Hoe een wielertoerist het tot revelatie bij de profs schopte: Margot Vanpachtenbeke gooit hoge ogen in vrouwenpeloton

Margot Vanpachtenbeke legde in korte tijd een ongelofelijk parcours af. (foto Stefaan Beel) © STEFAAN BEEL Stefaan Beel
Tjorven Messiaen
Tjorven Messiaen Reporter

Het gaat hard voor Margot Vanpachtenbeke (24). Pas twee jaar geleden begon ze te koersen, maar ondertussen rijdt ze bij het Nederlandse Parkhotel-Valkenburg en liet ze van zich spreken met een zevende plek in de Brabantse Pijl. Al dat goede wilde ze maar wat graag bevestigen in de Amstel Gold Race, de Waalse Pijl en Luik-Bastenaken-Luik, maar een val in de Amstel gooide roet in het eten. Haar liefde voor de koers lijdt er evenwel niet onder: “Want de koers, het is toch verdikke iets schoons, hé.”

Van een domper gesproken. Na haar knappe zevende plaats in de Brabantse Pijl wilde Margot Vanpachtenbeke ook in de Amstel Gold Race, de Waalse Pijl en Luik-Bastenaken-Luik tonen wat ze waard is tussen de wereldtop. Een val in de Amstel besliste daar evenwel anders open. “Halverwege de koers zat ik nog in het eerste groepje toen het peloton een slingerbeweging maakte. Een meisje voor mij moest uitwijken naar rechts, waardoor ik aan een hoge snelheid in de dranghekken werd gereden”, vertelt ze. Vanpachtenbeke brak bij die val haar middenhandsbeentje en zal daardoor enkele weken buiten strijd zijn. “Maar het was een harde klap en ik heb al bij al nog geluk gehad.”

Het maakt ook dat je prestatie van vorige week waarschijnlijk nog wat meer deugd doet. Vorig week leerde wielerminnend Vlaanderen jou immers kennen in de Brabantse Pijl. Besef je het ondertussen al een beetje?

“Ik heb er nog veel aan teruggedacht en het blijft toch moeilijk om te geloven. Ik heb mezelf die dag echt verbaasd. Toen ik in die kopgroep rond me keek, dacht ik continu ‘Wat doe ik hier?’. Het plaatje klopte precies niet. (lacht) En dan had ik niet eens superbenen.”

Je reed rond in een groep met wereldtoppers als Silvia Persico, Shirin van Anrooij, Liane Lippert, Marlen Reusser en Demi Vollering. Denk je dat metgezellen wisten wie je bent?

“Ik ben zeker dat ze het niet wisten. (lacht) Demi Vollering zal de ploeg wel kennen, want ze reed zelf nog voor Parkhotel, maar mijn naam zal ze niet gekend hebben.”

“In de Brabantse Pijl had ik niet eens superbenen”

Was die zevende plek dan uiteindelijk het hoogst haalbare?

“Zeker en vast. Daar ben ik realistisch in, want ik was sowieso de mindere van die groep. Wat weliswaar zeker geen schande is. Integendeel.”

Vooral omdat er drie jaar geleden nog geen sprake was van een profcarrière. Neem ons eens mee naar het prille begin.

“Tot mijn achttiende deed ik aan paardrijden, maar toen ik ging studeren was de combinatie van op kot gaan en paardrijden onmogelijk geworden. Ik heb me dan maar een tweedehandsfietsje gekocht onder het motto ‘ik ga het eens op de fiets proberen.’ Mijn broer had immers nog gekoerst bij de jeugd en zelf was ik ook wel erg geïnteresseerd in de koers.”

Toen al met het idee om ooit prof te worden?

“Nee, in het begin ging ik gewoon af en toe eens een tochtje doen. Op een bepaald moment heb ik me dan ingeschreven voor het Koers zkt. Vrouw-project van Starcasino Cycling Team, maar ook toen met het idee van ‘ik probeer het eens en dan zien we wel.’ Een groot succes werd het echter niet, want bij de eerste, de beste rit ging het al mis toen ik op een rotonde omver gekegeld werd door een dronken chauffeur. Resultaat: een polsbreuk en een plan dat in duigen viel.”

Je carrière was bijna voorbij nog voor ze begonnen was.

“Inderdaad. Ik heb me het jaar daarop dan maar ingeschreven voor Kopvrouwen, het project van Cycling Vlaanderen. Ook dat was evenwel niet evident, want door corona waren er amper groepstrainingen of koersen, waardoor ik vooral webinars volgde. Tot we een keertje een trainingsritje deden tussen Veurne en Tielt waarbij de straten afgezet werden, zodat we geen rekening moesten houden met het verkeer. Nadien kwam Koen De Mets van het KDM-Pack Cycling Team, dat de rit organiseerde, naar me toe met de vraag of ik het eens wilde proberen in hun clubteam.”

En jij sprong daar meteen in?

“Nee, toch niet. Ik heb daar eerst grondig over nagedacht. Ook omdat ik toen net ging beginnen aan het laatste jaar van mijn opleiding kiné. Ik heb Koen pas een maand later opgebeld om te zeggen dat ik het wilde proberen.”

Had je toen niet al door dat je wel met een fiets kon rijden?

“Totaal niet (lacht). Ik stond daar ook niet bij stil. Tijdens die ene rit ging het op zich wel vlot, maar het is nu ook niet dat ik vond dat ik er echt bovenuit stak. Ik merkte vooral dat ik het heel graag deed.”

Was je zonder het Kopvrouwen of het Koers zkt. Vrouw-project ooit in de koers beland?

“Goede vraag. (denkt lang na) Ik fietste wel graag, maar om zelf dan die stap te zetten… Toen ik een jaar of 19 heb ik wel eens geïnformeerd om me aan te sluiten bij Gaverzicht – Be Okay – Van Mossel, maar zij deden enkel jeugd tot 18 jaar waardoor dat geen optie was. Daar stopte mijn zoektocht dan ook. Zulke projecten zijn dus echt wel waardevol, vind ik.”

“Ik sta er zelf niet zo bij stil, maar het komt inderdaad wel allemaal sneller dan verwacht”

Bij KDM-Pack Cycling reed je wel nog met je eigen fiets en tenue.

“Inderdaad. Nog steeds met die tweedehandsfiets. Die fiets reed ook prima! (hilariteit) Dat anderen met beter materiaal reden? Ze moesten ook hard trappen. Dat verschil zal wel meevallen. Ik ben trouwens heel blij dat die tussenstap er nog geweest is, want had ik meteen de overstap gemaakt naar een UCI-ploeg, was die te groot geweest. Nu kon ik op het gemakje groeien, ontdekken en me amuseren.”

Dat neemt niet weg dat het heel snel is gegaan. Dertien maanden geleden reed je je eerste profkoers en ondertussen ben je een van de revelaties. Hoe kijk je zelf naar het afgelopen jaar?

(denkt na) “Ik sta daar eigenlijk te weinig bij stil. Maar het is inderdaad wel zo dat het sneller komt dan verwacht. Misschien is het omdat ik al wat ouder ben of omdat ik al een sportachtergrond had? Ik heb altijd op een sportschool gezeten.”

Deze winter stapte je alleszins meteen over naar Parkhotel-Valkenburg. Een grote stap?

“Ja en nee. Ook toen heb ik lang en hard nagedacht of ik het wel zou doen, want ik wilde zeker niet te snel gaan. Ik had perfect nog een jaartje bij KDM willen blijven. Maar ik heb dan uiteindelijk toch weer besloten om de stap te zetten en ik heb me de overstap tot dusver – hout vasthouden – nog niet beklaagd. Ook omdat de ploeg me absoluut geen druk oplegt. Het is gewoon zaak van mijn best te doen en bij te leren. Ik ben hen daar erg dankbaar voor.”

Ik vermoed wel dat je nu niet langer op je tweedehandsfietsje rondrijdt.

(lacht) “Nee nee, dat niet meer. Hij staat te koop trouwens, dus als iemand interesse heeft, mogen ze me zeker contacteren! Bij de ploeg is nu wel echt alles voorhanden. Ik heb zelfs een tijdritfiets! Ik heb er onlangs voor het eerst op gereden. In een ploegentijdrit dan nog. Dat was toch even spannend.”

Dit jaar zei je na de Omloop van het Hagenland: “Ik wilde vooral geen domme dingen doen om zo Wiebes en co. te doen vallen.” Is die schuchterheid ondertussen al wat verdwenen?

“Goh, als je tijdens de Ronde plots naast Lotte Kopecky rijdt, maak je toch even plaats hoor. Dan ga ik echt niet zitten drummen en laat ik haar uit respect gewoon passeren. Ik denk niet dat dat er zal uitgaan.”

“Als ik tijdens de Ronde plots naast Lotte Kopecky rijd, ga ik niet zitten drummen, hoor”

Is je eigen status na de Brabantse Pijl niet veranderd?

“Nee. Totaal niet.”

Dat hoop je of dat denk je?

“Nee, het is echt een weldoordachte ‘nee’. (lacht) Ik heb niet gewonnen met minuten voorsprong, hé. Het was uiteindelijk ‘maar’ een zevende plaats. Niet dat ik het wil kapotrelativeren, maar het is niet omdat ik eens een goede uitslag rijd in een mooie koers, dat ik plots naast die toppers sta. Je moet realistisch blijven.”

Was die zevende plek voor jou een indicatie dat een profcarrière er echt wel inzit?

“Dat is nog te vroeg om te zeggen. Eén zwaluw maakt de lente niet. Je moet een seizoen op zijn geheel bekijken.”

Ine Beyen zei vorige week nog: ‘Als Margot de stap wil zetten naar de subtop, zou ze prof moeten kunnen of durven worden.’

“Als ik die kans krijg, heel graag natuurlijk. Het zou de max zijn om van mijn hobby mijn beroep te kunnen maken, maar het moet lukken ook natuurlijk. Of ik mijn job als kinesiste zou opgeven om prof te worden? Zeker en vast. Al ga ik daar nu nog niet te veel aan denken. Eerst blijven presteren.”

Die combinatie van wielrennen en je job als kinesiste in het ziekenhuis van Menen is toch niet ideaal?

“Het is dubbel. Ik vind het net goed om nog iets extra te doen naast het fietsen. Al is het maar om je gedachten even te kunnen verzetten. Anders is het enkel maar koers, koers, koers. Als het goed gaat, is dat leuk, maar eens het minder gaat, heb je niets anders om mee bezig te zijn. Ik amuseer me ook op mijn werk. De job geeft me voldoening, waardoor ik me goed in mijn vel voel, wat me dan weer een positief gevoel geeft op de fiets. (denkt na). Ik denk ook niet dat ik zonder job per se meer zou rusten. Ik zou dan gewoon meer helpen op de boerderij van mijn schoonouders. Weet je, deze winter werkte ik nog voltijds, nu slechts halftijds. Dus eigenlijk voelt het nu al als een luxe om enkel nog maar in de voormiddag te moeten werken!”

Had je een paar jaar geleden ooit kunnen of durven voorspellen dat je op zo’n korte termijn zou kunnen staan waar je nu staat?

“Helemaal niet. Hier had ik nooit van durven dromen. Mocht je mij dat toen verteld hebben, ik had het nooit geloofd. Hopelijk kan ik gestaag blijven groeien. Want de koers, het is toch verdikke iets schoons, hé.”