In 2014 werd Yves Benoit verkozen tot Strafste Gentenaar. Niet mis, voor een West-Vlaming die ook al ereburger van Deerlijk was, de gemeente waar hij opgroeide. En dik verdiend trouwens, want dokter, hoogleraar en ereburger Yves Benoit richtte in 1985 het Kinderkankerfonds op en stond ook aan de wieg van Koester, het thuiszorgproject voor kinderen met kanker.
U koos indertijd om aan de universiteit van Gent te studeren. Waarom Gent en bijvoorbeeld niet Leuven? Want het waren nog niet de tijden dat half West-Vlaanderen naar Gent trok?
“Dat is juist. In de jaren ’60 waren er inderdaad veel West-Vlamingen die toen naar de Unief van Leuven gingen. De school waar je het middelbaar volgde, beïnvloedde wel die keuze. Maar er waren twee redenen waarom ik voor Gent ging. Ik zat in het Damiaancollege van Kortrijk, een school waar men breeddenkend en vrijblijvend omging met de individuele keuze en met de eigen visie. De paters Picpussen en de leerkrachten waren zeer open-minded. De universiteit van Gent kwam toen naar mij over met een bredere maatschappelijke visie en een groter levensbeschouwelijk evenwicht. En daarnaast waren ook meerdere van mijn vrienden die eveneens vonden dat de -toen nog- RUGent steeds aantrekkelijker werd. Meerdere vrienden van mijn geboortedorp Deerlijk kozen ook voor Gent en in enkele jaren tijd gingen we met steeds meer studenten naar de Unief van Gent.”
U was er zelf ook nogal actief in het studentenleven..
“Ik ben in mijn studentenperiode altijd voorstander geweest van regionale studentenclubs en was lid van Moeder Deerlijkse (praeses in 1970), Gavergild Waregem (praeses in 1971) en SK Gendt (senior seniorum in 1972). De grote troef van die regionale clubs in onze tijd was natuurlijk het samenbrengen van jongeren die uit eenzelfde leefregio kwamen, maar studeerden in verschillende richtingen. De meerwaarde is voor mij dat je de nieuwe omgeving van de unief en zijn stad, die je in het begin niet zo goed kent, gezamenlijk kan benaderen. En in heb altijd in studentenclubs geleefd waar de clubleden elkaar sociaal omkaderen. Ik herinner mij goed dat we samen veel op stap gingen in de ‘zachtere’ studentenmaanden, maar dat we – eenmaal we aan de blokperiodes kwamen – elkaar ondersteunden om veel te studeren.”
“Studentenclubs waren mijn echte en waardevolle sociale media, geen Facebook vrienden, maar cafétoogvrienden. Ik heb heel mijn leven kunnen rekenen op mijn studentenvrienden. Het netwerk dat ik in mijn studententijd opgebouwd heb, heeft ook goed geholpen in de realisatie van mijn non-professioneel levenswerk, de vzw Kinderkankerfonds.”
U woont en werkt al een tijd niet meer in West-Vlaanderen. Welke stukjes van u zijn nog West-Vlaams?
“Ik heb altijd sterke banden behouden met West-Vlaanderen en West-Vlamingen. Ik heb gedurende tientallen jaren vooral overdag, maar ook heel veel ‘s nachts hard gewerkt in Gent.Maar ik ben ook vaak in West-Vlaanderen geweest en heb er zelfs gewoond. Mijn familiebanden zijn bijvoorbeeld allemaal West-Vlaams. Mijn pa is 96 jaar en woont nog steeds in ons ouderlijk thuis in Deerlijk. Ik kom er minstens twee keer in week. Ook alle andere familieleden wonen in West-Vlaanderen.”
“Eind de jaren ’90 heb ik mijn grote liefde Ingrid (ook een West-Vlaamse) leren kennen, en zijn we in onze nieuwe relatie gestapt. Mijn vrouw is van Torhout en we hebben meer dan 15 jaar in Torhout gewoond. Mijn twee zonen hebben dan ook een West-Vlaamse jeugd beleefd. Nu wonen we in de mooie Scheldestreek van Dikkelvenne. Ik heb daarnaast nog steeds een zeer goeie band met mijn vrienden uit Deerlijk. Ik ga nog wekelijks wandelen met vijf vrienden die met mij samen in de kleuterklas van Deerlijk gezeten hebben, aan de grens van West-Vlaanderen (de Kluisberg). De sterke band met West-Vlaanderen werd nog eens bekrachtigd in 2013 door de benoeming van mijn Ridderschap van ‘t Manneke uit de Mane.”
U heeft Gent als stad zien groeien en evolueren. Ten goede volgens u?
“Inderdaad, ik ben eind de jaren ’60 in Gent komen wonen. Eerst als student op kot en later als kinderarts in opleiding. Wat ik mij goed herinner is dat het centrum van de stad enkele oude mooie gebouwen en hoeken had, maar dat die gebouwen nog niet goed gerestaureerd en geïntegreerd waren in een aangename binnenstad. In de daaropvolgende decennia is de binnenstad van Gent uitgegroeid tot een sublieme binnenstad. Dat was ook de periode waarin president Francois Mitterand van Frankrijk zei dat de stad Gent tot Europa’s best bewaarde geheimen behoorde. Bovenop het mooie uitzicht van de binnenstad, kwamen dan ook nog eens de schitterende evenementen, zoals de Gentse feesten, het Festival van Vlaanderen, Chambres d’Amis en OdeGand. Ook de sfeer van het studentenleven in de stad, met momenteel meer dan 70.000 studenten, zorgen voor die meerwaarde.”
In uw carrière heeft u honderden schrijnende verhalen van dichtbij meegemaakt, soms ook met een fatale afloop. Hoe ga je daarmee om?
“Ik heb in mijn loopbaan inderdaad heel veel kinderen met kanker in behandeling genomen. Meeer dan 3.000 zijn het er. Toen ik startte in dit beroep waren de genezingskansen maar 30-40%. Gelukkig kunnen we steeds meer kinderen genezen en zijn deze kansen gestegen naar meer dan 80%. Het betekent wel dat ik meer dan 2.500 kinderen heb kunnen helpen om te genezen, maar helaas heb ik ook meerdere honderden kinderen weten sterven aan hun ziekte.”
“Wat bijzonder hevig en zwaar is aan ons beroep, is dat we de kinderen en de gezinnen door een zeer moeilijke behandeling moeten sturen om de genezing te kunnen halen. En daarenboven kunnen we de kinderen niet altijd genezen. De behandeling is bovendien geen korte periode, maar strekt zich meestal uit over vele maanden en soms zelfs jaren. Dat maakt dat we de kinderen en de gezinnen zeer goed en van heel dichtbij leren kennen. Het is trouwens die dichte band en medebeleving die mij steeds sterk geëngageerd heeft om de kinderen intens te begeleiden en te ondersteunen.”
Jullie hebben niet alleen ingezet op louter de behandeling alleen.
“We hebben inderdaad niet alleen veel aandacht gehad voor de zorg in het ziekenhuis, maar ook voor de ontspanning in het ziekenhuis en ook voor de zorg thuis. Met ons project Koester hebben we die ‘transmurale zorg’ stevig neergezet. En ook de leuke ontspanningsmomenten voor de kinderen zoals een zomerkamp, ado-weekends, familiedag, enz… hebben een duidelijke ondersteuning geboden. Deze extrazorg- en extrasteunmogelijkheden zijn er vooral in de jaren ’80 en ’90 gekomen, door onze vzw Kinderkankerfonds. Dat was dan een stevige start van het tegengif tegen de ellende. Het hielp zeker om de knop voor de kinderen en de gezinnen om te draaien, maar ook mijn eigen verwerkingsknop werd daarmee omgedraaid. Gelukkig stonden we daar ook nooit alleen voor en konden we met een sterk team hun behandeling en begeleiding aanpakken.”
Officieel bent u met emiritaat. Vertaalt zich dat in meer vrije tijd? En zo ja, hoe vult u die in?
“Het grootste deel van mijn ‘vrije tijd’ gaat naar mijn non-professioneel levenswerk, namelijk naar de vereniging die ik in 1988 opgericht heb: de vzw Kinderkankerfonds. Ik blijf mij inzetten om het leven van kinderen met kanker zo aangenaam mogelijk te maken. Maar ik blijf uiteraard ook mijn medische expertise inzetten voor de patintjes en de ex-patiënten van UZGent . Ook mijn wetenschappelijk engagement voor kinderkanker is nog behoorlijk. Daarnaast gaat mijn échte vrije tijd vooral naar mijn familie en vrienden. Ik ben pas laat vader geworden en probeer veel tijd voor m’n gezin vrij te maken. Mijn zonen zijn intussen tieners (12 en 17 jaar).”
Heeft u nog een groot doel dat u wilt bereiken?
“Het grote doel blijft dat alle kinderen met kanker zouden genezen. Maar ik weet al lang dat dit moeilijk realiseerbaar is. We hebben al succesvol gewerkt, maar de weg naar de grote droom ligt nog steeds open. De leefregel van Willem van Oranje (Het is niet nodig te hopen om te ondernemen, noch te slagen om te volharden), heeft mij altijd hard aangesproken en gesteund in de realiteit van mijn levenswerk.”
(FV)
www.kinderkankerfonds.be p>
KW Kaapt Gent
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier