Op de Mercator met pionier borstkliniek Kristien Paridaens: “Ook al heb je kanker, je mag de hoop niet opgeven”

Zorgconsulent senologie Kristien Paridaens: “Het belangrijkste is een luisterend oor te bieden.” © Davy Coghe
Hannes Hosten

De Stichting tegen Kanker bestaat 100 jaar en riep een ‘Team Hope’ in het leven, met daarin hulpverleners die de patiënten hoop geven. Een van de ambassadeurs is Kristien Paridaens (53), zorgconsulent senologie in het AZ Oostende. Kristien was de eerste borstverpleegkundige in Vlaanderen en is een pionier van de borstkliniek in Oostende. “Ik begeleid patiënten door hun hele behandeling en bouw een hechte band op met hen. Zo krijg ik de kans om mensen te ontdekken.”

“Mijn zoon is wachtsofficier bij de marine”, vertelt Kristien bij aankomst. “Ik zal hem zeker laten weten dat ik op de Mercator in de kajuit van de commandant heb gezeten voor dit interview. Het was ons een raadsel waarom hij voor de studies nautische wetenschappen naar de Hogere Zeevaartschool in Antwerpen wilde, want het maritieme zit niet in de familie. Oostende vind ik wel een boeiende stad. Vissers zijn open mensen, die zeggen waar het op aankomt. Ik heb ook in Brugge gewerkt, maar in het ziekenhuis in Oostende komt een heel ander publiek over de vloer. De gelaagdheid van de samenleving zie je hier veel meer dan in Brugge.”

Wou jij van kinds af verpleegster worden?

“Ooit tekende ik in een poëziealbum een verpleegster, dus blijkbaar wel. Mijn mama was ook verpleegkundige, maar ik heb haar dat nooit weten doen. In mijn kindertijd was ze al gestopt.”

Koos je bewust voor oncologie of rol je daar toevallig in?

“Tijdens mijn studies liep ik stage op een oncologieafdeling. Dat was een heel toffe stage en ik had het gevoel iets te kunnen doen voor de mensen. Toch kwam ik eerder toevallig in de borstkliniek terecht. Ik leerde mijn man kennen tijdens mijn studies. Hij is opgegroeid in Bredene. Ik verhuisde met hem naar de kuststreek en startte mijn loopbaan op de afdeling algemene heelkunde in het toenmalige H.-Hartziekenhuis in Oostende. Na de fusie van het H. Hart en het Sint-Jozefsziekenhuis tot AZ Damiaan stapte ik over haar het Sint-Lucasziekenhuis in Brugge, waar ik coördinator van de borstkliniek werd. Dat was toen een primeur.”

Hoezo?

“De borstklinieken waren geïnspireerd op de breast care nurses in het Verenigd Koninkrijk. Het gaat niet zozeer over één plaats, maar over een samenwerking tussen alle disciplines die met borstaandoeningen te maken hebben. Vooral borstkanker, maar ook goedaardige aandoeningen aan de borst. Borstkankerpatiënten komen met heel wat disciplines in aanraking: radiologie, nucleaire geneeskunde, een operatie of eerst chemo, een borstreconstructie… Er was nood aan mensen die de hele zorg coördineren. Later zijn ook andere ziekenhuizen daarin gevolgd.”

Hoe zag je de behandeling van borstkanker evolueren?

“Vandaag is het de best geneesbare kanker, zeker als je er vroeg bij bent. Maar er zijn verschillende types en er kwamen enorm veel soorten medicatie bij. De behandeling is meer en meer een individueel traject geworden. Borstkanker is veel beter te behandelen, maar het is wel veel complexer geworden. En ook al komt het meestal goed, de behandeling is zeker niet te onderschatten. Veel patiënten ondervinden nog lang de gevolgen. Het is niet altijd makkelijk om naar het dagelijks leven terug te keren.”

Wat is jouw taak daarin?

“Als verpleegkundig consulent geef ik de patiënten heel veel uitleg over wat ze kunnen verwachten. De drempel om vragen te stellen is lager bij een verpleegkundige dan bij een arts. Ik zorg er dan ook voor dat ik vlot bereikbaar ben, per mail en telefonisch, en geef snel antwoord. Het belangrijkste is om empathisch te zijn en een luisterend oor te bieden. Borstkanker krijgen is zó erg voor het zelfbeeld. Gelukkig zijn er ook psychologen om te ondersteunen. Veel hangt af van de steun die de vrouwen thuis krijgen. Velen zijn eenzaam en moeten de ziekte alleen dragen. Dat maakt het natuurlijk veel zwaarder.”

Komt borstkanker nu meer voor dan vroeger?

“Ja, en we weten niet precies hoe dat komt. Toen ik startte, kreeg één op de twaalf vrouwen borstkanker, nu is dat één op acht. Uiteraard heeft de hogere levensverwachting ermee te maken. De screening in België – tweejaarlijks voor vrouwen van 50 tot 69 jaar – werkt heel goed en zorgt ervoor dat we er dikwijls vroeg bij zijn. Maar het blijft een uitdaging om zoveel mogelijk mensen te overtuigen om zich te laten screenen. Gemiddeld gaat in West-Vlaanderen 64,4 procent op de uitnodiging in, maar Oostende en Bredene scoren lager dan het gemiddelde. Onder andere bij mensen van buitenlandse origine ligt het soms moeilijk, omdat er bij hen een taboe rust op borstkanker of gewoon omdat ze de brief niet begrijpen. We werken onder meer samen met de gezondheidsambassadeurs van de multiculturele organisatie FMDO (Federatie voor Mondiale en Democratische Organisaties, red.) om de boodschap in hun gemeenschap te brengen.”

Je wordt nu ambassadeur van het Team Hope van de Stichting tegen Kanker. Hoe kwam dat?

“De Stichting heeft het gevraagd, wellicht omdat ik al zo lang op de afdeling werk en er intussen een bekend gezicht ben. In heel België zijn er 35 ambassadeurs, zowel artsen als onderzoekers en andere hulpverleners. Ik vind het een hele eer en heb onmiddellijk ja gezegd. Ik zie het ook als een verdienste voor het hele team dat zich dagdagelijks inzet voor mensen met kanker. Onze opdracht in dit jubileumjaar is om regelmatig te gaan spreken over ons werk en daarbij een boodschap van hoop te geven. Ook al heb je kanker, je mag de hoop niet opgeven.”

Wat motiveert jou om deze job al zo vele jaren uit te oefenen?

“Omdat je de patiënten een langere periode volgt, bouw je goede banden met hen op en kan je veel voor hen doen. Je leert hen en hun naasten beter kennen. Mijn werk geeft me kansen om mensen te ontdekken. Je praat ook over andere dingen dan de ziekte. Humor is belangrijk, ook al heb je kanker. Op onze afdeling vloeien tranen van verdriet, maar ook van geluk. Bij een goede boodschap, of als een behandeling met goed resultaat kan worden afgesloten. Mensen onderschatten dat.”