Stefaan Ryckoort is voorzitter van Supportersclub 68: “Voetbal is een volksfeest, geen oorlog”

Stefaan Ryckoort met een foto van zijn overleden schoonvader, die de supportersclub in het jaar 1968 uit de grond heeft gestampt. © CLL
Christophe Lefebvre
Christophe Lefebvre Medewerker KW

Een statige woning, een doodnormale job, een uit de kluiten gewassen gezin en het arendsoog dat het doen en laten van de kinderen nauwlettend observeert. Markenaar Stefaan Ryckoort (45) lijkt op het schoolvoorbeeld van een doodnormale man totdat men over lavendel begint. “Toen ik die zag groeien in de tuin, haalde ik meteen de spade erbij. Geen ‘mauve in mijne hof’, we hebben iets anders geplant.”

De wortels van Stefaan Ryckoort lopen tot diep onder de Markse grond. “We wonen hier op een paar 100 meter van mijn ouderlijk huis en onze woning is eigenlijk het huis van mijn grootouders geweest. Een paar 100 vierkante meter Ryckoort in Marke dus”, lacht Stefaan. Het leven van de goedlachse Markenaar kent heel wat raakvlakken met die van het gros van de West-Vlamingen. “In het dagelijkse leven ben ik aan de slag als planner voor de technische ploegen bij de NMBS. Ik zorg ervoor dat het onderhoud en dergelijke van de treinen gesmeerd loopt. Ik heb een technisch diploma en ben zo bij het spoorbedrijf terecht gekomen. Na de uren ga ik graag lopen om fit te blijven en ondertussen gaat mijn partner zelfs mee met mij. Op zich kun je ons bijna een gemiddeld Vlaams gezin noemen. Werken, ontspannen en familie! Een situatie die je bij heel wat mensen terug gaat vinden.”

Bier, beats en Brugge

Toch blijkt de sociale aanleg van Stefaan nog steeds een drijfveer te zijn, zowel privé als professioneel. “Ik heb eigenlijk mijn brevet van treinbegeleider op zak. Dat is altijd mijn doel geweest, om op de trein tussen de mensen te kunnen zijn. Je ziet iedere dag nieuwe gezichten, je raakt er aan de praat met mensen die je anders nooit tegen het lijf zou lopen en geen twee dagen zijn gelijk. Er is helaas nog altijd een nijpend personeelstekort bij de spoorwegen en dus is een functie als treinbegeleider nog niet voor meteen. Pas op, daarmee wil ik niet zeggen dat ik mijn huidige job niet graag doe. Maar ik ben en blijf nu eenmaal een volkse mens. Wat ik aan menselijk contact mis op de werkvloer kan ik dan weer goed maken met de 3 B’s.”

De 3 B’s, de aanzet is gegeven om te spreken over de grootste passie van Stefaan. “Bier, beats en Brugge”, klinkt het met gebalde vuist. “Ik ben de voorzitter van Supportersclub 68, de oudste supportersclub van het land van Club Brugge. Het is mijn overleden schoonvader die de club in het jaar 1968 uit de grond heeft gestampt, dus is mijn trotse gevoel dubbel zo groot wetende dat ik in zijn voetsporen kan treden. We zijn misschien niet de grootste supportersclub van het land, maar we zijn zonder twijfel een van de actiefste. Ieder weekend zijn we op pad en omdat we graag een pintje drinken, vertrekken we steevast met de bus. De bedoeling is dat we plezier maken en niet dat we verongelukken natuurlijk. Het is meestal op de bus, tijdens de heenreis, dat het feest al losbarst. De jonge garde brengt een blue-tooth speaker mee en lanceert nummer na nummer, de oudere garde geniet volop en laat zich meeslepen op de beats. De 3 B’s zorgen ervoor dat we een grote familie zijn.”

Trots dat ik als voorzitter in de voetsporen van mijn overleden schoonvader kan treden

Een familie bij het voetbal, maar wat denkt de familie op het thuisfront van het uiterst actieve sociale leven van Stefaan? “Weet je, het is net doordat ik een pracht van een vrouw heb leren kennen dat alles op dergelijke manier is kunnen groeien.” Met een verliefde fonkel in de ogen kijkt Stefaan in de richting van zijn levenspartner. “Van thuis uit ben ik altijd wel een voetballiefhebber geweest. Mijn broer en mijn vader waren Club Brugge-supporters dus je pikt dat op die manier op. Eenmaal het huis uit komen de verantwoordelijkheden op je af. Werk, inkomen, verplichtingen en uiteindelijk stond de voetbalvlam op een lager pitje. Toen ik voor het eerst bij mijn schoonfamilie terechtkwam, bleek al snel dat dit oersupporters van Blauw-Zwart waren. De vlam werd opnieuw aangewakkerd, ik vernieuwde mijn abonnement en het is alleen maar blijven groeien. Ik heb mijn familie thuis en er is de familie van de supportersclub, maar beiden zijn blauw-zwart gekleurd.”

Geen streepje paars

De voorliefde voor blauw en zwart beperkt zich niet alleen tot voetbalshirts en bijhorende sjaals, maar kent eveneens een veel huiselijker karakter. “Je gaat merken dat je hier bijna niets gaat vinden met een mauve kleur”, grapt Stefaan. “Geen decoratie, geen bloempotten of bestek dat iets van paarse invloeden heeft. Zelfs wanneer je door mijn kleerkast gaan snuisteren, zul je merken dat ik niets heb waar ook maar een streepje paarse kleur in zit verwerkt. Brugge tegenover Anderlecht, dat is nog altijd speciaal, dus toon ik ook thuis mijn trouw aan FCB.”

Dat Stefaan een onvoorwaardelijke Club Brugge-supporter is, mocht ook zijn tuin al aan den lijve ondervinden. “Toen we begonnen met de aanleg van onze tuin, onze kleine groene oase, had ik geen idee wat er allemaal werd gezaaid en geplant. ‘Hier gaan we lavendel zetten’, vertelden ze me en ik stelde me daar niet echt vragen bij. Toen ik plots merkte dat de plantjes boven de grond kwamen en die een paarse kleur hadden. Ik heb meteen mijn spade erbij genomen. We konden hier toch maar moeilijk paarse plantjes in onze hof zetten? We moesten daar wat anders zaaien. Eender wat, zolang het maar geen paarse kleur had.”

Relativeren

Hoewel de liefde voor Club Brugge voorop staat, blijft Stefaan een ding steevast doen. “Relativeren, we moeten blijven relativeren.” Als voorzitter van een supportersclub geeft hij die boodschap ook mee aan alle leden. “Natuurlijk zijn we allemaal vurige supporters en in het heetst van de strijd roepen we allemaal wel eens iets dat niet erg mooi is. Maar eenmaal de wedstrijd is afgelopen, is het dan ook dat: afgelopen. Hooliganisme en drankmisbruik worden in onze club niet geaccepteerd. Op onze bussen zitten ook vaak kinderen die van het voetbalfeest willen genieten. Geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om hen bloot te stellen aan idioot en gewelddadig gedrag. Op de werkvloer hebben we een hevige supporter van Anderlecht. Toen we hen vorige week een stevige pandoering hadden verkocht, liep ik op wolken de maandag en vanzelfsprekend gaf ik die collega nu en dan eens een kleine prik. Dat is leutig, maar het moet ook leutig blijven. Voetbal is en blijft een volksfeest, geen oorlog.”