Sammy Neyrinck, de man achter 60 jaar Sportweekend: “Het is niet makkelijk om met mij te werken”

Sammy Neyrinck: “Ik ben nog altijd bezig met het overlijden van mijn papa, die twee jaar geleden stierf, te verwerken. Ik wil ook heel bewust door dat rouwproces gaan. Ik zoek het op. En dat zal heel mijn leven zo zijn.”© Christophe De Muynck
Sammy Neyrinck: “Ik ben nog altijd bezig met het overlijden van mijn papa, die twee jaar geleden stierf, te verwerken. Ik wil ook heel bewust door dat rouwproces gaan. Ik zoek het op. En dat zal heel mijn leven zo zijn.”© Christophe De Muynck
Olivier Neese
Olivier Neese Editieredacteur Brugsch Handelsblad Brugge - Torhout

Hij maakt geen televisiereportages, maar poëzie met bewegende beelden, woorden en muziek. In een geheel eigen stijl zorgt sportjournalist Sammy Neyrinck (44) al twintig jaar voor kippenvel bij de televisiekijker. Nog tot het einde van het jaar gidst de West-Vlaming ons op zondagavond doorheen de 60-jarige geschiedenis van het televisieprogramma Sportweekend. “Een half jaar van mijn leven gaf ik aan dit programma. Voor mij is dit een soort levenswerk, een hoogtepunt tot nu toe.”

Geen EK voetbal, geen Olympische Spelen, geen voorjaarsklassiekers, geen Formule 1 en een groot vraagteken rond de Tour de France. Eind maart was de agenda van sportjournalist Sammy Neyrinck (44) zo goed als volledig doorkruist. “Hoe kan ik mijn jaar alsnog nuttig invullen, dacht ik toen”, vertelt hij. “Plots merkte ik dat ons paradepaardje Sportweekend in september 60 jaar zou bestaan. Ik nam de telefoon en belde mijn baas. Of dit niets voor ons zou zijn? Hij was meteen enthousiast en een goeie maand later kreeg ik ook definitief groen licht. Maar intussen stond Vive La Vie in de steigers, zou de Formule 1 toch van start gaan en leek plots ook de Tour te kunnen doorgaan. Wanneer zouden we het retroprogramma maken? En wanneer zouden we het uitzenden? September was uiteraard het doel, maar de uitgestelde Tour zou al het werk wegblazen. Er werd uiteindelijk geopteerd voor december, vier afleveringen op zondagavond in primetime. Onverhoopt, maar ik ben zeer dankbaar voor die plek en voor de kans die ik heb gekregen.”

Het is paradoxaal: corona dwarsboomde zowat alle sporten, maar zonder corona was er geen programma ‘60 jaar Sportweekend’.

“Zo is het. Niemand op de sportredactie zou de tijd ervoor gehad hebben. Zeker ik niet. De F1, het EK voetbal, de Zomerspelen en de Tour stonden op mijn programma. Zes maanden van mijn leven heb ik voornamelijk in dit programma gestoken. Gelukkig was er corona en stond het sociale leven sowieso op een laag pitje. (lachje) Voor mij is dit een soort levenswerk. Een hoogtepunt tot nu toe. Alles van mijn afgelopen twintig jaar bij de openbare omroep komt hierin samen. Begrijp me niet verkeerd, maar vroeger mocht ik vooral, bij wijze van spreken, rijwoningen bouwen. De laatste jaren zijn dat vooral mooie villa’s geweest.”

“Nu trok ik vier wolkenkrabbers op. Terzelfder tijd. Met beperkte middelen en een kleine groep mensen. Met twee, collega Andy Deprez en ikzelf, hebben we weken en weken naar archiefbeelden gekeken. Zoveel als mogelijk. Onze ogen zagen er op den duur soms rechthoekig uit. Mijn motto is dat je alles gezien moet hebben om te kunnen beginnen, maar dat was niet mogelijk. Reken maar uit: een programma van gemiddeld meer dan drie kwartier, 52 weken per jaar en dat 60 jaar aan een stuk. Dat zit je aan bijna 2.500 uur beeldmateriaal…”

Welk moment uit de geschiedenis stak er voor jou bovenuit?

(blaast) “Dat zijn er zo veel. In mijn herinneringen is Carl Huybrechts nog steeds Mister Sportweekend. Hij is een van de redenen waarom ik sportjournalist geworden ben. Als kind van 9 jaar zag ik hem live aan het werk terwijl hij met zijn cameraploeg een sfeerverslag maakte van de bekerfinale volleybal in De Lange Munte in Kortrijk. En een jaar later presenteerde hij – een beetje bijklussen – de 6 uur van Marke, dat is een loopwedstrijd rondom het Blommeghempark van Marke. ‘s Middags stond hij nog te presenteren in mijn dorp, ‘s avonds zat hij in het kleine kastje in de living. Voor een klein jongetje is dat magisch.”

Wat sprak je zo aan in zijn werk?

“Hij was een improvisatiekampioen. Zo presenteerde hij ooit met een grote bombardon, alsof hij zelf live in de studio voor de muziek onder een bepaalde rubriek zorgde. Of kwam hij in beeld met een blauw oog na een tumultueuze wedstrijd van RWDM, alsof hij zelf in de klappen had gedeeld. Toen een aangekondigd verslag niet kwam, boog hij voorover en keek hij in zijn twee microfoontjes op zijn desk. Alsof hij naar beneden in het archief keek. Ge-wel-dig !”

Humor en sportverslaggeving: ik zie het jou niet snel doen.

“Pas op, de kans is nog altijd groot dat er een kwinkslag in mijn werk sluipt, hoor. Maar nu leg ik inderdaad meer de nadruk op het menselijke, de emoties, de sfeer. Het is de tand des tijds. Mensen vragen en verlangen dat ook. En humor is het moeilijkste wat er bestaat. Maar een tongue in cheek in een tekst, vind ik wel plezant. Vakmannen als Carl Huybrechts, Ivan Sonck en Marc Uytterhoeven hebben op dat vlak het pad voor ons geëffend. Van kinds af bestond mijn weekend vooral uit zelf sporten en naar sport op televisie kijken. Op zondagavond keken we naar Weekend Sportif op RTBf, want daar kon je de eerste voetbalbeelden uit de Belgische hoogste klasse zien.”

(lees verder onder de foto)

 © Christophe De Muynck
© Christophe De Muynck

“Een afstandsbediening bestond toen nog niet, dus dan stonden we recht, draaiden we aan de televisieknop voor Studio Sport op Nederland Eén. Daarna draaiden we de knop naar Sportweekend . En als een van de weinigen in Vlaanderen konden we ook ITV en BBC ontvangen, zodat we ook daar de Engelse voetbalprogramma’s konden bekijken zoals Grandstand en Match of the Day . Altijd was dat samen met mijn vader. Iets meer dan twee jaar geleden is hij overleden, maar hij heeft heel veel, misschien zelfs alles, voor me betekend. Hij gaf me de liefde voor de sport, film en muziek door.”

Het leek in de sterren geschreven dat je sportjournalist zou worden. Was er ooit een plan B?

“Als student journalistiek adviseerden onze docenten ons om tijdens de studies al zoveel mogelijk ervaring in het werkveld op te doen. Zo heb ik trouwens nog heel veel artikels geschreven voor Het Wekelijks Nieuws, Het Kortrijks Handelsblad, De Krant van West-Vlaanderen en Het Volk en was ik presentator bij Topradio Gemini en Radio Mango in Kortrijk. Dat was voor mij een ideale basis. Was er een plan B?” (denkt even na)

Jawel. Studio Brussel. Ik ga niet onder stoelen of banken steken dat ik heel hard geprobeerd heb om radiopresentator te worden. Uiteindelijk lag ik na het behalen van mijn diploma heel even in balans met wijlen Christophe Lambrecht om een kans te krijgen bij Studio Brussel. De keuze viel toen op Christophe. En terecht. Hij was zó veel beter dan ik. Die droom heb ik laten varen, ook al omdat ik genoeg kansen kreeg bij de tv-sportredactie van de VRT en daar dan volle bak ben voor gegaan. Vanaf het jaar 2000 – met Euro 2000, de Tour en de Olympische Spelen in Sydney – kon ik voltijds aan de slag bij de VRT.”

Dit is de eerste echte keer dat je als presentator opduikt. Wil je hierin verder gaan?

“Ik zie me meer als een gids doorheen het verhaal, omdat ik ook zowat alles van het archief bekeken heb. Wil ik groeien in presentatiewerk? Ja. Ga ik de kansen krijgen? Misschien. De afwisseling spreekt mij aan in mijn job. Al twintig jaar. Ik heb heel veel respect voor iemand als Martine Tanghe, die meer dan veertig jaar studiowerk heeft gedaan. Bij tv-sportjournalisten merk je dat de wil niet bestaat om alleen maar de binnenkant van een studio te zien. Ook mezelf toeleggen op één sport, zoals Frank Raes met voetbal en Michel Wuyts met wielrennen, zie ik me op dit moment niet doen.”

“Geef mij maar de afwisseling. Balsporten, koers, F1… Met de Zomer- en Winterspelen komen er ook elke twee jaar nieuwe sporten op je af. Dan voel ik me net weer een student en bereid ik me daar altijd extreem goed op voor. Het commentaar, met soms naast je ook nog een co-commentator, is dan telkens een soort examen. Dat presentatiewerk komt er nu bij, maar het is mijn hoofddoel niet. Ik wil me amuseren en vooral de kijkers een plezier doen met boeiende televisie waar ze hopelijk iets wijzer van worden.”

Er bestaat zelfs een fanpagina op Facebook: ‘De Reportages van Sammy Neyrinck’. Waarom grijpt jouw werk de mensen zo aan?

“Ik hecht niet zoveel belang aan die fanpagina. Zoiets moet je relativeren. Net als de vaak opbouwende of hartverwarmende feedback die ik via mijn eigen sociale media te lezen krijg. (wacht even) Ik zal nooit beweren dat ik dé formule of één bepaald stramien heb bedacht om altijd maar weer een reportage te kunnen maken die heel veel kijkers waarderen, want dat hou je toch nooit vol. Ik probeer gewoon te anticiperen op wat ik rond mij zie, hoor en voel. Noem het emotionele intelligentie. Of empathie tegenover de mensen die ik in beeld wil brengen.”

“Ik interview het liefst mensen die iets te vertellen hebben, zonder dat ze zelf op voorhand weten wat de uitkomst van hun verhaal zal zijn. Spontane televisie met een lichte overdosis naturel. Snap je? Wat ik wel merk, is dat er op den duur een bepaald verwachtingspatroon rond mijn werk is ontstaan. Aan een topcollega als Karl Vannieuwkerke heb ik zeer veel te danken. Hij gelooft in mij, kondigt mijn reportages ook telkens met heel veel waardering aan. Dat zorgt toch voor wat druk. Ik noem dat wel eens het Tia Hellebaut-effect . Je moet telkens over de lat. Als het iets minder makkelijk dan de vorige keer gaat, heb je gefaald. En dan moet je het zo rap als je kan opnieuw proberen.”

Werkt die druk verlammend?

“Neen, omdat ik die druk ook voor mezelf opleg. Ik ben zodanig gedreven en perfectionistisch dat ik bijna nooit tevreden ben. In de Tour bijvoorbeeld leef ik als een topsporter. Ik wil presteren, ik wil winnen. Dat betekent met een tevreden gevoel mijn dag kunnen afsluiten. Het is niet makkelijk om met mij te werken. Dat weet ik. (wacht even) Ik zie soms dingen die mijn cameramensen niet opmerken. Tijdens de Ronde van Vlaanderen heb ik voor het eerst ook zelf gefilmd, als tweede cameraman. Het zou kunnen dat ik dat in de toekomst nog meer zal doen.”

(lees verder onder de foto)

 © Christophe De Muynck
© Christophe De Muynck

“Zoiets doe ik met de beste bedoelingen, want ik heb al de luxe dat ik met de beste cameraploegen van Vlaanderen mag werken, maar in het heetst van de strijd word ik wel eens verkeerd begrepen in die queeste naar perfectie. Als ik werk, ben ik een heel ander mens dan thuis, bij familie of vrienden. Trouwens, mijn vrouw helpt me het meest van allemaal om de juiste balans te vinden in mijn jachtig leven. Ze kijkt niet naar Vive Le Vélo of Sportweekend . Soms wordt ze aangesproken op straat over mijn reportages, en dan valt ze helemaal uit de lucht.” (lacht)

Je thuis ligt nog steeds in Marke. Nochtans is de verbinding met de Reyerslaan in Brussel nu niet de meest aangename.

“Van in het begin zeiden mijn collega’s dat ik in de kortste keren dichter bij het werk zou komen wonen. Dat ik het niet zou volhouden om vijf op zeven dagen naar Brussel te pendelen. Maar die roots zijn te sterk bij mij. Mijn sociaal leven hier. Alles. En gelukkig moet ik niet elke dag naar Brussel, gemiddeld maar drie keer per week. Voor de rest werk ik op locatie.”

Opvallend: in geen enkel artikel vermeld je de namen van je vrouw en je kinderen.

“Dat is bewust. Dat is mijn privé, voor zover privacy nog echt bestaat. Daarom spreek ik voor een interview ook nooit bij mij thuis af. Als mijn kinderen later kiezen voor een leven in het openbaar, zal ik hen wellicht niet kunnen tegenhouden. Maar nu wil ik ze nog een beetje beschermen en onze privacy bewaren. Op Facebook zal je mijn zo goed als ongebruikte profiel ook niet snel vinden. Dat zit ergens in een verborgen hoekje. De meeste sociale media vertrouw ik niet echt. Ik zal dus zeker nooit alles zomaar delen met de buitenwereld. ”

Je privéleven scherm je af, maar je hebt op Twitter en Instagram je volgers wel meegenomen in het verhaal van je vader, die na een langdurige ziekte is overleden.

“In mijn denkwijze dienen sociale media daar ook voor. Het sociale in sociale media. Mensen mochten wel weten waar ik, naast het professionele, mee bezig was. Zijn aanwezigheid heeft een enorme invloed gehad op mijn werk. En die heeft hij nu nog steeds. Dan vind ik het maar logisch dat mijn volgers, die geïnteresseerd zijn in mij en mijn werk, dat ook mogen weten.”

In een vorig interview zei je: er is een Sammy voor 12/06/2018 – de dag dat je vader overleed – en een Sammy erna. Je kon toen niet onder woorden brengen hoe je veranderd was. Kan je dat nu, iets meer dan twee jaar later, wel al?

“Neen, ik ben nog altijd bezig met zijn overlijden te verwerken. Ik wil ook heel bewust door dat rouwproces gaan. Ik zoek het op. En dat zal heel mijn leven zo zijn. De dood hoort bij het leven. (stilte) En of ik veranderd ben? Een mens verandert constant, gelukkig maar. Ik ben nu wel emotioneler en gevoeliger. Dat merk ik wel.”

Zeggen mensen uit je omgeving dat je veranderd bent?

“Mijn vrouw zeker, mijn kinderen zijn daar nog iets te jong voor. Ze is een enorme steun geweest. Ik zou niet weten hoe ik het zonder haar doorstaan had. Ik heb ook nog mijn zus, mijn mama, mijn schoonouders, mijn familie en mijn vrienden, maar de vrouw die al meer dan twintig jaar mijn leven deelt, heeft een heel belangrijke rol gespeeld. Door de ziekte van papa wisten we wat er zou volgen, maar dan nog ben je daar niet op voorbereid. Of ik gevlucht ben in mijn werk? Voor een deel wel, maar mijn pa heeft daarin zo’n grote rol gespeeld.”

“Hij zou het ook niet anders hebben gewild. Daar ben ik keihard van overtuigd. Iedereen die hem heeft gekend, zal dat alleen maar beamen. De liefde voor het monteren van beeld en muziek heb ik van hem meegekregen. Mijn ouders hebben hun hele leven veel gereisd. Mijn papa maakte daar homevideo’s van. Dat waren semi-professionele langspeelfilms, met perfect passende muziek en commentaar erbij. Ik heb het nooit anders geweten.”

Je hecht zelf heel veel belang aan muziek bij je reportages. Wie kiest die nummers?

“Ikzelf. (lacht) Ik ben daar constant bezig, 24/7. Ik beluister heel veel muziek. Ik kan me geen leven zonder muziek voorstellen. Shazam is een geweldige applicatie op mijn slimme telefoon. Die zit vol met muziek die ik nog zal gebruiken. Mijn principe is: er is zoveel goeie muziek dat ik nooit tweemaal hetzelfde lied of dezelfde compositie wil gebruiken. Daar zou je me normaal niet op mogen betrappen. Het gaat zelfs zo ver dat ik bij een bepaalde muziekkeuze meteen kan zeggen voor welke reportage het was. Dat gaat ver, hé? Ook dat komt van mijn pa. Zijn platencollectie staat er nog steeds en gaat niet weg. Weet je dat ik trouwens nog dj ben geweest?”

Dat meen je niet? DJ Sammy voor al je feesten?

“Wees maar zeker! (lacht) Meermaals heb ik op oudejaarsavond, een fuif, familiefeest of jubileum het beste van mezelf gegeven. Ik betrap me er nu nog altijd op dat ik tijdens een feestje zelf de dj ga ambeteren of het zelfs durf over te nemen. (lacht) Als dj vind ik zo’n individu ook vervelend, maar het is sterker dan mezelf. Dj, leg dat plaatje eens op en je zal zien wat er gebeurt! Dat doe ik enkel met de beste bedoelingen. Ook dat wordt vaak mis begrepen. Ja, dat is weer dat perfectionistische…”


“Depressief als Duivels verliezen”

Onder sportjournalisten wordt wel eens gepoogd te ontfutselen voor wie ze zelf supporteren. “Andere collega’s zijn daar uitgesproken over, maar ik niet. Bij de Rode Duivels leef ik wel heel hard mee. Als ze verliezen ben ik half depressief, als ze winnen verkeer ik in extase. De enige ploeg waar ik openlijk voor supporter, is KFC Marke, de club waar ik zelf begon te voetballen. Nadien ging ik verder met volleybal. Dat is dé sport van onze familie. De volleybal – ik speelde bij Marke, Rokavo Rollegem-Kapelle en VC Jong Kuurne – heb ik intussen wel ingeruild voor de koersfiets. In een straal van 50 kilometer rond Marke heb ik alles: de Vlaamse Ardennen, Pays des Collines in Henegouwen, de kasseistroken van Roubaix, het Heuvelland…”