Huisregisseur Guido Strypsteen is trots op 100 jaar Brugse Toneelkring Excelsior: “Als ik mijn voeten op dat podium zet, herleef ik”
‘Een BV van op TV’, de komedie die Toneelkring Excelsior vijf keer speelde in de eerste twee weken van oktober in CC De Dijk, is veel meer dan zomaar het tot nu laatst vertoonde stuk van het amateurgezelschap en huisregisseur Guido Strypsteen. Het was precies 100 jaar geleden dat Excelsior voor het eerst een toneelstuk opvoerde. “We bestaan honderd jaar, maar dragen nog niet de titel van Koninklijk. We moeten daar dringend verandering in brengen”, lacht Guido Strypsteen. Op vrijdag 27 oktober wordt de eeuweling uitgebreid gevierd vanaf 19 uur in het Tempelhof in Sint-Pieters.
Guido Strypsteen is geen one trick pony, want de voorbije decennia gaf hij kleur aan zowel Revuegezelschap Zonnestraal als aan Toneelkring Excelsior Brugge. Van kindsbeen af was Strypsteen gebeten door de theatermicrobe. Met zijn kameraden speelde hij in de Westmeers op straat.
Hoe herinner je je die tijden, Guido?
“Op gezette tijden streek er een Vlaamse kermis neer. Mijn grootvader speelde accordeon en mijn vader deed mee in die kermis. In die periode, eind jaren ’50, ontvouwde het gewone leven zich nog op straat. Als kinderen vonden wij zoiets buitengewoon en speelden louter voor de lol ook wel eens toneel. Dit gebeurde in de garage van Angèle Clyncke, waar ook een kar vol met groenten stond. Haar man Josef legde er een paar planken op en op die manier creëerden we ons eigen podium. Eddy en Jacky Monballieu (die later mijn decormannen werden), Ivan Clyncke, Marina Van de Backer en ikzelf voerden toneelstukjes op. Zelfs pastoor Tuttens kwam kijken. Het was een tijd waar ik vandaag met nostalgische gevoelens op terugblik. Van eenzaamheid was er toen geen sprake. De mensen leefden dicht bij elkaar.”
“Toen mijn tijd op de schoolbanken erop zat, ging ik bij de firma Inslegers aan de slag als chauffagist. Na mijn legerdienst werkte ik er nog een jaar, maar daarna werd ik kelner in ‘t Schrijverke, een afspanning op het Guido Gezelleplein.”
Je hebt jarenlang twee jobs uitgeoefend. Je was postbode én cafébaas. Hoe ging dat in zijn werk?
“Eerst was ik postbode in Mariakerke bij Gent, daarna in zowel Sint-Kruis als Assebroek. Samen 37 jaar lang. Op een bepaald moment deed zich een unieke opportuniteit voor. Begin jaren ’70 kreeg ik de kans om café ‘t Molentje over te nemen van Norbert Somers, de voormalige Belgische bokskampioen. ‘t Molentje was gelegen op de hoek van de Houthulststraat en de Leopold II-laan. Vanaf toen combineerde ik twee jobs. Nadat mijn uren bij de post erop zaten, hielp ik mee in het café dat mede door mijn voormalige echtgenote uitgebaat werd. Onze eerste klant, Omertje Eneman, hadden we ‘s morgens om kwart voor zes, de laatsten gingen rond één uur ‘s nachts naar huis. Het was een echt volkscafé, van het soort zoals je er vandaag nog nauwelijks hebt.”
“Met Excelsior repeteren we thans in De Kalvarieberg, gelegen in de Sint-Clarastraat. Dat café doet nog denken aan de tijd van weleer. Achteraf bekeken heeft de invoering van de btw heel wat schade aan het caféleven toegebracht. Vandaag kijk ik er met enige weemoed op terug. Het was een geestige tijd. Behalve een spaarkas hadden we twee voetbalploegen die in competitie uitkwamen, een biljartvereniging én een kaartersclub voor doofstommen.”
In 1975 werd Revuegezelschap Zonnestraal boven de doopvont gehouden. Staan de begindagen je nog bij?
“Op zekere dag kwam er iemand in ‘t Molentje binnen die mij erop wees dat André en Willy Vandenbossche, Hendrik Degryse en Raymond Verbrugghe plannen koesterden om opnieuw toneel te spelen. Hij vroeg of ik niet geïnteresseerd was om met hen rond de tafel te gaan zitten. Ik had daar wel oren naar en trok de maandag erop naar de parochiezaal van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Groeninge. Raymond kwam met het idee om een bonte avond in te richten voor de parochie. Omdat ik een café uitbaatte, hield ik aanvankelijk de boot af, maar uiteindelijk ging ik toch overstag. Raymond en André besloten om in hun pen te klimmen en iets op papier te zetten. Dit resulteerde in de KWB Showtrein. Plots waren er plannen om een heus amateurtheatergezelschap in de steigers te zetten. We zochten ook een makkelijk te onthouden naam. Door het venster van de ruimte waar we zaten, kwam de zon piepen en dit inspireerde mij om ons De Zonnestraal te noemen. Pas in het vierde jaar dat we optraden, hebben we die naam omgebogen tot Revuegezelschap Zonnestraal. In de beginjaren hebben we zelfs sprookjes gemaakt zoals ‘Kabouter Mankepoot’. Dat laatste sprookje sloeg geweldig aan, want we werden op tal van plaatsen gevraagd om het op te voeren. Ons podium bestond uit lege bakken bier die dicht bij elkaar stonden.”
“Met ‘Kabouter Mankepoot’ werden we erkend door Sabam. Na twee jaar optreden in de parochiezaal van Groeninge verhuisden we voor één jaar naar zaal Patria. Vanaf 1979 werd zaal Strijdershuis vier jaar lang onze thuisbasis. Sinds 1983 hebben we onze vaste stek in cultureel centrum De Dijk.”
Opvallend bij Revuegezelschap Zonnestraal: mannen kruipen in de huid van dames en spelen vrouwenrollen. Hoe is dit gegroeid?
“Bij de start dienden zich niet onmiddellijk vrouwelijke spelers aan, maar Raymond bedacht een creatieve oplossing. Hij deed mij het voorstel om samen met hem in damesschoenen te stappen. Raymond had al snel een naam voor zijn personage: Euzenie. Mijn bobonne die in de Westmeers woonde, heette Idalie. Een voornaam van toen de vogels nog spraken. Ik maakte er Alida van en had meteen ook een voornaam.”
“Het sprookje van Kabouter Mankepoot in de beginjaren sloeg geweldig aan”
“In geen tijd werden Medard (rol van André Vandenbossche) en ik bekende namen in het wereldje. Door de dialogen in het Brugse dialect die ik hen als tekstschrijver in de mond legde, speelden we in op de volkse humor die bij bredere lagen van de bevolking gesmaakt werd. Twee jaar geleden namen André en ik als spelers afscheid van Zonnestraal, maar vorige maand vierde ik mijn comeback op de planken.”
Vanwaar die plotse terugkeer naar het podium?
“Het kriebelde te veel. Als ik mijn voeten op dat podium zet, herleef ik. Dan houdt de wereld op te bestaan. Daarom wil ik verder doen zolang ik kan.”
Zowat een kwarteeuw geleden volgde je Etienne Mommerency op als huisregisseur van Toneelkring Excelsior Brugge. Hoe was je binnenkomst bij die eeuweling?
“In 1918 werden de voorstellingen van het eerste toneelstuk opgevoerd in café Vlissinghe. Dat was het officiële startschot, maar er was een korte voorgeschiedenis. In 1916 speelden ze al, maar dan onder de naam De Ontwaking.”
“Als ik de tekst van een toneelstuk gelezen heb, is het net alsof ik het een beetje voor mij zie voltrekken. Dan ben ik ook meteen bezig met de rolverdeling. Als de repetities van start gaan en ik merk dat de spelers naar elkaar toegroeien, leef ik helemaal op. Voor een opvoering in De Dijk neem ik wel eens in de zaal plaats. Helemaal alleen, omringd door stilte en rust. In gedachten zie ik de acteurs spelen. Van zodra de voorstelling begint, hang ik – bij wijze van spreken – dikwijls in de gordijnen. Zo betrokken ben ik. Dan wil ik door niemand gestoord worden. Als ik dan het publiek hoor lachen, vervult mij dit van trots: ik heb ze mee, denk ik dan. Mijn zoon Mario, die ondertussen zeven toneelstukken voor Excelsior geschreven heeft, deelt dezelfde microbe. Hij heeft de appel, die niet ver van de boom gevallen is, opgegeten. Het grote voordeel van een eigen tekstschrijver is dat je je niet door tal van stukken van toneelauteurs moet zien te ploegen. Dat scheelt veel kostbare tijd.”
Hoe heb je toneelkring Excelsior de voorbije 23 jaar zien evolueren?
“Ik heb veel gloriemomenten met Excelsior meegemaakt, maar ook periodes dat het niveau een beetje zakte. Soms raken bepaalde spelers het wat beu. Het is dan aan mij om het opnieuw op te krikken en ze te motiveren. Het is ook altijd fijn als er zich nieuwe acteurs aanmelden.”
“Aan de Bonifaciusbrug verpoos ik altijd even aan het kleinste venster van Brugge. Ik geniet dan van de sfeer die er hangt”
“Ik vrees ook een beetje het moment dat ik afhaak. Dan zou het wel eens boeken toe kunnen zijn. Vandaar dat ik niet enkel regisseer, maar ook insta voor de decors en de kaartverkoop. Dat is een hele opdracht. Mijn dochter verloor de strijd tegen kanker. Ik niet, maar ik kamp nu wel met een herval. Ik ben fel vermagerd, maar geef de strijd niet op. Fysiek ga ik erop achteruit, maar geestelijk heb ik ze nog allemaal bij elkaar. Ik ben ook wat sneller vermoeid dan vroeger, maar ik pas mij aan die situatie aan. Ik heb ook geen andere keuze.”
Koester je nog een amateurtheaterdroom?
“Ik zou graag nog eens een mooi karakterstuk regisseren, maar je moet er de acteurs én het publiek voor hebben en dat is geen sinecure. De aanhang van Excelsior wil komische stukken, omdat ze daar vertrouwd mee zijn. Soms speel ik wel eens op verplaatsing en regisseer ik (tragi)komische stukken, ook buiten Brugge, maar ik zou het graag eens dicht bij huis doen. Toch ben ik fier als vijftig dat ik al zolang bij Excelsior mag regisseren. We bestaan honderd jaar, maar dragen nog niet eens de titel van Koninklijk. We moeten daar dringend verandering in brengen. Ken je iemand die ons kan helpen?” (lacht) (SVV)
DE TIPS VAN GUIDO p>
Lekker eten p>
“Mijn levenspartner Annemie Termont en ik doen niets liever dan uit eten gaan. Bij voorkeur gastronomisch. Daar kunnen we enorm van genieten. Onze favoriete adresjes? Laissez-Faire, aan de Scheepsdalelaan, en Sans Cravate in de Langestraat. Voor côte à l’os die op een heel bijzondere manier is klaargemaakt, verplaatsen we ons steevast naar L’Invité, een restaurant in de Smet de Naeyerlaan. Soms trekken we ook de grens over. Zo komen we heel graag in In den Wijngaard in Aardenburg, waar de buitenwereld nauwelijks tot je doordringt. Daar hebben ze een slakkenkwekerij die je in groep kunt bezoeken. De escargots die ze daar serveren, smelten in je mond.” p>
Mooiste plekje p>
“De eeuwenoud uitziende, maar uit het begin van de twintigste eeuw daterende Bonifaciusbrug die je op een zucht van het Arentshof aantreft. Als ik in de binnenstad verwijl en in de buurt van de Onze-Lieve-Vrouwekerk vertoef, ga ik elke keer aan het kleinste venster van Brugge verpozen. Ik geniet dan van de sfeer die er hangt. De toeristen die er flaneren, maar ook de straatmuzikanten. Het herinnert me aan mijn kindertijd.” p>
Reizen p>
“We hebben vroeger bijna heel Europa doorkruist. Door het klimmen der jaren is dit afgenomen en vandaag zit het er niet meer in. Als de weerberichten goed zijn, trekken we naar de kust. We nemen dan de hond mee en boeken een leuk hotelletje in De Haan, met name Escapade. Je kan er ook heerlijk eten. Zaakvoerster is Caroline Van Cleemput. Toeval of niet, zij speelde nog toneel bij de Scutelieden in Wenduine, een toneelgezelschap waar ik ondertussen al elf jaar regisseer.” p>
Shoppen p>
“Niet bepaald mijn favoriete bezigheid. (lacht) Ik ga pas winkelen als ik een nieuw hemd of een andere broek nodig heb en dan nog is het met veel tegenzin. Als ik naar het stadscentrum ga shoppen, doe ik dit bij voorkeur in mijn eentje. Dan duik ik een kledingzaak in, kies wat hemden en broeken, trek mij ermee terug in het pashokje en zorg ervoor dat ik mijn keuze zo spoedig mogelijk gemaakt heb.” p>
Interview
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier