Rockfotograaf Alex Vanhee: “Ik hou van de rust op het strand van Zeebrugge”
“Rock ‘n’ roll is king”, zong Jeff Lynne van Electric Light Orchestra in 1983 de hitparades in. Die levensattitude geldt ook voor Alex Vanhee. Als rockfotograaf dweilt de geboren Poperingenaar al ruim een kwarteeuw de concert- en festivalpodia af om deze of gene artiest, band of dj op fotopapier vast te leggen. Hierbij vat hij zoveel hij kan de emotie van het moment. Een flink aantal van die beelden vonden hun weg naar het prachtige fotoboek ‘Grote en kleine helden’. “Na al die jaren blijf ik mijn vak met dezelfde voldoening doen.”
Als tiener al was een hartstochtelijke muziekliefhebber in Alex Vanhee gevaren. Wekelijks kocht hij het Britse muziekblad New Musical Express om de nieuwste bands te ontdekken. Ook het glossy magazine The Face, dat tevens aandacht schonk aan film, mode en beeldende kunst, consumeerde hij.
Het zette Vanhee ertoe aan om eerst grafische vormgeving te studeren aan het HIGRO in Gent en later avondschool fotografie aan Sint-Lucas, ook al in de Stroppenstad. Beroepshalve werkte hij toen al in de plaatselijke publiciteitssector, maar na zijn uren maakte hij foto’s. Voor zijn eindwerk ‘Big Dreams/Dream Big’ (een reeks over het playbackmilieu in ons land, red.), voor het personeelsblad van Securex en voor de opbouw van een eigen portfolio.
Met jouw eindwerk heb je wel wat deuren geopend?
“In mijn eindwerk zette ik het contrast tussen de Soundmixpodia en de Vlaamse huiskamers in de verf, daarmee stapte ik naar De Morgen en dat dagblad heeft dit meteen gepubliceerd: een spread in de cultuurbijlage Café des Arts. Ze merkten dat ik ook concertfotografie beoefende en zo ben ik in het wereldje van de muziekfotografie gerold, hoewel het aanvankelijk mijn bedoeling niet was. In die begindagen sprong ik dan ook af en toe in om het zogenaamde harde nieuws te coveren als er een gebrek was aan een fotograaf.”
Je nam met andere woorden meteen het volle pakket voor jouw rekening?
“Het was een bijzonder hectische tijd, want als fotograaf werkte ik nog analoog. Nadat ik thuisgekomen was van het concert, moest ik mijn filmpjes nog ontwikkelen. Ik maakte prints en reed ‘s anderdaags tijdens mijn middagpauze naar de redactie in Brussel om die af te geven. Gevolg: ik sliep amper vier uur per nacht, iets wat op den duur niet langer houdbaar was. Zeven jaar na mijn debuut besloot ik dan ook om het erop te wagen en voltijds als freelancefotograaf aan de slag te gaan.”
Als freelancefotograaf zorgde je er wel mee voor dat rockbands een plaats kregen in de dagbladen.
“In die periode combineerde ik het coveren van rockconcerten met het portretteren van politici en schrijvers. Eind jaren ’80 werden rocksterren door de goegemeente nog aanzien als tuig van de richel. Bij de kwaliteitskranten schonk men er nauwelijks aandacht aan. Pas in de loop van de jaren ’90 keerde het tij en kregen topartiesten de status van celebrities. Dit verklaarde het succes van buitenlandse muziekbladen. Als je een degelijk journalistiek stuk wilde lezen en mooie foto’s wou zien, was je hierop aangewezen. Nu bestaan die bladen niet meer of louter nog op het web.”
“Pas in de loop van de jaren ’90 keerde het tij en kregen topartiesten de status van celebrities. Dit verklaarde het succes van buitenlandse muziekbladen”
“In die periode was rock een uitgesproken vorm van rockcultuur. Als ik vandaag naar Vorst Nationaal ga, staan drie generaties naar dezelfde artiest te kijken. Als fotograaf heb je vandaag letterlijk en figuurlijk minder ruimte om die sterren in beeld te brengen. Meestal mag je slechts gedurende de eerste drie songs fotograferen, maar Beyoncé heb ik ooit nog achteraan in het Sportpaleis in Antwerpen gekiekt en ik mocht alleen gedurende de eerste 30 seconden van het eerste nummer mijn gang gaan. Vandaag is het nog erger, want zij en haar management dulden helemaal geen fotografen meer. Als krant ben je dan aangewezen op wat een fotoagentschap je aanbiedt…”
Na omzwervingen bij De Morgen, Bonanza en Focus Knack werk je al meer dan 20 jaar voltijds als freelancer voor verschillende binnen- en buitenlandse kranten en magazine. Maar nu, meer dan ooit, zijn de onlineplatformen koning te rijk. Websites zorgen ervoor dat jij het verhaal van een act kan vertellen. Wat is het verschil tussen print en online, en hoe ga je ermee om?
“Tijdens het analoge tijdperk heb ik ooit het allereerste concert van Channel Zero op Rock Torhout gekiekt. Toen ik mijn negatieven bekeek, viel me op dat ik op 40 minuten 12 of 14 beelden had gefotografeerd. In het digitale tijdperk vandaag is zoiets ondenkbaar. Nu kun je erop los klikken, vroeger moest je spaarzaam omgaan met je filmrolletjes. Door dat digitale tijdperk hoef je ook niet langer urenlang in touw te zijn met het maken van prints in je donkere kamer.”
“Digitaal heeft ook de overschakeling van zwart-wit naar kleur bewerkstelligd en daar had ik aanvankelijk moeite mee. Een vrouw die een rode blouse draagt, kun je moeilijk voor een rode muur plaatsen. In het zwart-wittijdperk speelde dit geen rol. De introductie van kleur heeft me ook parten gespeeld bij het bepalen van de belichting .”
Met de toename aan websites is het aantal (hobby)fotografen in de frontstage toch sterk toegenomen?
“Dit brengt weliswaar een gezonde competitie met zich mee, want iedereen maakt andere beelden. Ik kijk dan ook vaak hoe mijn concullega’s het ervan afgebracht hebben. (lacht)Ik bereid me vandaag ook beter voor dan vroeger. Voor een concert surf ik naar YouTube en tik ik 2018 in plus de naam van de act die ik moet fotograferen. Op die manier kan ik achterhalen hoe een band zich presenteert. Daar kan ik de posities voor mijn shoots frontstage op instellen. Een beetje truken van de foor.” (lacht)
“Ook als ik er niets meer mee zou verdienen, zou ik blijven fotograferen”
“Door de toename van het aantal fotografen is wel het moeilijker om te overleven, maar ik blijf mijn vak met dezelfde voldoening doen. Ik kijk immers graag naar de wereld. Daarom doe ik nu ook straatfotografie. Als ik eens een middag niets om handen heb, trek ik erop uit. Ook als ik er niets meer mee zou verdienen, zou ik blijven fotograferen.”
Hoe zou je de specifieke ‘touch’ in jouw fotografie typeren?
“Naar aanleiding van de tentoonstelling bij mijn boek ‘Grote en kleine helden’ die van half april tot en met begin september in het stadhuis van Poperinge liep, schreef er iemand op mijn Facebookpagina: “Ik ben naar de exposities van jou en die van Anton Corbijn gaan kijken en ik vond dat er in die van jou meer emotie stak.” Zelf vond ik dat te veel eer, maar toch probeer ik om – Bart Peeters opperde dit ooit – geen sterren maar mensen te fotograferen.”
“Als ik een portret ga maken van een muzikant regisseer ik weinig. Ik werk immers niet met modellen. Meestal heb ik drie beelden in mijn hoofd en probeer ik daarnaartoe te werken. Ik fotografeer liever met podiumlicht dan met zonlicht. Daarom ook verkies ik liever zaalconcerten dan festivals, ook omdat je als fotograaf, met al die podia vandaag, vaak niet meer weet wie je nu ook alweer op de eerste dag van pakweg Pukkelpop op beeld hebt vastgelegd. Dat is een vorm van bandwerk geworden.”
Ben je soms ‘starstruck’ of erg geïmponeerd?
“Het heeft me vier jaar geduurd voor ik Nick Cave voor mijn lens kon krijgen. Hij gaf mij 10 minuten. Toegegeven: ik was behoorlijk zenuwachtig. Niet alleen is hij een halve meter groter, hij testte mij ook. Nadat ik had uitgelegd wat ik in gedachten had, keek hij me een aantal seconden recht in de ogen. Pas daarna zei hij “Okay“.” (lacht)
“Wat mij al vaak opgevallen is, is de verlegenheid van artiesten. De eerste keer dat ik David Byrne – voor mij een icoon, zeker door zijn werk met Talking Heads – portretteerde, gaf hij me bij onze ontmoeting een flauw handje, met zijn hoofd naar beneden hangend. Toen dacht ik: man, jij bent wel David Byrne. Gelukkig staat hij er wel op een podium. Dan wordt hij net een ander mens.”
En dan heb je die fantastische foto van Florence Welsh…
“Toen ze in de Vooruit concerteerde, moest ik een portret maken van Florence van Florence and The Machine. Het was in de tijd toen ze met haar eerste cd net doorgebroken was. Enkele dagen tevoren kwam iemand die ze goed kende te overlijden. In die dagen werd ‘De Rode Loper’ op Eén nog uitgezonden. Na een intieme vraag begon Florence te flippen, waarna ze er vandoor ging met tranen in haar ogen. Een uur later stond ze op podium en was er van dat incident niets meer te zien.”
“Mede daarom heb ik de foto met haar breekbare blik in mijn boek opgenomen: om aan te geven dat artiesten ook maar mensen zijn die van alles meemaken. De ware groten – waar zij ondertussen ook toe behoort – weten hun privéleven van hun performances te scheiden en gaan er steeds voor. The show must go on.”
Zijn er artiesten met wie je door de jaren heen een hechte band ontwikkeld hebt?
“Thé Lau en Bram Vermeulen heb ik allebei goed gekend. Twee doden. Door portretten te maken, vroegen ze me naderhand om promowerk voor hen te doen. Van de levende artiesten kan ik me erg goed vinden met Arno. Ik ben opgegroeid met TC Matic. Mede door die groep werd hij een muzikale held voor mij. De eerste keer dat ik hem mocht fotograferen, was ik nerveus. 25 jaar later belt hij me op met de vraag of ik de jongste tijd nog een tof bandje heb gezien.” (lacht) (SVV)
Het fotoboek ‘Grote en kleine helden’ kun je op www.alexvanhee.be aanschaffen voor 25 euro.
De Tips van Alex Vanhee p>
Lekker eten p>
“Sinds ik twee jaar geleden samen met mijn vrouw Geraldine naar Japan ben geweest, eten we thuis vaak oosters. Als we uit eten gaan, trekken we graag naar Dampierre, die een lekkere brasseriekeuken aanbiedt in Sint-Kruis. Van een heel andere soort is Sivalai Thai, een uitstekend restaurant in de Katelijnestraat. Om de veertien dagen breng ik op zondagnamiddag ook een bezoek aan Bar des Amis, het stamcafé van mijn schoonvader.” p>
Mooiste plekje p>
“Onze tuin grenst aan het natuurgebied de Gemene Weidebeek. Vroeger liep ik daar vaak, vandaag wandel ik er met onze hond. Nog interessanter vind ik het strand van Zeebrugge. Voor mijn job kom ik in aanraking met grote menigtes. Daarom heb ik zo graag de rust van die kuststrook. In de wintermaanden, maar ook tijdens de zomer, want de massa heeft het strand van Zeebrugge nog niet ontdekt.” p>
Reizen p>
“Bijna jaarlijks doen we Parijs aan. Voorts blijft Spanje mijn favoriete land in Europa. De grootste indruk heeft Japan op mij gelaten. Dat is zo’n bizar land, omdat bijna alles er anders is. Daardoor voel je je daadwerkelijk ook een beetje als in de film ‘Lost in Translation’. Vooreerst zijn de mensen er bijzonder vriendelijk. Roken mag je niet op straat, maar wel op restaurant en daar kun je achteloos je mobieltje op tafel leggen. Er wordt ginds immers niets gestolen. Japanners zijn zeer collectivistisch ingesteld, wat ik persoonlijk niet ben. Ik sta nogal op mijn individuele vrijheid. In januari trekken Geraldine en ik naar Cambodja en Vietnam.” p>
Shoppen p>
“Ik schaf alles tweedehands aan. Ethisch kan ik moeilijk iets kopen in een grote keten, omdat er meestal bloed aan hun handen kleeft. Bewust kopen is in mijn geval ook prijsbewust en wel bij Oxfam Wereldwinkel, Think Twice en de Kringwinkel.” p>
“Voorts gaan Geraldine en ik graag winkelen in RaanAsia, de Aziatische supermarkt aan de Oostendse Steenweg, bij Bakkerij Matthys in de Schoolstraat die brood maakt op basis van eigen meelmengsels en bij Willy en Jenny Verrecas, de old skool viswinkel in de Astridlaan.” p>
Interview
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier