Minder garnalen en meer exoten in Noordzee

Vrijdagvoormiddag vond een opleidingsmoment plaats voor de seawatchers op de Oosteroever in Oostende. © PETER MAENHOUDT
Redactie KW

De Belgische Noordzee ondervindt een “voortschrijdende beïnvloeding door de mens, met voorop de effecten van klimaatverandering”. Dat blijkt uit het burgerwetenschapsproject SeaWatch-B van het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ). Koudwatersoorten, zoals grijze garnalen, nemen in aantal af, terwijl warmwaterfauna, zoals de giftige kleine pieterman, de kleine hermietkreeft en bepaalde exoten juist talrijker worden.

Het VLIZ lanceerde SeaWatch-B in 2014. Een twintigtal burgers kreeg een opleiding en de nodige uitrusting om de toestand van de Noordzee vanop het strand te volgen, op vaste stukken gespreid over de volledige Belgische kustlijn. Door de gebruikte methodiek kunnen veranderingen door natuurlijke of menselijke invloeden worden opgespoord, klinkt het.

De Noordzee is de voorbije vijftig jaar met 1,7 graden Celsius opgewarmd, twee keer zo snel als het wereldgemiddelde voor oceanen en zeeën. “Dit uit zich in allerlei verschuivingen in het voedselweb, met als belangrijkste het wegtrekken van koudwatersoorten en een toename aan dieren en planten afkomstig van de Atlantische Oceaan of zuidelijker”, zegt het VLIZ.

Dat tonen de data van SeaWatch-B over de periode 2014-2018 ook aan. In vergelijking met studies van twintig jaar geleden blijkt dat er vijf keer minder Noordzeegarnalen voorkomen in de branding op de Belgische kust. In 1996-1997 werd een jaardichtheid van 190 exemplaren per 100 vierkante meter waargenomen, tegenover gemiddeld 36 exemplaren per 100 vierkante meter in 2014-2018. Ook andere koudwatersoorten hebben het moeilijk.

Daartegenover staat bijvoorbeeld dat de kleine pieterman (giftige warmwatervis) tot zeven keer meer voorkomt in de branding. Waar de jaardichtheid ruim twintig jaar geleden nog gemiddeld 0,09 exemplaren per 100 vierkante meter bedroeg, liggen de jaargemiddelden voor 2014-2018 tussen de 0,15 en 0,67. Ook de toename van de kleine hermietkreeft, het langer verblijven van jonge pladijs in het strandwater (tot december in plaats van oktober) en de vestiging van de Amerikaanse ribkwal (voornamelijk in de herfst en winter) wijzen volgens het VLIZ op een algemene verschuiving. De exotische ribkwal werd pas in 2007 voor het eerst waargenomen in België, in de haven van Zeebrugge.

Kleine heremietskreeft.
Kleine heremietskreeft.© VLIZ

Hoewel hij er dus op achteruitgaat, blijft de grijze garnaal volgens de bevindingen van SeaWatch-B wel de meest voorkomende soort in de branding, voor de zeedruif (ribkwal) en de kleine hermietkreeft. De gewone zwemkrab en de strandkrab vervolledigen de top vijf.

(BELGA)

ILVO: “Garnalen doen het wèl goed”

Intussen nuanceert het ILVO, het Vlaams Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek, de cijfers van het VLIZ. “Specifiek voor garnaal tonen de lange tijdsreeksen geen dalende trend“, zegt het ILVO. Hoofd visserijonderzoek Hans Polet: “Er is wellicht een nuance aan te brengen in het recente nieuws dat er vijf keer minder garnaal wordt gevonden. De dataverzameling op het strand, die VLIZ laat uitvoeren met burgerwaarnemers, is een nieuwe manier om cijfers te verzamelen en kan in toenemende mate een rol spelen in de studie van het leven in zee. Het is een interessant extra stuk van de puzzel. Maar voor de studie van garnaal en klimaat kunnen andere cijfers, uit de wetenschappelijke surveys en de visserijaanvoer, meegenomen worden.”

ILVO ziet voor het garnaalbestand over de hele Noordzee geen probleem. “We zien dat de bevissing van garnaal vrij intens is, maar het bestand lijkt het te verdragen. Daarenboven heeft de garnaalsector in de Noordzee zichzelf sedert vorig jaar vangstbeperkingen opgelegd, om duurzaam te vissen. Van zodra de vangstgrootte per uur vissen onder een bepaalde drempel valt, wordt het vissen voor enkele dagen stilgelegd.”

De aanvoer van garnaal is de jongste 20 jaar gemiddeld ook behoorlijk hoog. In vergelijking met de jaren ’90 is de jaarlijkse hoeveelheid vrijwel verdubbeld. 2018 was een absoluut superjaar. “Een van de redenen is dat de kabeljauw – de grootste predator van garnaal – grotendeels verdwenen is uit het zuidelijk deel van de Noordzee, wat waarschijnlijk samenhangt met het klimaat.

Els Torreele van het ILVO: “Garnaal zit overal voor onze kust, en vrij overvloedig. We kunnen wel bevestigen dat er in onze jaarlijkse metingen sinds 1970 een lichte opschuifbeweging is van de dichtste concentratiegebiedjes van garnaal. De garnaal had vroeger zijn grootste concentratiepunten ter hoogte van De Panne en Nieuwpoort en is nu iets meer richting noorden verhuisd, met een concentratieplek ter hoogte van Zeebrugge en Knokke.”

Garnaal is een snel kwekende en kortlevende soort met twee reproductiecycli per jaar en een soort die erg fluctueert, afhankelijk van bepaalde weersomstandigheden in het broedseizoen, aanwezigheid van predatoren… Korte wetenschappelijke observatieperiodes kunnen daarom een onvolledig of vertekend beeld opleveren.” (HH)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier