Luc Verbeke: “Het kan morgen gedaan zijn, dus pluk de dag”

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Luc Verbeke is zijn naam, zegt hij. Hij woont in de Vlaanderenstraat in Heule. Tenminste, zijn voordeur staat in Heule. “Als ik mijn garage uitrij, kom ik in Kortrijk terecht. Ik ben een gespleten geval,” zegt hij. En dat blijkt al snel. Luc kan van doodernstig naar doodleuk gaan in een fractie van een seconde, merk ik al vlug. Wanneer hij iets later zegt: “Ik heb het steenstof met de paplepel meegekregen,” weet ik dat ik met deze gesprekspartner gebeiteld zit.

Op de vraag wat hij doet om den brode, antwoordt hij dat hij een zaak runt in marmer- en beeldhouwwerken. Terwijl hij het zegt, doemt in mijn hoofd een reclamebord op dat ik in mijn kinderjaren altijd zag staan in de Kortrijkstraat in Heule, toen ik er voorbij wandelde in korte broek. ‘Marmer-en natuursteen Verbeke’ stond erop, vertel ik hem. “Daar is mijn atelier nog altijd. Dat paneel is intussen wat actueler geworden. Vroeger had ik een firma die keukenbladen, badkamerbekleding, trappen en alles en nog wat vervaardigde dat met marmer te maken heeft, maar ik ben intussen 62 en ik heb nu een eenmanszaak die zich toelegt op restauratie en beeldhouwen.”

Slangenkop

We staan in de hoek van het Vandaleplein tegen de Sint-Maartenskerk en hij draait zich om naar het oude graf dat daar op een sokkel in een nis is opgesteld. “Kijk, dit is iets wat ik bijvoorbeeld graag onder handen zou nemen. Je kan de letters niet meer lezen, die zijn helemaal afgesleten. Ik zou daar afwasbaar kleur kunnen opzetten om te zien wat er nog leesbaar is en ik zou hier en daar een beetje bij kunnen kappen. Met een fijn beiteltje. Kijk,” zegt hij, en hij wijst naar de rand van het graf. “Daar zit een serieuze barst in. Dat zou eigenlijk eens aangepakt moeten worden. Om te beginnen met een epoxylijm, dat het water er niet blijft insijpelen. Want laat dit nog enkele jaren zo staan en er springen brokken van af. Die zwarte knop aan de bovenkant, dat moet ooit een slangenkop geweest zijn. Dat begint met een klein barstje, dat verder scheurt en opeens springt er een brok van af.” Met zijn hand vormt hij een kuipje alsof die slangenkop erin ligt. “Misschien ligt die kop daar nog ergens achter. Zonde natuurlijk. Zoiets moet bewaard blijven. Maar zie je, daarom de combinatie van restauratiewerk en beeldhouwen. Indien nodig kan ik een nieuwe kop kappen voor zo’n slang.”

Luc is van opleiding bouwkundig ingenieur. Maar het was al vlug duidelijk dat hij in de firma zou stappen. Marmerwerken Verbeke bestaat al sinds 1888. “Het is me nooit opgedrongen geweest, ik had de vrije keuze, maar ik ben enorm blij dat ik in de sector gebleven ben. Omdat steen ook blijft… Ja, af en toe moet het wel gerestaureerd worden,” gniffelt hij.

En hij vertelt over hoe hij zich meer en meer op zijn eigen werk begint te concentreren. “Geometrisch werk. En ook een beetje design. Vroeger heb ik nog figuratief gewerk. Maar dat doe ik niet meer zo graag. Een buste kan nog wel, maar dan moet het een mooie zijn,” buldert hij. Binnenkort trekt hij naar Carrara om daar te werken. “Voor marmer kan je nergens beter zijn,” zegt hij. “We huren daar een atelier af in een ruimte die de grootte heeft van het Vandaleplein. In het midden ligt er een hele hoop marmer en aan de zijkanten zijn er overal afdaken. Want het kan daar ook wel eens regenen. Of je kunt er schuilen tegen de zon. Op diezelfde plek zitten er nog tal van andere beeldhouwers uit alle mogelijke landen. Op de duur is dat een familie. Het is er heel leuk werken.. Je zit er echt aan de voet van de marmerbergen. Daarboven wordt het echt Carrara ontgonnen. En honderd meter verder heb je de zee, waar je in de zomer even kunt gaan plonzen om het stof van je af te spoelen. Het is al 2000 jaar dat daar marmer wordt ontgonnen. Het is echt het Mekka van het marmer.

Terwijl we het over de geschiedenis hebben, pols ik toch even of er ook een vijfde generatie van Marmerwerken Verbeke komt. Ik zie de twijfel op Luc zijn gezicht. “Mijn zoon is wel geïnteresseerd, maar hij heeft goed gestudeerd en heeft voor een meer bureaucratische job gekozen. Misschien dat hij als een laatbloeier nog in de zaak rolt,” zegt hij. En voegt er dan aan toe, “like a Rolling Stone“. Waarop hij weer begint te bulderen als was hij zelf een rollende steen. Luc heeft ook nog een dochter. Zij woont in Lissabon. “Ik kan haar geen ongelijk geven. Het is een mooie stad. De liefde heeft er haar naartoe gebracht. Ik weet niet of haar toekomst daar ligt. Dat zullen we moeten zien.”

Feestgemeente

Zijn eigen toekomst ziet hij in de beeldhouwkunst. “Ik wil er mijn fulltime-job van maken. Niets anders meer doen,” zegt hij. “En zeilen ook. Ik ben een zeiler. Zalig is dat. Je overgeven aan de natuurelementen, de zee en de wind. Soms huur ik een yacht en trek er dan met vrienden op uit. Ik zou graag eens de hele Middellandse zee afvaren. Voor zes maanden. Ja, dat staat op mijn bucketlijst. Je vervuilt niet als je zeilt en je komt op plaatsen waar je anders niet geraakt. En tussendoor drink je eens een glas met de maten. Nee, niet als we aan het zeilen zijn, dan zijn we nuchter.”

En Luc laat uitschijnen dat hij op andere momenten wel eens een stapje in de wereld durft te zetten. “Als je van Heule bent, moet je een beetje levensgenieter zijn, of je hoort er niet meer bij.” De Tinekesgemeente wordt niet toevallig de feestgemeente van Kortrijk genoemd. “Het is een bruisende gemeente,” beaamt Luc. “Als alles in Kortrijk dicht is, trek dan naar Heule. Het zal er gegarandeerd nog volop ambiance zijn.”

Maar het gaat dieper zegt hij. Je voelt dat mensen er zich op allerlei manieren verenigin om meer uit de gemeente en uit zichzelf te halen. Zo maakt Luc zelf deel uit van de Beeldenaars. Een organisatie die van Heule naast een feestdorp ook een beeldendorp wil maken. “We zijn in juli begonnen met het José Vermeersch-plein. Pol Vermeersch, die ook deel uitmaakt van de Beeldenaars, heeft samen met de familie twee bronzen beelden van zijn vader aan de stad geschonken. En de bedoeling is dat er effenaan beelden bij komen te staan in Heule.”

Een beeld voor Rigo

Van Luc zelf is er ook werk te zien in zijn gemeente, zegt hij. En er verschijnt een lichte glimlach op zijn lippen. “Bij mij thuis,” zegt hij dan en begint te schateren. Om vervolgens zijn armen uiteen te gooien. Een gebaar waarmee hij aangeeft dat hij geen leugen heeft verteld. “Misschien moet ik eens een beeld van me meegeven met een vriendin in New York. Dan kan ik ook zeggen dat er werk van mij in New York staat.” Een gespleten geval als hij is, gaat hij opeens weer van grol naar gewichtigheid En zijn gezicht valt weer in een ernstige plooi. “Rigo Meersman was ook lid van De Beeldenaars.” En hij vertelt over het onverwachtse overlijden van de bekende Heulenaar, in april. “Heel jammer dat Rigo gestorven is. Zo’n figuur. Hij is onvervangbaar. Ik heb hem goed gekend. Ik ben nu bezig met zijn grafzerk te maken. Dat is iets wat ik niet vaak doe. Maar voor hem wel. Ik ga in Carrara ook een ornament maken voor op zijn graf. In wit marmer. Ik zeg het, ik doe dat niet vaak, maar voor een goeie vriend maak ik graag een uitzondering. Zijn dood was echt confronterend. Opeens stel je je de vraag: hoelang heb ik nog te leven? Het kan morgen gedaan zijn hé. Dus carpe diem. Pluk de dag. Vandaar, nu het nog kan, beeldhouwen, reizen en zeilen. En ooit, een beeld van mij in Heule.”