Arthur De Sloover is fan van Yves Lampaert: “Hoe Yves soms interviews geeft: geniaal is dat!”

(foto Kris Van Exel) © Kris Van Exel
Tom Vandenbussche

2021 was een bewogen West-Vlaams sportjaar met Belgische titels, Europees eremetaal, een regenboogtrui en zelfs olympisch goud. Maar er waren ook ontgoochelingen: blessures, gemiste medailles… In ons tweede van drie dubbelinterviews als terugblik op het voorbije jaar brachten we Yves Lampaert (30) en Arthur De Sloover (24) samen. De olympische hockeykampioen van de Red Lions is immers fan van de Belgische wielerkampioen. “Ik vind Yves’ dialect geweldig.”

Viva Sara op de Grote Markt van Kortrijk is een thuismatch voor Arthur De Sloover (24) en dus zit de kersverse olympische hockeykampioen ons als eerste op te wachten. Tien minuutjes later vervoegt Yves Lampaert (30) ons in zijn wielertenue. Hij maakt van de nood een deugd en combineert het dubbelinterview met een losrijritje vanuit zijn woonplaats in Hulste. Lampaert is net terug in het land na een trainingsstage van drie weken in Spanje. “Ik ben blij dat ik voor de feestdagen in België ben. Vorig jaar ben ik in Calpe gebleven, maar dat zou ik nu niet meer doen. Deze periode met mijn familie doorbrengen, is toch veel belangrijker dan ik had gedacht.”

Voor De Sloover is de situatie anders. Terwijl Lampaert zich op een nieuw seizoen voorbereidt, mocht hij in december de batterijen opladen. En dat was nodig. “Na de Spelen heb ik amper rust gehad. Ik voelde dat mijn lichaam op was. Fysiek en mentaal, maar vooral mentaal. In Tokio zat ik op mijn allerbeste niveau. Toen ik daarna weer begon te trainen, haalde ik dat niveau niet meer. Niet makkelijk. Maar nu is het kopje weer vrij en ben ik bezig met een individueel schema. Fitness, lopen… Begin januari starten de trainingen en eind volgende maand vertrekken we met de Red Lions op stage.”

Hockey en wielrennen zijn twee uiteenlopende sporten, maar fiets jij soms, Arthur?

De Sloover: “Af en toe, omdat ik dat graag doe. Maar eigenlijk mag het niet. Het is te zeggen: het mag wel, maar het wordt sterk afgeraden. Hockey is een enorm explosieve sport, terwijl je van fietsen trage spiervezels krijgt. Ik fiets één keer om de zoveel weken. Dat maakt niet zoveel verschil. Maar twee keer per week fietsen zou bijvoorbeeld niet goed zijn. Ook onze loopsessies mogen niet te veel op duurvermogen gericht zijn. Wij doen blokken van zes tot acht minuten aan bijvoorbeeld 75 procent van onze maximale hartslag, met daarna telkens een reeks sprintjes.”

Lampaert: “Ik loop ook in de wintermaanden, maar niet zo heel vaak. Ik heb een gevoelige linkerknie. Maar ik doe het wel graag. Als ik nuchter train, ga ik liever lopen dan fietsen. Dan heb ik tenminste het gevoel dat ik iets heb gedaan.”

De Sloover: “Voor de rest zijn hockey en wielrennen uiteenlopende sporten. Wij spelen vier keer 15 minuten, terwijl zij soms vijf tot zes uur op de fiets moeten zitten.”

Lampaert: “Hockey is een heel technische, explosieve sport. Wij moeten een beetje kunnen sturen, maar voor de rest…”

De Sloover: “Wij gaan altijd volle bak. Zestig minuten in totaal.”

Lampaert: “Wij moeten eerst het bordje van de andere renners leeg eten. (grijnst) Maar soms is het ook bij ons vanaf het begin volle bak, hoor. De laatste Parijs-Roubaix was zo’n koers.”

(foto Belga)
(foto Belga) © ROB WALBERS BELGA

Hoe goed kennen jullie elkaar eigenlijk? Arthur, ik herinner me dat jij al jaren fan bent van de wielrenner Yves Lampaert.

De Sloover: “Onze eerste ontmoeting was aan de Lange Munte in Kortrijk, dat weet ik nog goed.”

Lampaert: (knikt) “Op die spreekavond met Roberto Martinez.”

De Sloover: “Met de eerste lockdown in 2020 zijn we opnieuw in contact gekomen. Ik had op mijn 16de een koersfiets gekregen en heb die vorig jaar vanonder het stof gehaald. Alleen had ik geen fietskledij. Ik heb mijn stoute schoenen aangetrokken en Yves via Instagram een bericht gestuurd. Ik ben toen bij hem langsgegaan en heb enkele tenuetjes meegekregen. Als ik daar nu aan denk: straf dat ik zomaar mocht langskomen, want ik had toen nog niet het palmares dat ik nu heb.”

Lampaert: “Je zat toen toch al in de nationale ploeg, hé? Hockey was toen ook aan het opkomen. En waren jullie ook al niet tweede op de Spelen in Rio?”

De Sloover: “Klopt, maar ik was er toen nog niet bij.”

Waarom ben je fan van Yves?

De Sloover: “Ik ben van Kortrijk en tweetalig, maar ik ben thuis in het Frans opgevoed. Nederlands sprak ik alleen op school. Ik praat enkel AN, maar Yves’ dialect vind ik geweldig. Hoe hij soms interviews geeft: hilarisch! Een paar dagen geleden stuurde hij me een bericht met het woord tielek (vroeg, red.) in. Waarop ik me afvroeg: wat bedoelt hij daar nu mee?”

Lampaert: (verrast) “Aja, is het echt? Ik zal een beetje opletten met wat ik typ.”

De Sloover: “Neen neen, houden zo. Ik vind dat zalig. Geniaal.”

Lampaert: “Hoe wist je dan wat tielek betekende?”

De Sloover: (glimlacht) “Ik heb het opgezocht.” (algemene hilariteit)

Yves, dacht je deze zomer tijdens de Spelen: die gast die vorig jaar aan mijn deur heeft gestaan, is nu wel olympisch kampioen?

Lampaert: “Omdat we al af en toe contact via Instagram hadden, was ik hem al beginnen te volgen. Al vond ik het tijdsverschil met Japan wel wreed ambetant.”

De Sloover: “Ik denk dat we maar twee matchen op een normaal Belgisch tijdstip hebben gehad.”

Wordt hockey in de wielerwereld eigenlijk gevolgd?

Lampaert: “In België is het typisch om sporten als hockey vooral in de olympische jaren te volgen.”

Hoeveel spelers van de Red Lions kan je hier los uit het hoofd opsommen?

Lampaert: “Ik wil Denayer zeggen, maar dat is een voetballer zeker? (De Sloover knikt dat het een hockeyer is, red.) Ah, kijk. En dan heb je die twee broers van wie de ene keeper is. Ze zijn door Red Bull gesponsord.”

De Sloover: “Van Doren.”

Lampaert: “Van Doren, juist ja. En dan is er nog die Waalse keeper. (stilte) Ik ben slecht in namen!”

De Sloover: (pikt in) “Dat maakt het mooi aan onze ploeg. We zijn geen individuen, maar een team. Misschien dat Vincent Vanasch en Alexander Hendrickx nu bekender zijn, die laatste zeker door zijn aanwezigheid in De Slimste Mens Ter Wereld. Maar ik mag hier in Viva Sara rondlopen, geen mens die me herkent. Ik vind dat zalig.”

Nochtans zorgde je voor het eerste West-Vlaamse goud op de Olympische Spelen sinds lang. Doet dat iets met jou, Arthur?

De Sloover: “Het is iets unieks, maar het is niet zo dat mijn leven nu plots veranderd is. Ik ben zelfs de eerste West-Vlaamse speler in de geschiedenis van de hockeysport die een medaille behaalt.”

Lampaert: “Hoe komt dat?”

De Sloover: “Op mijn tiende waren er in West-Vlaanderen maar vier hockeyclubs in deze provincie: Kortrijk, waar ik zelf speelde, Brugge, Oostende en Knokke. Dus ja, hoe groot is de kans dat er uit die vier hockeyclubs een toekomstige topper voortkomt? Heel klein. In Antwerpen zijn er in een straal van vijf kilometer nu drie of vier clubs.”

Is er beterschap op komst?

De Sloover: “Je moet zoiets tijd geven. In Roeselare en Ieper zijn er recent nieuwe clubs bijgekomen. Over een jaar of tien zullen er daar wel enkele goeie spelers uit voortvloeien. Het is de bedoeling dat hockey een sport wordt die in het hele land wordt beoefend, niet alleen in Antwerpen en Brussel.”

Is jouw leven veranderd?

De Sloover: “Neen. Olympisch kampioen ben je voor het leven, maar dat betekent niet dat ik anders ben gaan leven. Maar ik moet wel zeggen: ik ben 24 en heb het gevoel dat mijn carrière geslaagd is.”

Lampaert: (knikt) “Sowieso.”

De Sloover: “Alles wat er nu nog bijkomt, is meegenomen. Goud in 2024 is sowieso opnieuw ons doel. We hebben daar ook de ploeg en de generatie voor.”

Arthur, jij scoorde in de finale en werd olympisch kampioen, maar er zat geen publiek in de tribune. Yves, jij werd Belgisch kampioen voor eigen volk en tussen een zee van mensen. Is de tegenstelling niet heel groot?

Lampaert: (grijnst) “Ik word toch nog altijd liever olympisch kampioen zonder publiek dan Belgisch kampioen met publiek.”

De Sloover: “Dat was goed voor ons, want zo konden we ons op ons doel focussen. Wij gingen niet naar Tokio om mee te spelen, wel om te winnen. Mijn familie was ook niet van plan om naar Japan te komen. Of ik nu een goal voor 80.000 Japanners of in een leeg stadion maakte, dat deed er niet veel toe. Maar ik hoop wel dat het in Parijs anders zal zijn. Tijdens de openingsceremonie zal elk land op een boot over de Seine varen. Dat wordt een geweldige ervaring. Mijn ouders zijn nu al aan het kijken om er een huis te huren.”

Lampaert: “Qua emoties was Ingelmunster misschien wel hét moment uit mijn carrière. Voor eigen volk dan nog. En voor Remco Evenepoel, die favoriet was. In de wielersport is een Belgische titel al mooi, maar als ik olympisch kampioen zou kunnen worden, teken ik natuurlijk meteen.”

De Sloover: “Die beelden van het BK waren magnifiek, hé…”

Lampaert: “Ik ging door de muur. Dankzij het publiek en dankzij het parcours, dat op mijn lijf geschreven was. Elke bocht nam ik voluit. Een fantastisch moment.”

Hoe groot is de kans dat jij er in Parijs bij bent, Yves?

Lampaert: “De concurrentie in België is groot. Er mogen maar vijf renners mee, waarvan twee tijdrijders. Het wordt moeilijk. Van Aert en Evenepoel zijn twee fenomenen. En laat ons eerlijk zijn: je kan nooit drie jaar vooruitkijken.”

In deze kerstperiode is er nog ruimte om wat tijd met de familie door te brengen. Laten jullie zich eens gaan of wordt er toch al een kroketje minder gegeten?

Lampaert: “Ik gebruik deze periode om nog eens echt te ontspannen, zodat ik er in januari weer vol tegenaan kan gaan. Ik let wel op met alcohol, maar voor de rest kijk ik niet achter heel veel. Laat die kroketjes dus maar komen.”

De Sloover: (glimlacht) “Bij mij is dat ook zo. Ik vier oudejaarsavond dit jaar trouwens in Lapland. Of er rendier op het menu zal staan? (grijnst) We zijn alleszins van plan om het eens te eten.”

Lampaert: “Bij ons wordt het teppanyaki van slagerij Neirynck (familie van Lampaert, red.) in Egem. (grijnst) Ik vier met Tim Declercq, Stijn Steels en Bert Van Lerberghe, onze vaste kliek bij de Melkerie.”

Foto Belga
Foto Belga © BELGA

Wat wensen jullie elkaar voor 2022 toe?

De Sloover: (lacht) “Voor mij is het makkelijk: ik wens hem zijn eerste zege in Parijs-Roubaix toe.”

Die kasseienrit in de Tour op 6 juli lijkt me anders ook wel iets.

Lampaert: “Dat zou leuk zijn, maar toch nog liever Roubaix.”

Ook als je de gele trui pakt?

Lampaert: “Dan zou ik het toch stilaan overwegen. (grijnst) De Tour is even internationaal als de Olympische Spelen.”

De Sloover: “Ik kan dat moeilijk inschatten hoe zot dat is. Hoeveel gele truien krijg je dan?”

Lampaert: “Eén. Dus als je tien dagen leider bent, heb je tien gele truien. Als je er meer wil hebben, moet je betalen. Toen Alaphilippe in 2019 in het geel rondreed, heeft hij er eens honderd bijbesteld. Dat heeft hem honderd euro per trui gekost. Platte commercie, hé.”

De Sloover: “Ik heb altijd een winnaarsmentaliteit gehad. Als je Roubaix wint, heb je die kassei. Als je de gele trui pakt, heb je die dag de koers niet per se gewonnen. Dus is Roubaix voor mij belangrijker.”

Lampaert: “Ik wens Arthur toe dat hij nog sterker wordt en tot een van de vaandeldragers bij de Red Lions mag uitgroeien.”

De Sloover: “Het eerste doel is Belgisch kampioen worden, hé.”

Lampaert: (proest het uit) “Voilà, dat is de juiste mentaliteit.”

De Sloover: “We staan nu al voorlaatste, dus dat wordt moeilijk. Maar sowieso schat ik zo’n Belgische titel lager in.”

Lampaert: “Als je al olympisch kampioen bent geworden, is zo’n Belgische titel niet zo heel veel meer waard, denk ik.”

De Sloover: “Ik speel bij Beerschot nochtans samen met mijn drie beste vrienden. Als ik met die gasten Belgisch kampioen kan worden, zou dat heel speciaal zijn.”

Lampaert: (knipoogt) “Het feestje achteraf zou dan ook wel eens wat zwaarder kunnen zijn.”