10.000 stappen in Menen: “Hopen dat de stad van de eeuw hier straks verrijst”
What’s in a name? Het Engelse spreekwoord vraagt zich al langer af of een naam wel de lading dekt. Wellicht niet. In Lauwe is de sfeer verre van lauw, Menen is niet zo gemeen als velen menen te denken en Rekkem plakt zo dicht tegen de grens aan dat het niet rekbaar kan zijn. Maar dat de stad en zijn twee deelgemeenten toch nogal van elkaar verschillen, maken deze 10.000 stappen snel duidelijk.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Om de felle wind te ontvluchten, sla ik al snel de smallere steegjes in nadat ik in Lauwe op de Leiebrug mijn eerste stappen richting Menen heb gezet. Zo kom ik langs de Langekeerstraat in Opstal terecht, waar Betty Soete me verklapt dat ze eigenlijk Bertha heet. “Zoals mijn meter, maar ik heb dat altijd een lelijke naam gevonden.” Ze is 82, en nog altijd een echte, natuurlijke schoonheid. Haar lichtblauwe ogen fonkelen. “Ik probeer 4 keer per week 10.000 stappen te zetten. Als je niet in beweging blijft, ga je achteruit.”
De zachte glimlach waarmee ze die gedachte poneert, laat het lijken alsof zo’n afstand doodnormaal is voor iemand van haar leeftijd. “Ik heb goeie genen meegekregen. Thuis waren we met 15 en er zijn nog altijd maar 3 broers overleden. We blijven nog met 12 over. De jaarlijkse familiebijeenkomst was vorig jaar niet mogelijk, hopelijk lukt het dit jaar wel.” In deze tijden blijven ook haar kinderen zoveel mogelijk op afstand. Behalve die ene dochter zonder kinderen blijven de anderen uit voorzorg liever op afstand. “Ik ben graag alleen. Ik puzzel, lees en wandel”, zegt ze. En ze stapt verder.
Eenmaal in Lauwe, altijd in Lauwe
In de Zwingelstraat, op de hoek met de Brugstraat, trekt Michelle Hautekeete haar remmen dicht en stapt ze even van de fiets voor een praatje. Ze is 17, opgegroeid in Lauwe en dus inwoner van Menen. Al komt ze zelden in de stad. “Eigenlijk bijna nooit”, bekent ze. Ze neigt meer naar Wevelgem en Kortrijk. “Als men vraagt van waar ik ben, zeg ik Lauwe. En als ze vragen waar dat ligt, zeg ik: dicht bij Kortrijk .”
Daar zit ze ook aan het Rhizo, in de richting gezondheids- en welzijnswetenschappen. Net als haar moeder wil ze verpleegster worden. “Ik help graag mensen. Ik ben nogal sociaal”, zegt ze. De coronapandemie heeft haar toekomstplannen niet veranderd. “Er zijn meer dan ooit verpleegsters nodig”, zegt ze stellig. Maar eerst wil ze nog zolang mogelijk bij de chiro blijven, waar ze nu leidster is bij de Speelclub. Chiro, dat is voor haar sociaal contact, dat zijn vrienden die er altijd zullen zijn. “Je groeit samen op, je wordt samen leidster en vooral, je kunt er altijd terecht. Je leert er veel van elkaar.”
In de Lauwbergstraat hangt een uitvergrote foto uit 1969 tegen de gevel van de Select, de lokale supermarkt, waarop de toenmalige uitbaters in het gezelschap van een kameel staan afgebeeld. Intussen heeft men er zulke stunts al lang niet meer nodig om volk te lokken. “Als je mensen wil zien, moet je daar naartoe”, zegt een vrouw die zelf liever niet in de krant komt. “Sommigen gaan er met een winkelkar rondrijden, zonder dat ze iets moeten hebben, gewoon om nog eens een mens te zien of een praatje te kunnen slaan.”
Yasmine Donckels, verantwoordelijke in de supermarkt, beseft dat een bezoek aan de supermarkt in deze tijden voor sommigen een uitstap is. “Maar we staan er natuurlijk op dat de mensen afstand bewaren.” Als je Yasmine mag geloven, is Lauwe één grote vriendenbende. “Wie in Lauwe komt wonen, blijft in Lauwe. Er zijn heel weinig mensen die zich hier niet amuseren. En doordat iedereen het hier zo goed met elkaar kan vinden, draait ook de lokale handel uitstekend.”
Er zijn heel weinig mensen die zich hier niet amuseren
Zoals in het gros van de West-Vlaamse gemeenten is ook in Lauwe het centrum al danig verappartementiseerd . Gelukkig zijn nog niet alle cafés weggeveegd en staan er ook nog wat huizen uit de tijd dat gebouwen nog karakter mochten hebben. Je moet zelfs geen architectuurliefhebber zijn om het gebouw aan de Larstraat 10 een ommetje waard te achten.
Het dateert van 1897, maar het is vooral de experimentele baksteenarchitectuur waarmee in 1929 de gevel werd opgefrist dat het huis tot een beschermd monument heeft gemaakt. Iets verder lokt een gigantisch klein vogeltje, dat tegen een muur geschilderd staat, me de Striepewegel in. Een landweggetje verder, op de Kraaiveldwegel, ben je helemaal weg van de wereld. En zie je meteen Frankrijk liggen. Daar in de hoogte, dat is Halluin. Het Korte Wagenpad brengt me tot in de Priester Coulonstraat in Rekkem. Waar er een firma huist die duivenvoer produceert. Een beetje verder in de straat, kom ik een huisduif tegen, Griet Deprez.
Vuile grachten
“Ja, ik ben al mijn hele leven huismoeder. Ik had een graduaat handel op zak, maar na een korte stage van zes maanden wist ik dat het beroepsleven nooit iets voor mij zou zijn.” Ze bleef thuis. “En dat lukte. Het is kwestie van te zaaien naar de zak. We doen alles zelf. Mijn man heeft twee gouden handen. Hij kan alles maken en alles repareren.” Een droom van een kerel zo te horen. Iedereen zegt dat, “terwijl hij niet geaccepteerd was bij me thuis toen ik hem leerde kennen. Ik studeerde en hij niet meer… Achteraf hebben ze dan toch moeten toegeven dat hij van goud is.”
Griet is van origine van Otegem. Maar aanpassingsmoeilijkheden heeft ze nooit gehad. En bang is ze ook niet. “Grenscriminaliteit? Bij de buren naast ons, achter ons en voor ons is er al ingebroken. Maar bij ons niet. Wij hebben altijd een hond gehad. Alhoewel, hij is nu ook weg…” Ineens sluipt er wat weemoed in haar stem. “We hebben hem moeten laten inslapen de dag voor we ziek geworden zijn. We hebben allebei corona gehad. Mijn man heeft een week in het ziekenhuis gelegen. Hij moest zuurstof toegediend krijgen. Ik let nu wat op zijn voeding. Dat hij van zijn culinair gezwel af geraakt”, schatert ze. Zelf is Griet al 25 jaar vegetariër. En ze probeert haar ecologische voetafdruk te verkleinen. Een blik op al het afval in de gracht laat haar bloed koken. “Wie doet nu zoiets? Zijn die mensen niet opgevoed, of wat? Après nous le déluge , hé, zeggen ze. Als wij het maar goed hebben.”
Iets verder in diezelfde staat woont Luc Dufourmont. De zanger, acteur en columnist heeft voor het eerst in 35 jaar zijn haar kortgeknipt. Zijn befaamde staart is eraf. “Voor mijn acteerwerk. Ik speel een flik in Onder Vuur met Sam Louwyck. Ik moet hem de nor indraaien.” Luc Dufourmont houdt van zijn dorp. “Rekkem is een enclave van Menen. Dat heeft oud-burgemeester Bossuyt ooit gezegd: Ge rijdt daardoor en ge zijt het gepasseerd voor je het weet. Ik was toen heel beledigd. Maar we hebben het later goedgemaakt.”
Luc is fervent Rekkemnaar, maar een al even vurig Menenaar. “De fusie van de gemeenten vond ik een goeie zaak. Menen is goed bezig. Ik weet het, als je Menen intikt op het internet, stoot je op ramkraken en drugs. Maar journalisten doen geen research meer, de stad doet echt zijn best. Ik heb maar één probleem met Rekkem. De gemeente is één grote serviceflat aan het worden. Als je naar de Plaats gaat, is al wat vroeger winkel of café was nu appartement. Je weet wel, serviceflats. Misschien moet ik stoppen met klagen. Ik word 60 jaar in juni. Misschien moet ik zelf in zo’n flat aan de Leieboorden gaan wonen. Die gaan chiquer worden dan in Kortrijk. Dan kan ik met een bootje op mijn gemak eentje gaan drinken in Den Bras in Kortrijk.”
Het debiet aan woorden en grappen is zoals altijd bij Dufourmont dermate hoog dat geen pen, geen opnametoestel hem kan volgen. “Langs waar ga je naar Menen?”, vraagt hij. En nog voor er geantwoord wordt, geeft hij drie opties. Het wordt de derde. “Ter hoogte van de apotheek op de Plaats is er een zebrapad. Daar kan je tussen de twee gebouwen een wandelpaadje in. Ik kan er nog net tussen. Loop door en je komt op een straatje dat evenwijdig loopt met de grens. Ga daar naar rechts en met de nodige kronkels beland je vanzelf in Menen.”
Een fortuin in de grachten
Verrassing als tussen de arbeidershuisjes in de Murissonstraat plots de eerste Belgische kaswoning oprijst. Je weet wel, dat houten huis dat in een serre staat. Niet als een teer kasplantje, het is een opzichtig ding, een bezienswaardigheid. Helaas is de omgeving er voor de rest minder aantrekkelijk. Patsers snijden in het kronkelend weggetje het hoekje af en wanen zich in een autorally. Als lege blikjes ooit statiegeld opleveren, gaan ze misschien vertragen. In de grachten ligt hier een fortuin te rapen. De Moeskroenstraat hangt eerst in een zoetige walm van de koekjesfabriek Pidy die aan de overkant van de straat op Frans grondgebied ligt.
Voorbij de watertoren komt Guy Soenen net met de fiets van zijn werk. Waar hij de hele tijd met de wagen rijdt en aangepast vervoer verzorgt voor mensen die minder mobiel zijn. Of hij Nederlands spreekt? “Ja natuurlijk, ik ben een echte Barakkenaar”, zegt hij. Even ben ik verwonderd dat ik al in De Barakken ben. “Ja ja, ben je nog op je gemak?” Guy gniffelt. “Ja, dat heeft hier een slechte faam, hé. Onterecht. De leuze van Menen was vroeger Stad van leute en plezier . En die gemoedelijkheid zit er nog voor een deel in. De buurt hier is aangenaam. Mijn buren aan de ene kant zijn Marokkaans, aan de andere kant Vlaams en we leven allemaal samen.”
Maar hij is niet blind voor de problemen. “Ja, er is veel leegstand en als je louter Vlaams spreekt, zijn er veel winkels waar ze je niet meer verstaan.” Anderzijds merkt hij op: “Veel van mijn collega’s zijn allochtonen en zij doen hun best om te integreren en Nederlands te praten.” Ook het beleid doet zijn best, vindt hij. “Ze werken voortdurend aan vernieuwing.” De komende jaren zullen De Barakken en heel Menen gebukt gaan onder de grote Leiewerken. De Werf van de Eeuw wordt het genoemd. Hopen voor Menen dat de stad met zijn rijke geschiedenis daarna de stad van de eeuw wordt.
10.000 stappen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier