“Wie zijn man snel kwijt wil, moet café houden”
Kurt Vandemaele op zoek naar de wijsheid in de kan, deze keer in Café Transvaal op de Madonna.
Als je in een gehucht terechtkomt dat zich naar de moeder van God genoemd heeft, mag je er niet versteld van staan wanneer blijkt dat je in het Rijk der Vrouw bent beland. Week na week moet ik niet alleen vaststellen dat de authentieke volkscafeetjes verdwijnen, maar ook dat de etablissementen van dat soort veelal worden uitgebaat door vrouwen in hun eentje, meestal weduwen. Vrouwen leven nu eenmaal langer. Alsof de moeder Gods ermee gemoeid is.
Christel doet het ook alleen. In het zeldzame moment dat ik haar eventjes kan wegrukken uit de ambiance van haar Café Transvaal, vergaat het lachen haar even, en krijg ik een lichte glimp op haar verdriet, haar liefdesverdriet. Haar man is een goed jaar geleden in vier weken tijd van de aardbol geveegd werd : een agressieve vorm van schildklierkanker. “Hij was pas 64,” zegt ze sip. Op de vraag of ze nooit heeft overwogen om ermee te stoppen, schudt ze van nee. “We moeten door…”
Even wil ik haar troosten met het axioma : het is niet omdat het leven geen betekenis heeft, dat we er nu en dan niet iets moois van kunnen maken, maar uit haar gedrag zie je dat ze dat beter weet dan wie dan ook. ‘Fikje’ noemen ze haar. “En als het niet rap genoeg gaat, roepen we ‘Fikke”, lacht Jurgen. Fikje is alweer de voor haar aangelegde drempel achter de toog opgesprongen. Een verhoogje zoals Ben Crabbé er één heeft om Blokken te presenteren. Omdat kleine mensen hun klanten ook in de ogen moeten kunnen kijken. Ze staat alweer te lachen, te gieren, te schuddebuiken. Lachen. Dat doet ze veel. Het houdt haar op de been. Al moet het confronterend zijn dat het bijna allemaal koppels zijn aan de toog. In tegenstelling tot de meeste bruine kroegen waar de tooghangers graag zeggen dat je niet meeneemt op café wat je bang bent om te verliezen. Het was trouwens om die reden dat Magda haar dochter Jenny verbood om café te houden : “Het is de beste manier om je man kwijt te geraken.”
De Madoine is de naam die de plaatselijke inwoners van Madonna aan hun gehucht geven
Het is Jenny zelf die het me vertelt. Ze heeft altijd de nacht gedaan in het rusthuis van Wijtschaete, maar nu ze met pensioen is, komt ze Christel af en toe een handje toesteken. Christel kan haar woorden van lof niet sparen voor Jenny : ‘Ze helpt me door de zwartste momenten sinds ik alleen ben’. Jenny had nochtans graag café gehouden, zegt ze. Maar ze heeft het niet gedaan en is nog met haar man : Jerry. Jawel, Jenny en Jerry. Met zulke namen waren ze bijna gedoemd om als duo door het leven te gaan. En samen te blijven. Hoeveel Jenny voor een ander kan betekenen, daar geraakt Christel niet over uitgepraat. Dat Jerry veel voor een ander kan betekenen, daar geraakt hij dan weer zelf niet over uitgepraat. Zo zijn mannen. “Ik doe alles om het leven in de Madoine in stand te houden.’ De Madoine is de naam die de plaatselijke inwoners van Madonna aan hun gehucht geven. “Ik zorg jaarlijkse voor de formidabele stoet hier, en ook al de prachtige kerstverlichting is van mij. En de plaatselijke voetbalclub, daar ben ik meer dan 20 jaar voorzitter van geweest en als in ‘Het Varken van Madonna’…”
Hij onderbreekt zijn betoog om te vragen of ik die heerlijke film gezien heb en ik knik van ja en zeg dat ik de première ervan in de tent van Madonna persoonlijk ingeleid heb, maar dat hoort hij niet, want hij is naarstig aan het vertellen dat “als de Madonna in die film een verlicht aureooltje draagt, dan komt dat omdat ze dat gezien hebben van mij.” En toch is de wereld niet van Jerry. Eerder van Christel of van Jenny, die samen hartjes in het café gehangen hebben, voor het naderende Valentijn, het feest van de liefde. Van liefde gesproken, opeens stapt met kranige tred ook de moeder van Jenny binnen : 88. Een trotse dame met een acajou kapsel waar er een bordeaux schijn in zit, piekfijn uitgedost, met prachtige oorringen die haar scherpe blik de nodige glans geven. ‘Dag Magda’, zeg ik. ‘Zeg maar ‘Taaie’, merken een paar klanten op. En ze proberen me uit te leggen dat die lapnaam afgeleid is van ‘Magda, Magdaai, Magtaai, taai…’. Terwijl ik gewoon hoor dat ze een sterke vrouw is.
Wanneer ik Café Transvaal buitenkom, klepelt de beiaard van ‘Avé avé avé Mariaaaaa’. Ik geloof dat ik Onze-Lieve-Vrouw gezien heb.
Ze zet zich aan de toog en bestelt een witteke. Of ze daar nog tegen kan, vraag ik haar. Ze lacht : “Wees daar maar zeker van. Beter dat dan iets zonder alcohol. Ik heb eens een koffie besteld en ze hebben me naar huis moeten brengen.’ Taai is de dame die haar Jenny afraadde om café te houden. Terwijl ze het zelf meer dan 30 jaar heeft gedaan. ‘Ze is van ‘De zon’ in Bikschote naar ‘De Zon’ in Madonna verhuisd,’ zegt Jenny. ‘En altijd bij haar man gebleven. Maar ze zal wellicht geweten hebben welke problemen het caféleven voor een relatie kan geven.’ Jerry en Jenny zijn nog samen. ‘Ik was de dochter van ‘De Zon’ en Jerry de zoon van Café ‘Het Vrijbos’. De priester zei op ons trouwfeest : ‘Dat de zon een leven lang in het Vrijbos mag blijven schijnen.’ Wanneer ik Café Transvaal buitenkom, klepelt de beiaard van ‘Avé avé avé Mariaaaaa’. Ik geloof dat ik Onze-Lieve-Vrouw gezien heb.
Caféklap
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier