Robert Vermoortele: “Marke wordt op alle vlakken tekortgedaan door Kortrijk”

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Kurt Vandemaele trekt door de straten van Kortrijk en stelt aan de voorbijgangers één vraag: “wie ziej gie?”. Een vraag die velen onder ons zo vaak zouden willen stellen. De antwoorden krijg je hier te zien in de videoreeks ‘De Kortrijkzaan’. Leer de mensen uit je buurt kennen. Vandaag: Robert Vermoortele.

Robert Vermoortele interviewen is als het oplossen van een rebus. Met de snelheid van een ratelend machinegeweer spuwt hij zinnen over je uit, die hij nooit afmaakt. Onderwijl springt hij met ijzingwekkende salto’s van de hak op de tak en terug en schatert onophoudelijk om zijn eigen uitspraken die je als toehoorder nog aan het ontcijferen bent. Het rare is dat hij eigenlijk best een boeiend verteller is. Je hangt aan zijn lippen, uit vrees in het ongewisse te pletter te storten. We zijn gezeten op het terras van een café op de markt waar we bediend worden door een vrouw die ons uitsluitend in het Frans kan aanspreken.

Het is een schande dat ze geen Vlaams spreekt“, pruttelt Robert. “Allez zeg, op de markt van Kortrijk.” Grappig genoeg heet het café ‘Allo Allo’, genoemd wellicht naar de gelijknamige serie waarin de hoofdrolspelers voor Fransen moesten doorgaan, maar Engels praatten. Als dat museum van de Vlaamse identiteit ooit in Kortrijk komt, moet de Franssprekende Kortrijkzaan van weleer daar ook een plaatsje krijgen. De Vlaamse zaak is Robert niet vreemd. “Ik heb nog gevochten voor Leuven-Vlaams,” zegt hij. “En ik heb er serieus voor opgedraaid.” Dat verhaal zal hij straks afmaken. Eerst verklapt hij dat hij eigenlijk van aan zee is. “Blankenberge en Brugge,” verduidelijkt hij op een manier die het niet veel klaarder maakt. En hij doet het verhaal. “Mijn ouders hadden een horecazaak in Blankenberge. Ze hadden het zo druk dat de kinderen op internaat belandden in Brugge. Geen gewoon internaat. In feite was het een weeshuis. Ik was een jaar of vijf, zes. Ons vader kwam ons maar een keer om de maand halen.”

Geen trauma

Hij vertelt het met een lach op zijn gezicht. Terwijl het best een traumatisch verhaal lijkt. “Nee, zo heb ik het nooit ervaren,” zegt Robert. “Ik heb daar nooit onder geleden. Ik was zelf maar een scheut hoog, maar als er nieuwe kindjes aankwamen, was ik de eerste om ze te troosten. Ik ben in mijn leven altijd voor de zwakkeren en de benadeelden blijven opkomen. Soms tot mijn eigen schade en schande. Ten tijde van Leuven Vlaams was er een betoging in Brugge, waar alle scholen aan deelnamen. In mei ’68. Ik zat aan de vakschool in de Boeveriestraat en wij mochten van onze directie niet in de protestmars meestappen. Ge moet weten, in die tijd waren dat nog priesters in soutane.”

Zeker in de zomer kom ik niet graag aan de kust. Dan stinkt het er

“Die dag heb ik tijdens de speeltijd de studieprefect vastgegrepen op de koer. De knopen van zijn soutane scheurden open. Ik weet niet meer wat eronder zat. Enkele andere jongens zwaaiden de poort open en iedereen stroomde naar buiten en stapte mee in de stoet. Drie dagen later mocht mijn vader bij de directeur komen en kreeg hij te horen: uw zoon is niet meer welkom in deze school. Mijn vader was streng: ‘Als dat zo zit met jou, ventje, mag je gaan werken.’ Gevolg: ik heb het zonder diploma moeten doen. Ik heb me ingezet voor de goeie zaak en heb ervoor opgedraaid. Niet dat het me spijt. Want ik heb eerlijk gezegd een mooie jeugd gehad. Maar zo kwam het dat ik op mijn 17 jaar hier in Kortrijk aan de slag mocht.”

De kust stinkt

Toenmalig minister van Openbare Werken Jos De Saeger wierf massaal mensen aan, want er werden overal autosnelwegen aangelegd. Het examen was een formaliteit. In het begin kwam ik met een boemeltreintje naar Kortrijk. Maar gelukkig vond ik snel logement bij een bakker in Rollegem die geen kinderen had. Daar ben ik zo goed opgevangen dat ik hier in de streek ben blijven hangen. In Brugge was ik in de Chiro en toen ik hier bleef wonen, ben ik naar de Chiro in Don Bosco overgestapt. En zo heb ik mijn vrouw leren kennen die bij de Chiro in Marke was. Intussen zijn we 48 jaar samen.”

Tegenwoordig zijn er alleen nog -eurs: ingenieurs, controleurs én… profiteurs

“En met de jaren ben ik een alsmaar ferventere Markenaar geworden. Ik ga nog zelden terug naar zee. Ook al leeft mijn moeder er nog. Ze is 91. Zeker in de zomer kom ik niet graag aan de kust. Dan stinkt het er: Ambre Solaire, oliebollen, frietkoten, weet ik veel, hamburgers. En al die appartementen, dat is toch niet mooi om op te kijken. Hoewel, in Kortrijk is het van hetzelfde. Op alle mooie plekken poten ze appartementsgebouwen neer. En niet voor de gewone mensen. Nee, als we er even tussenuit knijpen is het naar Geraardsbergen. Daar hebben we al jaren een stacaravan.”

Profiteurs

Robert is intussen al enkele jaren met pensioen. “Al van toen ik 61 was. Maar ik had een volledige loopbaan van 45 jaar achter de rug. Voor één en dezelfde broodheer, openbare werken. Eén job, veel ministers en veel directeurs. Ik ben altijd de rebel geweest op mijn werk. Ook syndicalist geweest. Altijd voor de kleine man. Maar die is er niet meer. Tegenwoordig zijn er alleen nog -eurs: ingenieurs, controleurs én… profiteurs. Ik heb het zien veranderen. Ik heb mijn werk altijd graag gedaan. Ze mochten me altijd bellen. Als er zout moest gestrooid worden, dan was ik ‘s nachts vaak van de partij.”

“Naast mijn werk en mijn gezin heb ik me altijd ingezet voor de gemeente. Ik ben zot van Marke. Ik ben altijd bezig geweest met het verenigingsleven. Ik zat in de cultuurraad. Maar Marke wordt op alle vlakken tekortgedaan door Kortrijk. Vroeger hadden we Humorologie, we hebben Spinrag gehad. Maar ze pakken ons alles af. Kortrijk legt meer en meer regels op en trekt alles naar zich toe. Het OC Marke is gedegradeerd tot een meldpunt. Alles moet naar Kortrijk. Maar ga daar in de week naar het theater en alles is gesloten als je na een voorstelling buitenkomt. Het hele centrum is dood.”

De liefde voor Marke

Ik blijf Marke een geweldige gemeente vinden. Het blijft een heel groene gemeente, ook al is het jammer dat er nu gebouwen achter het OC gaan komen. En Vandewiele rukt ook verder op. Je weet toch dat Vandewiele nu bijna de hele Rekkemstraat heeft opgekocht? De gebouwen waar nu nog de dienst Volksgezondheid zit en ook het depot van de vuilniswagens, alles wordt met de grond gelijkgemaakt en die hele zone wordt ook industriegebied. Links van de Rekkemstraat is woongebied, rechts van de Rekkemstraat is het Vandewiele-gebied. Tot aan het natuurgebied. En toch blijft Marke een redelijk rustig dorp.”

Het is niet simpel om als buitenstaander in Marke aanvaard te worden

“We hebben nog twee cafeetjes die serieus draaien: Het Schuttershof en nu ook de Loco. Nieuwe uitbaters die afgezakt zijn uit Lauwe en er een heel goed draaiende zaak van gemaakt hebben. Het zijn wel twee mannen, maar ze zijn direct geapprecieerd geweest. Terwijl het niet simpel is om als buitenstaander in Marke aanvaard te worden. Toen ik me begin de jaren zeventig met de cultuur ging moeien, zeiden ze: gij moet zwijgen, want ge zijt een aangespoelde. Dat durfden ze zeggen in Marke. En toch heb ik het een en het ander kunnen bereiken in Marke. Als lid van de Werkgroep Verkeer heb ik helpen ijveren voor de dorpskernvernieuwing. Zonde dat Markeplaats 15 jaar na de heraanleg alweer een ruïne geworden is. Goed wel dat nu eindelijk eens werk gemaakt wordt van de verkeerssituatie aan de Prinse. Ik zou het hele centrum van Marke nog graag zone 30 zien worden. Ik blijf me engageren. Ook al heb ik de laatste jaren veel energie gestoken in de strijd tegen de kankers die mijn lijf teisterden. Dat is zo’n aanval op je leven. En toch blijf ik gaan. Mijn vrouw en ik engageren ons ook als vrijwilligers in het rusthuis, zij in Marke, ik op de Pottelberg. Ik heb tijd te kort. Ik hoop dat ik nog lang kan leven. Ik zou mijn acht kleinkinderen nog wat willen zien opgroeien. En hopelijk kan ik helpen om om Marke nog beter te maken.”