Klaus Verscheure over expo ‘Geweld en Mededogen’: “Mega Mindy is een van de leukste dingen die ik deed”
Momenteel loopt in de Sint-Maartenskerk in Kortrijk de tentoonstelling ‘Geweld en Mededogen’, een realisatie van curator Klaus Verscheure. Centraal staat een beklijvende video-installatie van hem. Een kunstwerk waarin je niet meteen de regisseur zal herkennen van series als ‘Familie’, ‘Wittekerke’, ‘Mega Mindy’ en ‘Aspe’. Maar de Bissegemnaar is een man die alles kan.
“Als het van mij afhangt, ben ik eerst en vooral kunstenaar”, zegt Klaus in zijn oude pastoriewoning in Pottes, net over de taalgrens, waar hij en zijn vrouw Kathy Holvoet zes jaar wonen. “Regisseren, dat doe je. Kunstenaar, dat ben je. Werk je voor de tv, dan heb je een doelpubliek in het achterhoofd. Bij mijn kunst is dat niet zo. Daar gaat het om een verhaal dat in mij zit en dat eruit moet. Ik maak het voor mezelf. Je hoopt natuurlijk ook dat het gezien wordt, maar je maakt het niet voor het publiek.”
Gestopt door ‘Aspe’
Tegenwoordig werkt hij niet meer voor tv. Terwijl hij jaren achter de camera stond van populaire series die niet het product van een kunstenaar leken. “Ik heb lang Familie geregisseerd. Tv maken op zich vond ik gewoon heel leuk. Er werd wel eens smalend gedaan over de producties waarvoor ik aan de slag was, maar mij ging het vooral om de sfeer. Dat was zo bij Familie en ook bij Wittekerke. Allemaal geweldige mensen om mee te werken. Mega Mindy ook. Je kan daarvan denken wat je wil, maar ik vind dat nog altijd een van de allerleukste dingen die ik heb gedaan. Eigenlijk ben ik door Aspe gestopt met televisie maken. Het product Aspe was best oké, de acteurs waren fijne mensen, maar de technische ploeg zat vol personen met wie ik niet meer wou werken. Toen heb ik gezegd: het hoeft niet meer, ik maak geen tv meer. Ik kon me dat veroorloven omdat we met ons productiehuis Danse la pluie volop bezig waren met video- en audio-installaties voor het In Flanders Fields Museum. Sindsdien zijn we ons volledig gaan focussen op werk voor musea en tentoonstellingen.”
Zo komt het wellicht dat er in Black is a color, een boek gewijd aan het werk van Verscheure, ook een brief te lezen valt van Piet Chielens, tot voor kort directeur van In Flanders Fields: ‘Ik weet begot niet waar je de tijd en de energie haalt om zoveel werk te maken: reeksen portretten, reeksen landschappen, bergen, bomen, scènes van geweld en misdaad’, luidt het. Chielens verwijst daar in eerste instantie naar Verscheures schilderijen. Als schilder heeft hij een eigenzinnige en zeer fascinerende stijl. Zijn video-installaties lijken dan weer bewegende versies van zijn schilderijen. En hoewel hij zichzelf als ‘een vrolijk man’ beschrijft – ‘ik draag zeker de last van de wereld niet op mijn schouders’, zegt hij – draait al zijn kunst rond geweld. Die kunst is vaak te zien in galerijen en musea over de hele wereld. En zou wellicht nog meer weerklank hebben, mocht hij er zich compleet op toeleggen.
Gruwel in de kerk
“Als ik alleen met mijn kunst bezig zou zijn, zou ik misschien te veel in de donkere krochten van mijn ziel afdalen. En mocht ik alleen filmpjes maken, zou ik ook voelen dat ik iets mis. Ik denk dat ik echt die twee werelden nodig heb.” Maar vanwaar de fascinatie voor geweld? Een vraag die hij eerder beantwoord heeft. Hij moet er niet over nadenken.
Geweld is dan wel de basis van al mijn werk, dat is niet per se wat de kijker moet zien
“Ik weet tot waar het terug te leiden is. Mijn ouders waren kookouders bij de KSA. Ik was nog te klein om mee te gaan op kamp. Ik denk dat ik in het derde kleuterklasje zat. Op een dag gingen mijn ouders op vraag van de proost de burcht van Godfried van Bouillon bezoeken. En ik mocht mee. De proost ontpopte er zich als gids en vertelde in de folterkamer dat je ondanks die hele dikke muren nergens kon ontkomen aan het geschreeuw van de mensen die er gefolterd werden. Die gedachte is altijd in mijn hoofd blijven hangen. Een jaar later was ik misdienaar in de kerk in Bissegem en het viel me op dat de bijna kitscherige kruisweg daar ook heel gruwelijk was. Je ziet wel meer van die bloederige taferelen in kerken. Ik vond dat op zich wel intrigerend. En ergens moet er een vreemde kronkel in mijn hoofd gezeten hebben die ervoor zorgde dat net dit element mijn werk is gaan overheersen. Uiteindelijk probeer je de dingen te begrijpen. Geweld kan ik nog altijd niet begrijpen. Terwijl ik ook wel voel dat iedereen tot geweld in staat is. Alleen zijn de meeste mensen rationeel genoeg om die drang te onderdrukken.”
Een tentoonstelling opgehangen aan geweld en mededogen, toepasselijker kon het niet zijn in deze tijden. “Helaas”, zegt Klaus, “maar er is gelukkig ook schoonheid te zien. Geweld is dan wel de basis van al mijn werk, dat is niet per se wat de kijker moet zien. Vroeger had ik nog de drang om dat geweld ook expliciet te tonen. Dat doe ik nu al jaren niet meer. Maar in de tijd dat het wel nog van het doek spatte, vroeg een curator op een tentoonstelling in New York me waar mijn werk voor mij dan over ging. En ik zei: ‘Het gaat over mededogen.’ Hij was even stil en zei toen: ‘Gaat niet alles over mededogen?’ In de werken die ik geselecteerd heb in de kerk, zie je geen geweld. Behalve in mijn video, ‘Kain & Abel’. Alle werken hebben iets moois. Je voelt de compassie.”
boeiend gesprek
Tot eind april zie je er naast zijn eigen video-installatie onder meer werk van Sofie Muller, Kendell Geers en Bilal Bahir. En op 31 maart gaat strafpleiter Jan Leysen er in gesprek met de Leuvense professor Bijbelwetenschappen Hans Ausloos. Een gesprek dat gemodereerd wordt door Friedl Lesage. “Ik denk dat dit een heel boeiende gespreksavond kan zijn. Jan is een gelovig iemand, maar de laatste jaren is zijn geloof serieus aan het wankelen. Zelf begrijp ik niet hoe iemand kan geloven in de grote oppermachten. Maar Jan is een heel goeie vriend. Ik heb respect voor ieders overtuigingen. Jan heeft een grote kennis van de bijbel, maar komt als jurist in aanraking met heel veel geweld. Terwijl de bijbel eigenlijk een bron van geweld is. Fascinerend hoe extreem gewelddadig het daar aan toegaat. En die twee mannen gaan vanuit hun beroepsdomein in gesprek met elkaar.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier