Club Brugge speelde als enige Belgische club ooit finale Europa Cup I: “Zoiets kun je maar één keer meemaken”

Club streed in de finale met ongelijke wapens. © BELGAIMAGE
Frank Buyse
Frank Buyse Senior writer

Woensdag 10 mei 1978, Londen. Een grote dag voor het Belgische voetbal. Het bescheiden Club Brugge staat in de finale van Europa Cup I in het mythische Wembley tegenover titelverdediger Liverpool. Grootheden als Atletico Madrid en Juventus gingen eerder al voor de bijl, maar zonder Raoul Lambert is een gehavend blauw-zwart kansloos tegen de Reds: 1-0. Van Happel poepeloere in Madrid tot de trots van Bart Verhaeghe.

Begin jaren 70 sukkelt Club Brugge met financiële en sportieve problemen. Blauw-zwart kijkt tegen een voor die tijd zware schuldenberg aan van tien miljoen frank (250.000 euro) die zelfs nog zou oplopen tot 85 miljoen frank (2,125 miljoen euro). In 1974 moet de Oostenrijkse succescoach Ernst Happel Club uit het moeras halen. De charismatische Happel heeft begin jaren 70 met Feyenoord de Europa Cup I en de officieuze wereldbeker voor clubs veroverd. Der Weltmeister, vaak stilzwijgend gehuld in een bontjas geflankeerd door een glas cognac en sigarettenrook, krijgt Club weer op de rails door onder meer de premies te verdriedubbelen en de basissalarissen te verlagen. De vedetten moeten weg. “De tijd van de luie miljonairs is voorbij”. Happel kneedt rond René Vandereycken, Ulrich Le Fèvre en Lotte Lambert een perfect uitgebalanceerde ploeg met zogenaamd totaalvoetbal.

De aanpak loont. De eigenzinnige Happel – “Ik hou niet van inspraak. Dat is dodelijk in de voetballerij” – heeft in 1976, na twee seizoenen Club, al twee Belgische landstitels, een Belgische beker en een Europese finale verwezenlijkt. Twee jaar later volgt zijn grootste kunstje. Een van historische Europese allure.

De eerste hindernis in de Europa Cup I is de Finse kampioen Kuopio Palloseura. 0-4 en 5-2 in het voordeel van de West-Vlamingen, maar het voetbal dat de Happel-brigade op de mat legt, is niet goed. In de achtste finale gaat Grieks kampioen Panathinaikos voor de bijl. Na een 2-0-zege thuis wordt het in Griekenland wel nog spannend, zowel op als naast het veld. “Wij reden gewoon met de bus naar het stadion, door de massa Panathinaikos-supporters. Toen we uit die bus stapten… Nog nooit meegemaakt! We werden werkelijk langs alle kanten bekogeld. Die sfeer was extreem vijandig”, liet marathonman Julien Cools noteren. Panathinaikos komt dan nog 1-0 voor. Happel is furieus en verschillende Happelkreten weerklinken in het stadion om Vandereycken en co wakker te schudden. Met succes, het blijft 1-0.

Magistrale reflex

In de kwartfinale wacht Europese klepper Atletico Madrid. Maar Club toont in de heenwedstrijd thuis eindelijk zijn ware potentieel. Doelman Birger Jensen viert zijn 27ste verjaardag en is de uitblinker van dienst. Met veel show en clownskunst, maar even vaak briljant. Met een magistrale reflex stopt hij een strafschop van Marcial en stelt hij de 2-0-winst voor Club veilig. “Een bepaalde truc? Geluk én mentale kracht. De ploegmaats vielen mij in de armen en het publiek toeterde dat het een lust was: de held op Olympia, en dat als verjaardagsgeschenk!”, vertelt Jensen in zijn biografie Mijn blauw-zwart hart.

In de terugwedstrijd in Madrid zorgt de 2-0-achterstand bij de rust niet voor paniek in de Brugse gelederen, maar vanbinnen kookt Jensen. De Deen denkt terug aan wat zich die middag heeft afgespeeld. “We zaten in het hotel te wachten op de laatste lichte maaltijd voor de wedstrijd, maar die kwam niet. De coach en de medische staf hadden de bloemetjes buitengezet. Happel lag zijn roes uit te slapen. Ook de kinesist wist niet meer van wanten. Hij moest mijn enkel verzorgen, maar greep mijn knie vast. Bespreking voor de match? Niks van! Happel heeft niets van de match gezien, hij was nog poepeloere“, aldus nog Jensen. Zestigduizend hysterische toeschouwers maken er intussen een heksenketel van, maar Lambert trekt Club over de streep (3-2): eindelijk een Belgische club met uitzicht op de Europa Cup I-finale.

Al moet eerst Juventus met toppers als Zoff en Tardelli nog verslagen worden. Happel: “Kein geloel, spiele!” Hij zet in Turijn zowaar een masterclass buitenspelval neer, pas op drie minuten van het einde kunnen de Italianen scoren. Happel achteraf, grijnzend: “In Brugge lopen we de Italianen gewoon omver.” Hij schudt in Brugge een verrassing van formaat uit zijn mouw. Hij zet vier rasechte aanvallers op het wedstrijdblad: Verheecke, Simoen, Lambert en Sorensen. “Aanvallen, aanvallen, aanvallen!”

Al na drie minuten 1-0 voor Club, getekend Fons Bastijns. Dankzij de enige Europese goal ooit van Bastijns moet Juventus uit de verdedigende stelling treden. Vruchteloos… Wanneer iedereen in de verlengingen al met zijn hoofd bij strafschoppen zit, flitst Sörensen plots voorbij zijn bewaker en schotelt hij Vandereycken de 2-0 voor. Die laatste trapt staalhard binnen. Club naar Wembley!

Met 25.000 Bruggelingen naar Londen! “Een ware volksverhuizing. Die avond achtervolgt me nog steeds”, zegt Jensen in het boek Totaal Onverdiend. Tot groot genoegen van vliegtuighater Edi Krieger vertrekt de karavaan met een jetfoil vanuit Zeebrugge. Ze zweven, ook letterlijk, over het water. Stress…? Happel, Bastijns, Barth, Leekens en Kü pikken bij aankomst in Londen gewoon de musical Jezus Christ Superstar mee.

De dag voor de finale zien de spelers op Wembley de grote Cup staan. Ze mogen hem even aanraken. Jensen maakt zijn ploegmaats duidelijk: hier gaan we alles voor opofferen. Even later geeft Happel een persconferentie voor 580 geaccrediteerde journalisten. “We are afraid of nobody”, laat Happel optekenen, maar de Britse kranten titelen “Liverpool for glory.”

Weddenschappen 1 tegen 100

De weddenschappen worden afgesloten: 1 tegen 100 dat Club verliest. Club Brugge, fysiek niet top, staat voor een schier onmogelijke opdracht, lijkt het. Al belooft de baas van het hotel waar Club logeert een veertiendaags gratis verblijf als ze die verdomde Engelsen maar verslaan. En al motiveert het Brugse bestuur de spelers met een winstpremie van 250.000 Belgische frank (6.250 euro).

D-Day. Terwijl 92.000 toeschouwers zich klaarmaken voor het spektakel, sluipt in de kleedkamer de onzekerheid binnen. “Niemand stelde de vraag hardop, maar je voelde het: Gaat ons verzwakte ploegje hier iets kunnen uitspoken?”, aldus nog Jensen. En Cools: “Je komt uit die spelerstunnel, je kijkt rond. Dat is een prachtig zicht. En dan hoor je plots Allez de blauwe uit tienduizenden kelen komen vanuit het Club-vak. Zoiets kun je maar één keer meemaken.

Zeven Belgen verschijnen aan de aftrap, maar geen spelmaker Paul Courant en vooral geen spits Raoul Lambert. “Niet spelen in Wembley, dat blijft de grootste ontgoocheling van mijn leven. Ik ben ervan overtuigd dat we met mij erbij hadden gewonnen”, zegt de Lotte daar nu nog over. In tegenstelling tot de UEFA Cup-finale van 76, toen een ijzersterk Club Liverpool deed wankelen, is het nu vooral de schade beperken. “We streden met ongelijke wapens. De ploeg zat op haar tandvlees”, bevestigt Michel D’Hooghe, toen clubarts. Het werd 1-0. Achteraf tranen met tuiten bij Jensen. De eerste en enige keer in zijn voetballoopbaan worden de emoties hem te veel.

Happel, die sowieso al zelden lacht, perst er na afloop in de kleedkamer wel nog een glimlach uit. “Ik ben trots op jullie”, klinkt het. Na afloop bekritiseren beide teams elkaar.

Verdediger Tommy Smith: “Ze hadden een zielige houding, zo kan je niet winnen.” Liverpool-coach Bob Paisley: “Club was enkel naar hier gekomen om strafschoppen te trappen.” Happel laat zich niet kennen: “Liverpool was slechts een schim van het team waar we twee seizoenen geleden in de UEFA Cup tegen gespeeld hebben. Ze stelden me teleur, maar ze verdienden de overwinning, hoewel we twee spelers misten met een blessure.”

Grootste ontgoocheling

Michel D’Hooghe, die vijf jaar als clubdokter naast de Oostenrijker met de Beethoven-kop op de bank zat, weet als geen ander: “Het rendement dat hij haalde bij Club is het hoogste dat men in de voetbalwereld ooit heeft kunnen realiseren.” Het verdriet in België, en zelfs in Nederland, ten huize Sergio Herman, Club-fan in hart en nieren, is groot. “Mijn grootste ontgoocheling ooit. Ik zie nog zo de tranen van mijn vader voor mij”, aldus de Nederlandse chef in het boek STAM N°3. Club Brugge had geschiedenis geschreven en heel het land, West-Vlaanderen voorop, trots gemaakt: de enige Belgische club ooit in een Champions League-finale.

Huidig voorzitter Bart Verhaeghe verwoordt het in STAM N°3 bijzonder mooi. “Dag in, dag uit was ik omgeven door Anderlechtsupporters. Ik was zo fier op mijn Club dat het verlies tegen Liverpool, dat in die jaren het Europese voetbal onmiskenbaar domineerde, bijna een detail leek. Die oeverloze trots beïnvloedde mij. Elke dag speelde ik hevige matchen met mijn voetbalvrienden. Dan was ik Lambert of Sörensen…”

Liverpool – Club Brugge 1-0

10 mei 1978. Londen, Wembley. Tijdens de eerste helft beperkt Club zich tot verdedigen. “Ik heb nooit zoveel uitgetrapt als op Wembley”, aldus Jensen. De Deen houdt Club lange tijd overeind. Blauw-zwart speelt opnieuw op buitenspel, maar in de 64ste minuut plaatst Kenny Dalglish het leer over een duikende Jensen heen. “Een subtiel balletje. Niet te stoppen”, weet Jensen nog.

Club Brugge moet nu wel aanvallen, maar kan nauwelijks kansen creëren. Tien minuten voor tijd onderschept Sörensen een terugspeelbal, hij vindt Simoen die in één beweging draait en schiet, maar Thompson redt de gelijkmaker op de lijn. Het blijft 1-0.

Aantal toeschouwers: 92.000

Scheidsrechter: Charles Corver

Opstelling Liverpool: Clemence, Neal, Thompson, Hansen, Hughes, Case (63′ Heighway), McDermott, Souness, Kennedy, Dalglish, Fairclough

Coach: Bob Paisley

Opstelling Club Brugge: Jensen, Bastijns, Leekens, Krieger, Maes (80′ Volders), Cools, Vandereycken, Kü (58′ Sanders), De Cubber, Simoen, Sörensen

Coach: Ernst Happel

Geel: 29′ Case, 35′ Vandereycken