Wim Langenbick en Bruno Vanhecke (Club Brugge) waren samen 35 jaar actief bij groen-zwart: “Data verzamelen is een Big Brother-verhaal”

foto ACR
Redactie KW

Wim Langenbick is na een carrière van 20 jaar bij Cercle nu physical coach van de U18 van Club Brugge. In het Belfius Basecamp in Westkapelle is Bruno Vanhecke dan weer hoofd van de medische staf bij de A-kern. Ook hij heeft een verleden van 15 jaar bij groen-zwart. Samen roepen ze herinneringen op en werpen ze hun licht op de komende Brugse stadsderby.

Wim Langenbick (48) heeft nooit gevoetbald, in tegenstelling tot Bruno Vanhecke (41). Tot zijn 18de speelde hij bij de jeugd van Izegem, daarna voetbalde hij tijdens de eerste studies bij SV Kortrijk. Zijn eerste dag als geneesheer, als assistent in het AZ Sint-Lucas, kreeg hij de vraag van Michel Himpe, gewezen dokter bij Cercle, of hij tijdens de week wilde voetballen met Brudok, de Brugse Doktersvoetbalploeg. “Nu doe ik dat overigens nog. De woensdagavonden spelen we vriendschappelijk tegen andere ploegen. Michel zijn perimeter als scheidsrechter is dan zeer beperkt. Ik ga dan ook graag eens met hem in discussie”, glimlacht Bruno.

Wim Langenbick: “Ik heb altijd gebasketbald. Maar eigenlijk ben ik toch vrij groen opgevoed. Zo kwam die interesse in het voetbal. Voordat ik kon afstuderen, vertelde Guido Vandewalle, toen secretaris op Cercle dat er als kiné bij de jeugd een plaats vrijkwam. Zo ben ik er in gerold, van bij de U14. Een lichting met onder andere Stijn De Smet.”

Je groeide door met zelfs elf jaar bij de beloften.

Langenbick: “Harm Van Veldhoven vroeg om iets meer te doen als kiné bij het eerste elftal, tot Glen De Boeck voorstelde om voltijds proftrainer te worden. Ik ben dan bij Bob Peeters begonnen, want een week na mijn beslissing had Glen afscheid genomen.”

Vanhecke: “Het was altijd een passie om met mijn diploma geneeskunde iets in voetbal te doen. In mijn eerste van vijf jaar specialisatie kwam ik in Sint-Lucas. Men vroeg om wat spelersbegeleiding te doen en zo mocht ik mee met de eerste ploeg. Op Charleroi maakte ik onder Van Veldhoven mijn debuut in eerste klasse.”

Nadat je bij de beloften van Cercle bent begonnen.

Langenbick: “Bruno is bij de tweede ploeg gestart omdat er tijdens wedstrijden een arts aanwezig moest zijn. Ik fungeerde als kiné. Zo hebben we elkaar leren kennen, met matchen in Varsenare. Bruno kwam dan op vrijdagavond van Leuven, waar hij studeerde. Ik was er toen al van overtuigd dat het medische binnen het voetbal meer omkaderd moest worden. De beslissingen moesten niet van de kiné komen. Ik wilde meer structuur. Zo hebben we met Bruno de medische staf verder uitgebouwd. Ook de voeding werd aangepast.”

Alsook de warming ups, blessurepreventie en zo meer.

Langenbick: “Nu wordt alles geregistreerd en wetenschappelijk benaderd. Het was ook wel professioneel, maar er zat gewoon veel minder structuur in en alles was nog niet zo uitgebreid als nu. Maar we wisten heel goed waarom en waarmee we bezig waren. Tijdens de voorbereiding moesten we alle spelers screenen. We hadden een bak met fiches, met bijvoorbeeld de werkpunten van iedere speler. Nu ruim tien jaar later is alles digitaal. En is het personeelsbestand veel ruimer.”

Vanhecke: “Cercle werkt binnen het medische gedeelte nu nog zo goed als met dezelfde ploeg.

Hen uitleggen dat ik zou vertrekken, was voor mij het moeilijkste. Aangezien het een overstap naar Club was, waren er voor- en tegenstanders. Maar ik benader dit niet als een supporter. Ik leef mee met het team waarvoor ik werk. Het is geen geheim dat de mogelijkheden, entourage, kansen en het professionalisme bij Club groter zijn. Ik heb ambitie. Temeer, ik was al heel lang op Cercle. Ik weet niet of het voor iedereen een voordeel is als je 15 jaar op dezelfde plaats blijft. Het was alvast een eer, maar soms doet verandering van spijs eten en is het soms beter dat je met frissere ideeën komt.”

In die jaren bij Cercle hadden jullie goede en ook mindere momenten. Welke?

Langenbick: “Vooral mooie, met Glen en Bob. Van Yvan Vandamme en Sven Jaecques kregen we voldoende kansen om dingen te doen of te proberen. Ik heb er veel kunnen installeren: aan het strand in het zand trainen, gaan zwemmen in het zwembad… Tot de trainerscarrousel begon. In het tweede jaar met Fred Vanderbiest in tweede klasse geraakte het op bij mij. Ik zag op Jan Breydel die blauwe kant. Hun velden, mogelijkheden, wat ze deden… Een gezonde jaloezie. Mocht dat kunnen op Cercle? Maar de middelen waren er niet. Al wist ik verdomd goed dat dit nodig was om stappen te zetten. Ik was ernaar op zoek, om het nog professioneler te doen. Nu vind ik het nog altijd jammer dat we dat toen niet hadden. Mijn overgang naar Club, zeven jaar geleden, is iets minder vlot verlopen. Aan sommige mensen heb ik toch moeten uitleggen waarom.”

Nam je die ervaring van bij Cercle mee naar Club?

Langenbick: “Ja. In iedere geval om met de jeugd te trainen. Er heerst een heel open cultuur voor nieuwigheden. Je dient het wel voor te stellen aan het team. Als je het zinvol onderbouwd kan doen, vormt dat geen probleem. Ondertussen denk ik dat die innovatie op Cercle ook al is toegetreden. Bij Club zijn de middelen anders, als je ziet wat het Basecamp te bieden heeft.”

“Vroeger hadden we nog een bak met fiches, met alle werkpunten van de spelers”

Vanhecke: “Je moet jezelf vernieuwen en uitvinden. Er zijn firma’s die met nieuwigheden over de brug komen, terwijl je het op Cercle zelf moest zoeken. Na al die jaren weet ik hoe een speler denkt. Hoe hij bij bepaalde blessures reageert. Je manier van communiceren is zoveel anders geworden.”

Bruno, een zwarte vlek voor jou was de situatie met Miguel Van Damme, niet?

Vanhecke: “Zonder twijfel overstijgt dit het voetbal. Ik heb Miguel op Cercle zien komen als een jonge testspeler. Initieel in het begin nooit denkend dat hij eerste keeper zou worden. Hij had talent en de reflexen. Het was een donderslag bij heldere hemel toen een eerste keer die diagnose gesteld werd. Die communicatie doen was een beetje onwezenlijk. De manier hoe hij zich doorheen zijn tegenslagen zette, was zeer uitzonderlijk.”

Hoe is jullie driehoeksverhouding met een trainer?

Langenbick: “Simon Pirard, Wies Van Eenoo en Tanguy Segers zijn samen de dokters bij de U18 en NXT. Ik zit niet in de medische staf. Wat zij adviseren, moet ik opvolgen. Samen wordt dan beslist wat de speler mag: met of zonder bal, in team, opwarmen of niet… Ik kan de gasten die met een blessure terug op het veld komen, inschatten. Daardoor kan ik nog gerichter met hen return to play trainen. Heel veel kleine blessures maken een grote. Dat wordt chronisch. Het begint te sluimeren en dan is het goed om bepaalde dingen meteen door te hebben.”

Vanhecke: “Het medische en fysieke overlappen elkaar. In combinatie met mijn ziekenhuiswerk kan ik bij Club in groep werken en teambeslissingen nemen. Bijvoorbeeld met orthopedisch chirurg Thomas Tampere is het vrij leuk dat we in die zin elkaar kunnen aftoetsen. Iedereen is zeer onderbouwd en professioneel.”

Heb je een diagnose altijd even gemakkelijk naar de trainers kunnen overbrengen?

Vanhecke: “Niet elke trainer gaat gelijkaardig met zijn medische staf om. Hij legt soms andere accenten. Er zijn trainers die zich enkel met elf fitte spelers willen bezighouden. De rest is bijzaak. Het hangt ook af van het moment wanneer hij toekomt.”

Langenbick: “Als physical coach weten we heel goed waar de trainer naar toe wil. We denken ook op langere termijn. Voor de hoofdtrainer blijft het week na week belangrijk om te winnen. Dat is een afweging die wij moeten maken. En zo kom je zo goed als altijd tot de beste beslissingen voor de speler of voor de ploeg op dat moment. Soms is het geven en nemen. Al is het complexer geworden. Er is niet alleen het fysieke, maar ook het mentale, de voeding, de school, een internaat, de ganse week weg van huis zijn…”

Er is de voorbije jaren veel veranderd.

Langenbick: “De snelheid ligt veel hoger en er zijn veel meer harde duels. Het lichaam moet tegen gigantisch veel stoten kunnen. We doen er alles aan om de spelers zo weerbaar mogelijk te maken, maar je kan dit niet onbeperkt blijven incasseren. Op Cercle wilde ik data. Club had dat al. Nu denk ik van: misschien moet dat een beetje gezonder of nuchterder worden bekeken. Het mentale zal de komende jaren een bepalende en prestatiegerichte factor worden.”

Vanhecke: “Het is soms het Big Brother is watching me-verhaal. Sommige spelers kunnen daar minder gemakkelijk mee om. Het wordt een uitdaging om op een andere manier aan vraagstelling te doen, om bijvoorbeeld tot die data te komen. Dit geeft de spelers rust, want dit is nu een beetje de valkuil die we moeten overwinnen.”

Zondag is het derby. Wat zijn jullie mooiste herinneringen?

Vanhecke: “Ik herinner mij nog de bekerwinst met Cercle. Een goal van Eidur Gudjohnsen. Twee weken erna waren we op stage in Lissabon en was er die saga dat hij naar Club kon. Lukas Van Eenoo scoorde ook eens op een vrije trap. Thuis gaan mijn twee groen-zwarte zonen, die nog bij de Cerclejeugd hebben gevoetbald, iets cassanter met die wedstrijd om.”

Langenbick: “Met Bob twee keer winnen in een seizoen. Enkele keren werden we met Cercle ook afgetroefd. Bij een derby heb ik overigens ontzettend veel stress. Het voordeel van Cercle is dat Club tegen Benfica een midweekmatch had. Fysiek is dat sowieso lichtjes nadelig. Cercle speelt thuis. Tegen Club verandert er daar iets fenomenaals. Ze kunnen op hun manier dan altijd iets meer. Ze kunnen met oog op de top acht een mooie zaak doen.”

Vanhecke: “Cercle is niet slecht bezig. De kwaliteit die er bij Club is, zou toch voldoende moeten zijn. In voetbal is dat alleen niet voldoende.”

Zoon Bas Langenbick is doelman bij Cercle

Bruno Vanhecke en Wim Langenbick lanceerden in Brugge Inspiro waar ze iedereen van starter tot topsporter persoonlijk en professioneel begeleiden. Wim volgt van dichtbij ook zijn 19-jarige zoon Bas Langenbick. Hij genoot zijn volledige opleiding bij Cercle en is er nu vierde keeper na Radoslaw Majecki, Warleson en Sébastien Bruzzese. Bas traint volwaardig met de A-kern mee en staat geregeld, zoals vorige zaterdag tegen Sparta Petegem, onder de lat bij Jong Cercle. “Ik vind het mooi om op die manier nog bij Cercle betrokken te zijn. Bas stuurt ook geregeld zijn filmpjes naar mij door.”

Wim probeert tevens zoveel mogelijk op zijn zoons wedstrijden aanwezig te zijn. “Het is leuk dat hij die kans krijgt en die met beide handen grijpt. Hij doet het goed.” Bas heeft een semiprofessioneel contract en maakt, ook volgens zijn vader, de nodige evolutie. “Hij is heel dankbaar met de Nederlandse keepertrainer Stefan Toonen. Die qua communicatie en nieuwe innovatieve dingen volledig mee is. Tevens gestuurd vanuit AS Monaco door Frederic De Boever die ook bij Club samenwerkte met Philippe Clement. Toonen managet de vier keepers samen in een fantastische groep. Bas past goed in dat geheel. Er wordt veel met hem gepraat. Ik zie hem dan ook progressie maken, in de matchen die hij nu speelt. Op alle vlakken in toch wel een mooie reeks. Technisch, tactisch, mentaal, hoe hij in zijn doel staat, hoe hij communiceert en coacht… Het is leuk om hem bezig te zien.” (ACR)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier