Hans De Clercq: “Te streng of niet? Dat zorgt voor enige nervositeit”
Naar jaarlijkse traditie slaan de wielrenners van Sport Vlaanderen-Baloise halverwege januari hun tenten op in het Spaanse Calpe. Zo ook Hans De Clercq. De 50-jarige naar Eernegem ingeweken Oost-Vlaming is begonnen aan zijn tiende seizoen als ploegleider van de opleidingsploeg, een job die hij nog altijd met veel passie en werkijver uitoefent. Wij schotelden hem tien vragen voor: van de West-Vlaming in Hans De Clercq tot het fenomeen in Remco Evenepoel.
Drie jaar geleden werd Calpe nog door uitzonderlijke sneeuwval geteisterd en moest Sport Vlaanderen-Baloise op bepaalde dagen zelfs naar regio Valencia uitwijken. Daar is ditmaal geen sprake van. Integendeel. De zon klopt dezer dagen overuren aan de Costa Blanca en de temperaturen klimmen fluks richting 20 graden. Ook Hans De Clercq kan hier best van genieten. “In 1997 kwam ik hier voor het eerst”, vertelt hij. “In Hotel Esmeralda, het enige hotel van betekenis dat hier stond. Een braakliggend terrein was het. Maar nu komt iedereen naar hier. Elke ploeg probeert wel eens iets anders uit, maar uiteindelijk komt men altijd naar deze streek terug. Dat klimaat hier heeft iets speciaals.”
1. Hoe West-Vlaams is Hans De Clercq?
De Clercq: “Ik ben een geboren en getogen Oost-Vlaming. Tot mijn 23ste woonde ik in Nevele, tijdens mijn carrière in Knesselare, het laatste dorpje voor je in Oedelem en Beernem komt. Maar nu woon ik al tien jaar in West-Vlaanderen. Eerst in Varsenare en intussen al acht jaar in Eernegem. Ik spreek al een klein beetje het dialect. (glimlacht) Als je al zolang in West-Vlaanderen woont, word je door sommigen als een West-Vlaming beschouwd. Voor mij is dat geen probleem. Ik voel me hier goed.”
2. Dit is je tiende seizoen als ploegleider van Sport Vlaanderen-Baloise. Hoe heb je jezelf in die periode zien evolueren?
De Clercq: “Ik ben zonder hoge verwachtingen bij deze ploeg begonnen, maar had wel veel ideeën. Ik leg die altijd voor aan Christophe Sercu, maar het moet financieel haalbaar blijven en dus gaat hij daar in de mate van het mogelijke in mee. Na tien jaar mag ik zeggen dat ik al wel wat accenten heb kunnen leggen, zoals een professionelere manier van werken. Met een trainer, een diëtiste… Tijdens deze stage hebben we op sommige dagen bijvoorbeeld twee keer getraind. Dat is zogezegd iets nieuws, maar ik deed dat 25 jaar geleden al. Het is in mijn ogen beter dan elke dag zeven uur aan een stuk trainen, zoals sommige teams nog altijd doen.”
3. Wat is voor jou persoonlijk de mooiste herinnering aan die tien jaar?
De Clercq: “Die Belgische titel met Preben Van Hecke in Tervuren, de overwinning van Edward Theuns in Drenthe, de eerste Parijs-Tours van Jelle Wallays, toen hij met Thomas Voeckler voorop reed… Mooie momenten, maar evengoed kan ik ervan genieten als een bepaalde renner naar een grotere ploeg doorgroeit nadat ik ervoor gevreesd had dat het niet meer zou lukken. Sander Armée en Tim Declercq zijn daar de mooiste voorbeelden van. Ik had eigenlijk de hoop opgegeven en zou het ongelofelijk jammer gevonden hebben, maar intussen hebben ze bewezen dat ze dat hogere niveau wel aankunnen.”
4. Als jurylid van de IJzeren Briek ben je vaak kritisch voor je renners, terwijl Patrick Lefevere, ook jurylid, al eens aangaf dat je wat harder zou mogen zijn. Het lijkt me moeilijk om een gulden middenweg te vinden. Wat vind je daar zelf van?
De Clercq: (denkt even na) “Ben ik te streng? Ben ik niet te streng? Een goeie vraag. Het is ook het enige wat me als ploegleider enige nervositeit bezorgt: de omgang met renners. Als een renner het talent niet heeft, probeer ik zo diplomatisch mogelijk te zijn. Maar iemand die wel het talent heeft en er niet alles voor doet, daar ben ik wel kritisch voor. Topsport is ook bij Sport Vlaanderen-Baloise een serieuze bezigheid. Deze week heb ik tijdens een meeting al twee keer gezegd: ‘Jongens, een wielercarrière is kort, je krijgt maar één kans’. Zelf heb ik er als renner ook altijd keihard voor moeten werken, want ik was geen topper. Achteraf gezien had ik er misschien zelfs nog meer voor moeten doen.”
“Ik verwacht dit seizoen veel van Yves Lampaert, Jelle Wallays en Piet Allegaert”
5. Wat mogen we in 2020 van Sport Vlaanderen-Baloise verwachten?
De Clercq: “We hebben een heel smalle kern, met 20 jongens van wie vier baanwielrenners. Maar met een aantal gasten moeten we toch wel kunnen scoren. Ik denk dan aan Amaury Capiot, Milan Menten, Kevin Deltombe, Edward Planckaert en misschien ook Kenneth Van Rooy. Ook van Jordi Warlop en Aaron Verwilst verwacht ik iets. Het heeft een tijdje geduurd bij Aaron, maar hij is heel jong prof geworden en was op het einde van vorig seizoen heel sterk. Als hij in 2020 niet doorbreekt, zal het in 2021 zijn.”
6. Van welke drie West-Vlamingen verwacht je dit seizoen iets speciaals?
De Clercq: “Sowieso Yves Lampaert, die topfavoriet is om voor de vierde keer de IJzeren Briek van deze krant te winnen. Van Jelle Wallays verwacht ik dat hij nog eens in het voorjaar op de voorgrond zal treden en kan stunten. En ik kijk ook uit naar wat Piet Allegaert in Parijs-Roubaix kan tonen. Het was zijn beste koers in die drie seizoenen bij ons, als neoprof dan nog. Maar daarna zijn we nooit meer mogen starten in de Helleklassieker. Nu hij bij Cofidis rijdt, zal dat geen probleem meer zijn. Na zijn zege in de Tour de l’Eurométropole, eind vorig seizoen, verwacht ik wel iets van Piet.”
7. Zie je een ex-renner van jouw ploeg in 2020 helemaal ontbolsteren?
De Clercq: “Dezelfde als daarnet: Piet Allegaert.”
8. Moet Victor Campenaerts, ook iemand die je bij deze ploeg onder jouw hoede had, de olympische tijdrit in Tokio rijden?
De Clercq: “Op basis van zijn status als werelduurrecordhouder: absoluut. Op basis van hoe hij het tijdrijden in België op de kaart heeft gezet: absoluut. Op basis van talent: de beste moet gaan. Maar hoe bepaal je zoiets? Eerlijk: zonder die val op het WK was Victor al zeker en zou er niet over gepalaverd worden. De realiteit is dat er keuzes gemaakt moeten worden. Niet evident.”
9. Zullen veldrijders Wout van Aert en Mathieu van der Poel het klassieke voorjaar domineren?
De Clercq: “Een eerste goeie vraag is al meteen: op welk niveau zal Van Aert zijn na zijn blessure? En wat Mathieu betreft: het zal al moeilijk genoeg zijn om te doen wat hij in 2019 gedaan heeft. We weten van beiden niet tot waar hun grenzen reiken, maar het voorjaar zomaar domineren, dat wordt niet zo makkelijk, hoor.”
10. Legt het 19-jarige fenomeen Remco Evenepoel de lat niet te hoog voor andere jonge, beloftevolle renners?
De Clercq: “Ik vind van niet. Om de twee lichtingen heb je altijd wel iemand die erbovenuit steekt. Ik herinner me Saronni, die als jonge prof meteen wereldkampioen werd. Roger De Vlaeminck stond er ook meteen. Merckx: idem. En Tom Boonen werd als neoprof derde in Parijs-Roubaix. Evenepoel is natuurlijk nog maar 19 jaar. Dat is fenomenaal. Maar hij is niet de enige van zijn lichting. Denk maar aan Bernal, Pogacar, Geoghegan Hart, Sivakov… Je mag de lat niet te lang te laag leggen. Voor jongens die talent hebben, maar net iets meer tijd nodig hebben, moet Evenepoel een extra motivatie zijn.”
Profwielrennen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier