Gilbert Desmet: “Altijd weer gaat het over die tien dagen”

Gilbert Desmet.©Kurt Desplenter Foto Kurt
Gilbert Desmet.©Kurt Desplenter Foto Kurt
Tom Vandenbussche

Hij won Parijs-Tours. Hij won de Waalse Pijl. Hij won Kuurne-Brussel-Kuurne. Hij won ritten in de Vuelta, Parijs-Nice, Dauphiné en Ronde van Zwitserland. Maar bekend is Gilbert Desmet (90) vooral, omdat hij twaalf dagen de gele trui droeg in de Tour. “Ik heb een heel rustig karakter. Als ronderenner was dat een gigantisch voordeel.” Een monoloog van de oudste nog levende Belgische geletruidrager.

“Bij mijn Tourdebuut in 1956 zat ik in de derde rit meteen mee in de goeie vlucht. Ik won de rit niet, maar werd wel leider. De gele trui heb ik de dag erna in de namiddagetappe verloren en terwijl topfavorieten Gaul en Bahamontes niet hun normale niveau haalden, won de tot dan onbekende Roger Walkowiak de Tour. In 1958 reed ik mijn tweede Tour, maar het liep helemaal fout. In de tweede rit ging ik mee in de ontsnapping en stond ik plots vierde in de stand. Dat had ik niet mogen doen, want ik was als helper naar de Tour meegenomen. Alleen: ik kon het niet laten. Dat was mijn karakter. Zestien ritten lang ben ik in de top vier blijven staan. In de lange tijdrit werd ik zelfs vijfde voor Bobet, terwijl Gaul won voor Anquetil. Sylvère Maes was mijn ploegleider, maar het was Karel Van Wijnendaele die het voor het zeggen had. Hij, journalist bij wat nu Het Nieuwsblad is, schreef in de krant het volgende: degenen die vandaag vooraan eindigden, zullen straks wegvallen . Dat had ik natuurlijk ook gelezen. Enkele dagen later werd ik tiende (dertiende, red.) in de tijdrit op de Mont Ventoux en bleef ik vierde in de stand. Dat stond hem helemaal niet aan. Het gevolg was dat ik de Tour in 1959, 1960 en 1961 niet heb mogen rijden. In 1959 won ik zestien koersen en toch mocht ik niet mee. Als ik in 1958 niet voor mezelf had gereden, zou het anders gelopen zijn.”

Voedselvergiftiging

“Vanaf 1962 werd er opnieuw met merkenploegen gereden en was ik er eindelijk weer bij in de Tour. Ik werd meteen vierde. Een Belg die vierde werd in de Tour, dat was speciaal. Maar ik had pech, want Jef Planckaert deed nog beter: tweede. Alle aandacht van de Belgische pers ging dan ook naar hem. Het had nochtans niet veel gescheeld of ik had ook dat jaar de Tour niet kunnen rijden. Ik sukkelde met de knie, kwam ten val in Parijs-Roubaix en werd omvergereden door een auto die vanuit de andere richting frontaal op mij kwam afgereden. Ik brak drie ribben, werd aan de longen geraakt, brak mijn sleutelbeen, mijn schouderblad en er kwam zelfs bloed uit mijn keel. Maar in mei was ik weer op niveau en in de Tour stond ik er helemaal.”

Gilbert Desmet.©Kurt Desplenter Foto Kurt
Gilbert Desmet.©Kurt Desplenter Foto Kurt

“In 1963 was ik nog een stuk sterker. In de tijdrit in Angers, waarin ik derde werd na Anquetil en Poulidor, veroverde ik de gele trui, omdat ik ervoor al eens in een lange ontsnapping was meegegaan. In de Pyreneeën, waar we cols als de Aubisque en Tourmalet moesten beklimmen, kon ik de trui behouden, ook al had ik niet de sterkste ploeg en was alleen de Duitser Puschel in staat om me bergop enigszins bij te staan. Door een voedselvergiftiging – yoghurt die over tijd was – moest ik de wedstrijd in de Alpen echter verlaten. Als derde in de stand. Of ik de Tour zonder die pech had kunnen winnen? Neen, dat geloof ik niet. Maar ik was op zijn minst tweede geëindigd. Anquetil kloppen, dat was onmogelijk. Je moet weten: op Franse bodem werd hij te vaak bevoorraad en geholpen. Hij was een uitstekende tijdrijder, maar in de Tour reden er zoveel fotografen en motards voor en rond hem dat hij meegezogen werd. Ook bergop was Anquetil iets sterker, maar vaak kwam ik in de afdaling terug. Mijn slechtste herinnering? De Puy-de-Dôme. Als het heel steil werd, reed ik niet zo goed. Ik was geen pure klimmer. Als ik op mijn topgewicht zat, woog ik nog altijd 68 kilo, wat veel is voor iemand van 1m70. Ik woog meer dan de rest. Nu zou dat helemaal anders zijn. Ik weeg nog 60 kilo. (grijnst) Maar ja, ik ben er ook al 90, hé. Weet je, ik was vooral sterk in lange, slopende bergritten van 250 kilometer met drie, vier cols. Ik was een renner die nooit moe werd.”

De neus van Poulidor

“Ik reed met tal van toppers samen: Anquetil, Gaul, Bahamontes, Poulidor… Anquetil had de meest gesloten persoonlijkheid. Ooit kwam hij eens tot bij mij en zei hij: als ik de Tour en de Dauphiné win, is het goed geweest. De klassiekers bij jullie interesseren me niet echt . Poulidor was anders. Ja, natuurlijk weet ik dat zijn kleinzoon (Mathieu van der Poel, red.) nu een wereldtopper is. Het is voor mij speciaal om de kleinzoon van één van mijn concurrenten op tv bezig te zien. Mathieu heeft uiterlijk bepaalde trekken van Poulidor overgenomen. Zijn neus bijvoorbeeld. Maar zijn manier van koersen is helemaal anders. Mathieu durft aan te vallen en koerst. Poulidor was berekend. Als hij moest rijden, deed hij het niet. Zo heeft hij heel wat wedstrijden verloren. Dat heb ik zelf ervaren.”

Gilbert Desmet.©Kurt Desplenter Foto Kurt
Gilbert Desmet.©Kurt Desplenter Foto Kurt

“In 1963 stelden journalisten me voortdurend de vraag: denk je dat je de Tour kan winnen? Als geletruidrager werd je nooit met rust gelaten, maar ik kon daar vlot mee om. Als de aankomst om vier uur was, lag ik een uur later in mijn bed te slapen, tot ik gemasseerd moest worden. Dat was mijn karakter: rustig. Als ronderenner een gigantisch voordeel. De voorbije zestig jaar ben ik door mensen vaak aangesproken als de renner die de gele trui heeft gedragen. Telkens als de Tour begint, word ik erover aangesproken. Die tien dagen in het geel, daar praten de mensen het meest over. Veel meer dan over mijn zeges in Parijs-Tours en de Waalse Pijl.”