ben ik bezig met de fiets. Als ik met vrienden afspreek, ben ik ook bezig over de fiets. En als er een opleiding is, zal ik proberen die te volgen. Los daarvan denk ik dat elke mecanicien de perfectie wil benaderen, maar zoals in elke job heeft iedereen zijn sterke en minder sterke punten.”