“Ze bloost: ze is nog nooit naar Amerika geweest”
Kurt Vandemaele op zoek naar de wijsheid in de kan. Ergens aan een West-Vlaamse toog.
Doomkerke? Eerlijk? Ik had nog nooit van het dorp gehoord. Het was in een café in de buurt dat ik erover hoorde praten. Vooral het geweldige verhaal dat er aan vastzit, bleef plakken. Je moet het je inbeelden : meer dan honderd jaar geleden trok de helft van het dorp naar Amerika om er een nieuw leven te beginnen. 300 mensen kochten hun ticket voor de Red Star Line in het pand dat nu nog café New York heet.
De wegen zijn ondergesneeuwd en de wind giert, maar als ik zulke legenden hoor ben ik niet tegen te houden. Ik zou kruipen om voet te zetten in datzelfde lokaal waar al die avonturiers lang voor mij zijn gepasseerd. Aangekomen in dat dorp, niet meer dan een straat groot, dat zelfs in dat gure weer idyllisch lijkt, is er op het eerste gezicht geen leven in Café New York.
Ik zou kruipen om voet te zetten in datzelfde lokaal waar al die avonturiers lang voor mij zijn gepasseerd
Op het tweede gezicht zie ik een gezicht dat me vanuit het donker aanstaart. Het is Rita. ‘Open’ staat er op de deur. Ik duw ertegen, ga binnen en vraag het nog eens voor de zekerheid : ‘Is het open?’ Ze knikt van ja en steekt het licht aan. Verder in de diepe, smalle ruimte is een man met een Oost-Vlaamse tongval me al van op afstand aan het begroeten. Dat is hier toch nog West-Vlaanderen, wil ik weten. Hij verzekert me van yes. In een café met een naam als New York mag je al eens een Engels woord gebruiken.
Doomkerke blijkt een deelgemeente van Ruiselede. Maurice heet de Oost-Vlaming uit Aalter en hij is de partner van Rita. Ze hebben een LAT-relatie, zegt hij. Een modern woord voor een heer van 79. Maurice deelt me mee dat hij al sinds ’81 zijn leven deelt met Rita, maar dat elk zijn eigen stek heeft. En plots is hij verdwenen. Zo gaat dat in LAT-relaties. LAT = living apart together. Nog meer Engels. Een term die gebruikt wordt als je samen apart woont of apart samen.
Rita is stil. Het was gisteren een drukke dag zegt ze : Sint-Elooi. Of liever, ze zegt ‘Looi’. Zo zeggen ze dat in de streek waar er veel cowboys naar Amerika vertrokken. Op Sint-Elooi zegenen ze er de paarden. En wordt er gegeten en gedronken. Ook in Café New York was er feest. In het zaaltje waar de biljarts staan. En waar de muren vol hangen met oude documenten die herinneren aan de tijd dat mensen van Doomkerke hun geluk elders zochten. Rita’s grootvader was één van hen. Samen met zijn twee broers. Zij bleven en hij kwam terug.
Ze herinnert zich de tijd dat er 20 cafés waren in het dorp. Bijna even veel als woonhuizen
Gelukkig, anders was Rita er niet. Maar vandaag is ze niet zo gelukkig. Is het de sneeuw, de wind, of ben ik het? Of is het omdat de wedstrijd van FC Doomkerke is uitgesteld en ze het vandaag zonder supporters moet stellen? Ze staat al sinds haar 21ste , 42 jaar lang, achter de toog van het café. Ze herinnert zich de tijd dat er 20 cafés waren in het dorp. Bijna even veel als woonhuizen. Nu is Café New York de enige plek waar je nog een pint kan drinken. En eigenlijk weet ze niet of ze het nog lang wil doen. Het was het café van haar man en van diens vader, die het ook van zijn vader had. Zo ging het al anderhalve eeuw.
Maar intussen is haar man al 37 jaar dood. En hij is niet de enige : “Er zijn zoveel klanten achtergebleven. Overleden of naar het rusthuis,” zegt ze somber. Ze draagt een roze trainingsvest met strepen van een bekend merk, waarmee ze soms gaat wandelen. Maar voor de rest is er momenteel weinig rooskleurigs in haar leven : “Mijn familie is ook allemaal dood. Drie jaar geleden mijn moeder, het jaar erop mijn vader en vorig jaar mijn broer. Hij was 56. Verdronken in zee. Een goeie zwemmer. Zijn hele leven militair. Enkele jaren geleden zaten we nog met het hele gezin aan tafel. Nu ben ik de enige. Het mag is beginnen ophouden.”
Buurman Filip babbelt over haar alsof ze de heilige Rita zelve is
Even weet ik niet meer wat gezegd. En dan gaat de deur open. Het is Filip, een buurman. Hij heeft sigaretten nodig. En een pintje. Hij komt al lang in Café New York, zegt hij. Rita heeft hem geholpen zijn jeugd goed door te komen. Zoals ze er altijd was voor de jongeren. Hij praat erover alsof ze de heilige Rita zelve is. Ze bloost en er verschijnt een warme lach op haar gezicht. Ik kom te weten dat ze nooit in Amerika is geweest. Wel twee keer in het Red Star Line museum in Antwerpen. Ze heeft wel Amerikanen over de vloer gehad. Nazaten van…
Ze begrepen elkaar wel, maar ze verstonden mekaar niet. Maar ze is er altijd welkom. ‘Welcome’ in het Engels. De deur gaat open en er komen grappige mensen binnen die meteen voor sfeer zorgen. Marijke en Luc. Die laatste is met brugpensioen en is vandaag gaan jagen. Of liever, gaan tracken. “Niet trekken,” zegt hij, “tracken.” Komt van het Engels. Hij moest de hazen opjagen. En de anderen schoten. Van Marijke mag hij schieten, maar de hazen moet ze niet. Ze vindt dat er een reukje zit aan haas. Maar Luc heeft daar geen last van.
Steven, een goedlachse man die veel jonger en kleiner is dan Luc, verklapt me dat Luc niet hoort en niet ruikt. Luc lacht : “Mijn neus heeft al lang niet meer gestonken.” De dokters hebben er geen uitleg voor. Maar intussen hoort hij weer. “Ze hebben boxen in mijn oren gestoken,” lacht hij. Steven lacht nog harder : “Aan het eind van de maand hoort hij minder. Als hij te veel pinten gedronken heeft en geen geld over heeft voor de batterijen van zijn hoorapparaat.” Rita zit te schateren. Ik ben blij haar te zien lachen. Want Café New York moet nog lang bestaan.
Caféklap
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier