De dag dat Henri Vanlerberghe, den doodrieder van Lichtervelde, woord hield

Henri Vanlerberghe en Jules Van Hevel, die derde werd in de Ronde van Vlaanderen 1919 en in 1920 won. (foto archief Patrick Cornillie)
Bram Vanlerberghe

De Ronde van Vlaanderen is zondag aan haar 103de editie toe. Op vandaag is de wielerwedstrijd gekend als Vlaanderens Mooiste, een koers voor Flandriens, al had de wedstrijd in de begindagen nog niet hetzelfde cachet. Exact een eeuw geleden ging de zege naar Henri Vanlerberghe. ‘Den doodrieder van Lichtervelde’ won met de grootste voorsprong ooit.

Het scheelde geen haar of we hadden dit artikel niet geschreven, want de Ronde van Vlaanderen hing in 1919 aan een zijden draadje. Als het van organisator Karel Van Wijnendaele had afgehangen, zou er pas een jaar later opnieuw aangeknoopt worden met de wielerwedstrijd, want na 11 november 1918 waren 59 dorpen en steden in West-Vlaanderen volledig van de kaart geveegd en 32 grotendeels vernield. Er waren bijna geen fietsen meer – die waren in beslag genomen door de Duitsers – zo goed als alle wegen waren kapot en tal van renners waren gesneuveld of gestopt, waardoor er op 23 maart 1919 slechts 47 deelnemers waren. Dat vertelt Patrick Cornillie, journalist, wielerhistoricus en auteur van tal van boeken en fietsgidsen. “Karel Van Wijnendaele, woonachtig in Torhout, besefte maar al te goed hoe de wegen erbij lagen. Zijn compagnon Léon van den Haute – ze waren met twee die de Ronde organiseerden – woonde in Gent en drong aan om de wedstrijd toch te organiseren. Er werd gestart in Gent en de aankomst lag in de velodroom in Gentbrugge, een van de weinige die nog bestond, want al de rest was op einde van de oorlog opgestookt als brandhout.”

Zijn bijnaam was ‘Den doodrieder van Lichtervelde’ omdat hij bij de start blijkbaar altijd zei: Ik zal jullie eens allemaal doodrijden. Die dag lukte dat dus wel

Henri Vanlerberghe kwam aan de start, schuwde de grootspraak niet en was om geen kleintje vervaard. “Een leuke anekdote: toen de renners in Ichtegem passeerden, stond de familie van Jules Van Hevel klaar met bevoorrading. Toen Henri hen zag staan, riep hij: geef die zak maar aan mij, Jules heeft opgegeven. Toen Van Hevel even later passeerde, kon hij bijgevolg op zijn kin kloppen… Tussen Vichte en Ingooigem, op 120 kilometer van de aankomst, sprong Henri weg van zijn medevluchter, de Nederlander Frits Wiersma (die vierde werd, red.). Henri was een heel onstuimige renner die zich niets van tactiek aantrok. Zijn bijnaam was ‘Den doodrieder van Lichtervelde’ omdat hij bij de start blijkbaar altijd zei: Ik zal jullie eens allemaal doodrijden. Die dag lukte dat dus wel.”

Door een trein

Misschien wel de strafste anekdote: toen Vanlerberghe even later aan een gesloten overweg kwam en daar een trein stilstond, kroop hij er, volgens de verslaggeving uit die tijd, door om zijn zegetocht verder te zetten. “Dat was tussen Ninove en Hekelgem. In 2004 hebben we dat in Lichtervelde (toen Dorp van de Ronde, red.) met een treinwagen op de markt nagebootst. Uiteindelijk bereikte Vanlerberghe met 14 minuten voorsprong de piste van Gentbrugge. Het verhaal gaat ook de ronde dat hij net voordien zijn fiets tegen de gevel van een café smeet om er eerst een pint te drinken. De koersdirecteur (Albert Carlier, red.) zou hem toen uit dat café komen halen zijn. Toen hij op de piste kwam, riep hij tot het publiek: ga maar allemaal naar huis, ik ben toch een halve dag voor.”

De recordvoorsprong blijft al gedurende honderd jaar stevig in handen van de Lichterveldenaar en het lijkt weinig waarschijnlijk dat er ooit nog iemand in staat zal zijn om dat huzarenstukje te overtreffen. “De wedstrijd viel nog een aantal jaar samen met Milaan-Sanremo. De Ronde was toen nog niet een monument zoals vandaag de dag, maar zoveel grote koersen waren er in die tijd ook nog niet. Maar sowieso was het de grootste koers in Vlaanderen.”

Het verhaal gaat ook de ronde dat hij net voor zijn aankomst in Gentbrugge zijn fiets tegen de gevel van een café smeet om er eerst een pint te drinken

In 1914 was Henri in die Ronde van Vlaanderen al eens tweede geworden na Marcel Buysse. Tijdens de oorlog wist hij zijn conditie op peil te houden tijdens zijn militaire dienst. “Aanvankelijk was hij vrijgesteld als soldaat. Bij het uitbreken van de oorlog is hij naar Frankrijk gevlucht, maar in 1915 viel hij onder het speciaal contingent 1915. Alle jonge mannen geboren tussen 1 januari 1890 – Henri was van 1891 – en 31 december 1896 die voorheen vrijgesteld waren, werden alsnog opgeroepen voor militaire dienst. Vanaf juli 1915 moest hij zich aanbieden voor het Belgisch leger. Hij kreeg een opleiding van 9 maanden in Montluçon en vanaf april 1916 was hij koerier-cyclist aan het IJzerfront. Hij was eigenlijk koerier. Van koersen was achter het front geen sprake meer, maar van zijn oversten mocht hij zeker driemaal aan een grotere koers deelnemen. Zo kon hij eens naar Parijs voor een honderdkilometerkoers op de piste. In het voorjaar van 1917 mocht hij naar Londen. Via Dunkerque of Calais maakte hij de oversteek samen met een aantal andere renners, onder wie Jules Van Hevel en Eugène Degrendele. In en om Stamford Bridge, de huidige thuishaven van Chelsea, werd een Military Sports Carnival Event georganiseerd. Naast atletiekcompetities stonden er ook wielerwedstrijden op het programma. In het voorjaar van 1918 mocht Henri er opnieuw aan deelnemen. Merkwaardig trouwens: toen hij de Ronde in 1919 won, was hij officieel nog soldaat. Hij heeft mee geholpen aan het bevrijdingsoffensief. Op 11 november bevond hij zich in Semmerzake. Henri zwaaide pas af op 26 september 1919 en kreeg vier oorlogsmedailles.”

Ronde van Frankrijk

Voor de oorlog liet Riet’n ook al van zich spreken in de Ronde van Frankrijk. “Op 7 juli 1913 won hij de vijfde etappe over 380 kilometer van La Rochelle naar Bayonne. Toen vertrokken ze midden in de nacht, met een fiets die zowat tien kilogram meer woog dan vandaag, zonder versnellingen. Hij reed niet in een merkenploeg, maar wel individueel. Dat bestond tot in de jaren 30. Wielrenners die in een ploeg reden, hadden een volgwagen mee, konden ‘s avonds in een hotel slapen, kregen bevoorrading… Alles was geregeld voor hen. De isolées of touristes-routiers moesten hun plan trekken. Ze hadden geen slaapplaats, geen volgwagen en ook voor bevoorrading moesten ze zelf zorgen. Er bestaan verhalen van Henri die onderweg cafeetjes binnen stapte om aan eten te geraken… Zij waren avonturiers. In 1913, zeker voor de Eerste Wereldoorlog, kwam de gemiddelde Lichterveldenaar bijna niet buiten zijn dorp. Henri trok in 1920 zelfs naar de Zesdaagse van New York. Toen hij in 1913 naar de Tour trok, had hij nog nooit een berg gezien. Hij werkte nogal vaak samen met andere renners. Marcel Buysse was zijn maat. Hij was een plantrekker.”

Henri’s wielercarrière duurde nog tot begin de jaren 20, waarna hij een café openhield in de Statiestraat in Lichtervelde. “Hij bleef altijd op dezelfde plaats wonen. De laatste jaren leidde hij een eerder teruggetrokken leven. Hij overleed uiteindelijk op 75-jarige leeftijd op 10 april 1966, daags na de Ronde van Vlaanderen.”