“De koers is bijna een drug”: Ine Beyen en Karl Vannieuwkerke maken zich op voor de Ronde

© Kris Van Exel
Frank Buyse
Frank Buyse Senior writer

Schoon volk te gast in Koers, het Roeselaarse wielermuseum: Karl Vannieuwkerke (53) en Ine Beyen (36). De Diksmuidse en Bredense wielercommentator en cocommentator van Sporza eten, drinken en ademen koers. Al zeker dezer dagen, met zondag Vlaanderens Mooiste als hoogtepunt. “Van mij mogen bloemenmeisjes. Maar misschien niet in bikini”, aldus Karl. “Honderd procent akkoord”, zegt Ine. Maar wat hebben pantoffeldiertjes nu gemeen met koers?

Ine Beyen was tussen 2007 en 2013 profrenster. Vandaag is ze presentatrice van vooral wielerevents, columniste en cocommentator op Sporza bij het vrouwenwielrennen. Tussendoor is ze ook nog eens goed voor een sportieve uitspatting. Laatst deed ze nog mee aan de Roc du Maroc samen met collega Ruben Van Gucht, goed voor in totaal 665 kilometer op de mountainbike. Daarnaast is Ine nog een alleenstaande moeder van twee dochters, Odile (8) en Marcelle (6). “Gelukkig heb ik een netwerk van vrienden en familie.”

Odile fietst ook al eens mee en is trouwens genoemd naar Odiel Defraeye, de eerste Belgische Tourwinnaar. Dat heeft Odile trouwens te danken aan… Karl Vannieuwkerke. Ine zat in 2012 in zijn wielerprogramma Vive le Vélo, dat elke uitzending de trofee De Fraaie Odile uitreikte. “Toen wisten mijn ex-man en ik het al: onze eerste dochter mag Odile heten!”

Wie Vive le Vélo zegt, komt uit bij Karl Vannieuwkerke – al sinds eind vorige eeuw hét gezicht van alles wat topsport is op de VRT. Sinds 2020 is hij ook de opvolger van Michel Wuyts als wielercommentator én columnist voor deze krant. Hij is trouwens ook vader van vier kinderen: Jef (20), Marte (19), Jack Odile (4) en Luis Achile (5 maanden). Karls vrouw Caroline is dierenarts én runt de shops van Vive le Vélo.

Zijn fanatieke ambities als amateur-wielrenner zijn intussen wel al lang opgeborgen. Doorgeslikt. (grinnikend) “Ik hoef geen pasta met bruine suiker meer door mijn strot te rammen. Ik hou het nu bij tennis en padel. Om te fietsen heb je meteen drie uren nodig.” Waarmee we in Koers weer bij de koers zijn beland. Met zondag, de Ronde als hoogmis voor heel Vlaanderen, hét hoogtepunt?

Ook na al die jaren, Karl?

Karl: “Het wordt zelfs nog erger. Het is bijna een drug. Zeker de koersen in Vlaanderen. De kleinere koersen vind ik nóg leuker. Charmanter, zoals in Nokere: een klein kotje aan de finish, meer niet, daar zaten we. En dan de mensen die zwaaien: hey Karl, oe ist met de kleinen? Op de Ronde zit je meer in de modus van commentaar geven. Dan heb je bovenop de koers nog de chemie met José (De Cauwer, cocommentator, red.) Het voelt nooit aan als wérk.”

Ine: “Dat voelt de kijker ook. Ik prijs me zó gelukkig dat ik op mijn 36ste nog nooit een dag tegen mijn goesting heb gewerkt.”

Karl: “Ik heb ook nooit stress gehad. Dat had ik meer die paar jaren toen we met een theatertournee in zaaltjes van een paar honderd man speelden. Daar sta je meer bloot. Maar wanneer ik op televisie een omkadering presenteer of commentaar geef voor anderhalf miljoen mensen, heb ik daar geen last van. Soms weet ik 30 seconden voor ik op antenne ga nog niet wat ik ga zeggen. Ik heb ook voor Vive le Vélo nog nooit een autocue gebruikt. Mijn voorbereiding is gewoon elke dag alles opvolgen. Vooral online, op sites, op X (het voormalige Twitter, red.). Dat is ook geen opgave, maar een drang. De dag dat je dit vak op routine doet, slaat het om.”

“Stress? Nooit. Soms weet ik 30 seconden voor ik op antenne ga nog niet wat ik ga zeggen” Karl Vannieuwkerke

Ine: “Ik mis soms wel eens een koers, maar dat haal ik dan achteraf in. Toen ik zo’n drie jaar geleden de eerste keer cocommentator werd, had ik een voorbereiding van pagina’s lang, nu heb ik nog per jaar één documentje.”

Karl: “Vroeger had je echt wel een fichebak nodig, nu heb je sites als ProCycling Stats die je alle info en resultaten geven over alle renners. Zo heb ik verschillende apps waarin ik alles plak, ook interviews en zo. Geen commentator kan nog zonder internet. Er komen ook constant berichtjes binnen. (glimlacht) Ook van vrienden die dan bijvoorbeeld sturen: laat eens het woord pantoffeldiertje in je commentaar vallen. Dat is me gelukt hoor. In het bos van Wallers ligt veel mest met pantoffeldiertjes. Of oude wokpan! Ja hoor: Jelle Wallays heeft het gezicht van een oude wokpan, die zal straks lossen.”

(Ine schatert)

Ine, helpt het dat jij met al jouw ervaring dezelfde taal spreekt als de renners en hun entourage?

Ine: “Vaak wel. Toen ik bijvoorbeeld voor Vive le Vélo Pogacar probeerde te strikken voor een interview, was het een voordeel dat ik zijn vriendin Urska kende. Waarop zij ervoor zorgde dat Tadej speciaal voor mij naar een pittoresk haventje wilde komen. Of toen ik tijdens een ploegpresentatie aan Cavendish, die ik al lang ken, vroeg hoe het met zijn kinderen ging, kreeg ik na afloop een berichtje van hem om me te bedanken voor de vlotte babbel. Mannen onder elkaar vragen bijvoorbeeld al sneller waar ze denken te gaan demarreren.”

Karl: (droog) “Zo’n berichtjes krijg ik nooit…”

Zijn er op de sportredactie van Sporza meer Imkes en Ines nodig?

Karl: “Ik vind van wel. Toen ik met Imke Courtois afkwam, werd ik aanvankelijk weggelachen. Maar ze moeten wel hun competentie bewijzen. Je hoeft ze niet uit te nodigen enkel en alleen omdat het vrouwen zijn. Soms hoor ik op de Franstalige zenders vrouwen vragen stellen waarbij ik denk: Dit is niet de bedoeling. Stel eens drie deftige vragen. Maar dat heb je evenzeer bij de mannen.”

Is het commentaar bij vrouwenwielrennen geloofwaardiger als het ook van een vrouw komt?

Karl: “Voor mij is het simpel: de besten moeten commentaar geven, los van quota.”

Ine: “Als vrouw krijg je misschien wel sneller een kans, maar je moet het wel nog waarmaken ook.”

Ine Beyen: “Als vrouw krijg je misschien wel sneller een kans om commentaar te geven bij het vrouwenwielrennen, maar je moet het dan wel nog waarmaken ook.”
Ine Beyen: “Als vrouw krijg je misschien wel sneller een kans om commentaar te geven bij het vrouwenwielrennen, maar je moet het dan wel nog waarmaken ook.” © Kris Van exel Kris Van Exel

Hoever reiken jouw televisieambities, Ine?

Ine: “Ik zou heel graag veel mogen presenteren. Het liefst in de sport, waar ik al mijn hele leven in zit. Zo heb ik meegedaan aan de examens om sportanker te worden bij Het Journaal. Ik raakte toch in de screentesten.”

Is wielrennen voor vrouwen leuker dan voetbal?

Karl: “Voetbal komt in de meeste gezinnen van kindsbeen af binnen, wielrennen niet. Nog niet. Hoewel ik gisteren nog vernam van een vriend dat zijn dochter van twintig jaar zomaar op kop staat in haar groepje van de Sporza Wielermanager, als enig meisje tussen 29 jongens.”

Ine: “Wielrennen wordt populairder!”

Karl: (grinnikend) “Misschien omdat de commentatoren steeds sexyer worden? Grapje! Omdat de toprenners de sport overstijgen, denk ik. Tadej Pogacar, Mathieu van der Poel, Wout van Aert… Ze zien er goed uit, ze zijn cool, gevat…”

Ine: “Alles wat ze doen in hun dagelijkse leven is ook te volgen op hun sociale media, wat een jong publiek aantrekt.”

Had het vrouwenwielrennen ook een ster nodig als Lotte Kopecky?

Ine: “Lotte heeft duidelijk stappen gezet. Laatst had ik nog een lezing waarbij Lotte spontaan met haar microfoon het publiek instapte, opdat de mensen vragen konden stellen. Maar Karl, de mensen vragen mij dat vaak: wat is de reden dat het vrouwenvoetbal trager groeit dan het vrouwenwielrennen?”

Karl: “Ik sta er met beide voeten in, mijn dochter Marte voetbalt in eerste klasse (ze tekende vorige week nog bij AA Gent, red.). Het vrouwenvoetbal gaat echt wel vooruit, maar… (denkt na) Het ligt gevoelig. Als de Red Flames laatst voor 9.000 toeschouwers speelden, heeft dat vooral te maken met hun overwinningen tegen Engeland en Nederland, maar als je geen betrokken partij – familie of vriend – bent, ga je echt niet kijken naar matchen in competitie.”

Ine: “Er is geen fanbasis, bedoel je? Valt dat niet te verhelpen met meer storytelling, zoals we in het vrouwenwielrennen nastreven? Als je die vrouwen leert kennen, ga je hen ook volgen in de koers.”

Ik heb een theorie. Vrouwenvoetbal is technisch en fysiek niet vergelijkbaar met mannenvoetbal, terwijl het voor het publiek niet uitmaakt of men aan 50 of 40 km/u rijdt. Zoiets.

Karl: “Het vrouwenwielrennen is ook op tactisch vlak vooruit gegaan. Ik denk al minder: wat doen die nu? Zo wordt het ook leuker.”

Laatst omschreef sportsocioloog Bart Van Reusel het zo: stilaan raakt de koers ervan af: ‘Vrouwen? Het bloemenmeisje aan de finish!’

Karl: “Al vind ik nog steeds niets fout aan die bloemenmeisjes. Ze hoeven niet in bikini te staan, maar men overdrijft met het politiek correcte.”

Ine: “Honderd procent akkoord, Karl! De balans is niet langer correct. Wij mogen al bijna niet meer op antenne zeggen dat een renster een gat heeft laten vallen.”

“Wij mogen op antenne al bijna niet meer zeggen dat een renster een gat heeft laten vallen” Ine Beyen

Dit klinkt als een verdediging van ploegleider Patrick Lefevere, die gestraft werd door zogenaamde vrouwonvriendelijke uitspraken.

Ine: “Patrick bedoelde alleen dat hij rensters geen hongerloon wilde geven. Het is nog niet zo lang dat de WorldTourploegen verplicht zijn een minimumloon van 35.000 euro te betalen.”

Nog even over de Ronde. Jullie springen zondag zo te horen heel enthousiast uit bed?

Ine: “Natuurlijk. Eerst de Ronde voor recreanten, dan de vrouwenkoers. Het wordt een supergevulde leuke dag!”

Karl: “Eerlijk: ik vind de dag van Parijs-Roubaix nog toffer.”

Nog meer heroïek en dramatiek? De koers is een moderne, bijna wetenschappelijke sport geworden. Neemt dat zondag niet de geur van de flandriens weg?

Karl: “Dat is verzinken in nostalgie. Ik wil me daarvoor behoeden. Niemand wil toch terug naar die koersfoto’s in zwart-wit?”

Wie zijn jullie favorieten?

Karl: “Pogacar, een flandrien hoor, rijdt niet mee en andere favorieten kwamen woensdag ten val. Ik blijf steken bij Van der Poel. Bij de vrouwen zie ik wel zo’n vijftien kandidaat-winnaars.”

Ine: “Het is niet eens meer zoals vorig jaar: SD Worx (het team van Kopecky, red.) tegen de rest. Alleen dit: Vollering heeft zich de voorbije weken wel vaak als helper getoond, het zou nu wel eens haar beurt kunnen zijn. Voor Parijs-Roubaix zet ik wel Kopecky als nummer één.”

Als ze maar voorbij de pantoffeldieren in het bos van Wallers geraakt. Bedankt, koersbeesten. Veel plezier met Vlaanderens Mooiste!