Hoofdredder Jonathan Devos: “Als een kind verdrinkt, dan blijft dat aan je plakken”

© Davy Coghe
Hannes Hosten

Jonathan Devos (33) is aan zijn zesde seizoen bezig als hoofdredder op het Oostendse strand. Altijd en overal houdt hij de veiligheid in de gaten, ook als hij gewoon met zijn vriendin op stap is. “Als je het risico niet meer ziet, word je nonchalant”, vindt hij. Nochtans begon Jonathan zijn job als redder door een weddenschap. “En nu is het een way of living geworden”, lacht hij.

Op een van zijn weinige vrije dagen in de zomervakantie maakt Jonathan tijd voor een gesprek op de Mercator. Al is de job nooit ver weg, zeker niet bij een veiligheidsfreak als hij. Uit zijn zakken diept hij drie gsm’s op. “Eén privé, want ik wil werk en privé gescheiden houden. Eén voor het werk en één in reserve. Soms krijgen wij meerdere oproepen tegelijk.”

Hoe goed ken je de Mercator?

“Ook al ben ik van Oostende, het is al van de lagere school geleden dat ik nog eens op de Mercator stond. Natuurlijk, je ziet hem altijd liggen als je Oostende in of uit rijdt. Zeker in de kerstperiode, met de lichtjes in de masten. Al van jongs af hebben boten een aantrekkingskracht op mij. Elk kind droomt er wel van om te gaan varen. Die drang ebde weg met ouder worden. In de zomer vaar ik wel nog eens uit met een reddingsboot. Goede vrienden van ons hebben ook een boot. Het is een van de beste vormen van ontspanning. Weg van het strand, weg van de kust. Op volle zee vergeet je alles.”

Hoe lang ben je al redder?

“Sinds mijn 18 jaar. Ik begon een jaar later dan ik eigenlijk mocht. Ik deed een vakantiejob die me in contact bracht met heel wat redders aan de hele kust: het demonstreren van vliegers op het strand. Ik ging een weddenschap aan over de stelling dat iedereen redder kan worden. Puur voor de eer, om te tonen dat ik het kon. Ik startte de opleiding in 2004 en in 2005 stond ik voor het eerst een zomer als redder op het strand. Sindsdien ben ik er helemaal aan verknocht. Voordien vertoefde ik ook al veel aan het strand. Met de familie hadden we een cabine in Mariakerke. Maar het is toch een beetje toevallig dat ik redder ben geworden. Het leven maakt soms rare kronkels.”

Hoe kijk je terug op de eerste jaren van je reddersloopbaan?

“We vormden een heel hechte groep, die heel veel plezier maakte, maar die de perfecte balans vond tussen ernst en ontspanning. Er wordt veel gezegd over de jeugd van tegenwoordig – ik reken mezelf nog altijd tot die groep – maar dan weet je niet welk engagement veel jongeren aangaan. Eigenlijk is de mentaliteit niet veranderd tegenover mijn beginperiode.”

Herinner je je jouw eerste ernstige reddingsactie?

“In 2006 redden we een drenkeling aan het Klein Strand, in 2008 is een kind verdronken op het Groot Strand. Dat was niet onze fout, maar je wordt ermee geconfronteerd en het verandert je visie op het redder zijn. Het is een deel van de job, maar je beseft het pas als het eens echt gebeurt. Dat zijn dingen die blijven plakken, ook al gebeurt het buiten de uren en buiten de bewaakte zone. Gelukkig heb ik tot nu toe nog geen andere zware zaken meegemaakt. Maar toch voel je je daar niet goed bij. Je vraagt je af hoe het vermeden kon worden.”

Ik herinner me elke reddingsactie tot in de details. Dat is een zegen, maar de vloek is dat ik niets vergeet

Altijd laait dan de discussie op over de inzet van redders.

(knikt) “Moeten we er meer staan, op andere uren, op andere plaatsen…? Er wordt een keuze gemaakt en we afficheren die heel duidelijk. De burger heeft de verantwoordelijkheid om zich daaraan te houden. Je kan geen 24 uren op 24 redders inzetten. Er zijn ook nachtelijke zwempartijen. Maar waar stopt het? Een racepiloot wil ook 200 km per uur rijden op de autosnelweg, maar er zijn nu eenmaal regels.”

En toch hakt het er in als er iets gebeurt.

“Mijn voorganger Gino Bintein zei altijd: er zijn bepaalde zaken die je zal blijven onthouden. Het is nu mijn 15de jaar als redder en ik onthou ze nog allemaal. Zolang je je bewust bent dat er iets kan gebeuren, zal je alles op alles zetten om te vermijden dat er iets gebeurt. Zodra je het niet meer als een risico ziet, zal je nonchalant worden. Het kan ten allen tijde, op elke post. We starten om 10.30 uur, maar we hebben al eens iemand uit het water gehaald om 10.20 uur. Redder ben je ook buiten de uren. Het zit in je om mensen in nood te helpen. Je kan die knop niet omdraaien.”

Ook in je privéleven?

“Ja. Ik deed dit jaar nog een reanimatie aan Petit Paris, niet op het strand en buiten de diensturen. Mijn vriendin hekelt dat een beetje, maar overal waar ik kom, ben ik bezig met die bewakingsopdracht. Ook op een feestje of op café. Als ik op een optreden zit in de Lotto Arena, is het eerste wat ik doe kijken waar de nooduitgangen zijn. Het is een permanente beroepsmisvorming. Maar het is niet slecht, hé, mensen helpen. En als we ergens naartoe gaan, spreken we altijd een plaats af waar we elkaar zullen zien, mochten we elkaar uit het oog verliezen. We rekenen veel te veel op onze gsm. Maar bij een calamiteit is het gsm-netwerk een van de eerste zaken die uitvalt.”

Wat als Jonathan lange tijd op reis zou gaan…?

Antarctica

“Of ik zou ingaan op je aanbod om op reis te gaan met de Mercator? Met een geschikte bemanning mee? Dan ben ik sowieso weg voor een jaar. Antarctica gaan bezoeken. Ver weg van de bewoonde wereld, dat trekt me heel erg aan. De leegte, de vlakte, de barre weersomstandigheden… Met een strandvakantie kan je me geen plezier doen. Ik ben er altijd bezig met mijn werk. Op reis gaan we graag naar Frankrijk, maar altijd naar het binnenland. Geef mij dan maar bergen en bossen. Ik deed ooit een half jaar vrijwillig aan natuuronderhoud in het Yosemite National Park in Californië. Dat vond ik echt het van het. Maar ik ben er niet gebleven, nee. Ik had hier een vriendin die op me wachtte.”

Grootmoeder

“Ik zou mijn grootmoeder meenemen op de reis. Ze is net 91 jaar en ik wil haar nog zo veel mogelijk levenservaringen laten beleven. Ik denk dat zij dat perfect zou zien zitten. Ze is nog heel goed van geest, en ook fysiek zou het zeker nog lukken. Mijn vriendin wil ik er natuurlijk ook bij. En mijn twee petekindjes van zeven en tien jaar. Ook voor hen moet dat een superervaring zijn.”

Lego

“Wat ik zeker zou meenemen, is een grote doos Lego. Ik koop nog elk jaar een paar speciale sets voor fans of sets met meer dan 3.000 of 4.000 blokjes. Soms ben ik daar acht, negen uur mee bezig. Het is een hobby die je weer oppikt als volwassene, omdat je dan de centen hebt. Als kind wil je altijd de grootste doos, maar moet je het doen met een kleintje of de middenmoot. Maar als volwassene koop je de doos die je wil. Ook op de boot kan ik me ermee bezighouden.”

Nieuwpoort

“Als ik na afloop niet meer in Oostende kan aanmeren, zou ik naar Nieuwpoort gaan. De westkust is toch nog iets meer onaangeroerd dan de oostkust. In Nieuwpoort is de laatste 15 jaar enorm veel gebeurd. En met toekomstvisie.”

Wie is Jonathan Devos?

Privé

Geboren in Oostende op 29 juni 1986. Woont samen met zijn vriendin.

Opleiding en loopbaan

Bewakingsagent. Oefende die job 9,5 jaar uit in het AZ Damiaan. Strandredder in Oostende sinds 2005, hoofdredder sinds 2014. Sinds 2017 vast in dienst bij de stad Oostende.

Vrije tijd

Bouwen met Legoblokken en de reddingsdienst. “Mijn werk is mijn hobby”, zegt hij.

Wat doen jullie als een verloren gelopen kindje wordt gemeld?

“Men spreekt altijd over kinderen, maar het gebeurt ook dat volwassenen even de weg kwijt zijn. Of dat de familie ongerust is, omdat oma niet terugkomt naar de afgesproken plaats. De oudste die verloren liep dit jaar, was iemand van 85. Op 25 juli – de warmste dag ooit – strandden we op 54 personen. Daarmee werd het record van 1 juli 2018 geëvenaard, maar niet verbroken. We maken telkens een meldingsfiche en verwittigen alle Oostendse reddingsposten. Soms ook de naburige kustgemeenten. Na een bepaalde tijd verwittigen we de politie en bij een aanwijzing dat de persoon in het water kan zitten, roepen we ook de hulpdiensten op. Maar we wegen dat altijd af na een contact met de melder. Kan de verdwenen persoon zwemmen? Heeft hij of zij de gewoonte dat te doen?”

Vind je de meesten snel terug?

“Meer dan de helft wordt binnen het kwartier teruggevonden. Maar er zijn uitzonderingen. Op 24 juli was een kind zeven uur vermist. Dan voel je jezelf elk uur ouder worden. In je hoofd beginnen verschillende scenario’s zich af te spelen. Gelukkig is dat zeldzaam, maar elk jaar hebben we toch iemand die meer dan vier uur vermist is. Voor de familie is dat de hel, maar ook bij de hulpdiensten neemt de ongerustheid dan toe. Als hoofdredder ben je van alles op de hoogte en moet je het overzicht bewaren. In Oostende heb ik twee adjuncten. Bij elke melding van een vermist persoon op water proberen wij ter plaatse te gaan, maar soms zijn er in Oostende drie of vier meldingen tegelijk. Dan moeten we op basis van de beschikbare info oordelen waar we ons best positioneren.”

Hoofdredder Jonathan Devos:
© Davy Coghe

Wanneer schakelen jullie de hulpdiensten in?

“Wij doen dat nooit als wij geen heel ernstige aanwijzingen hebben dat het nodig is. Dan komen de zeereddingsdienst in actie, de scheepvaartpolitie, de NH90-helikopter uit Koksijde… In juli deden we dat een tiental keer, terwijl we vorig jaar strandden op een vijf tot zeven keer in het hele seizoen. Vorig jaar was het drukker aan zee, maar dit jaar waren de piekdagen veel heftiger. Vorig jaar hadden we bijna een hele maand een platte zee, waardoor het risico op verdrinking kleiner wordt. Hoe meer volk aan zee, hoe groter ook de sociale controle. Vorig jaar werden verloren gelopen kinderen sneller teruggevonden dan dit jaar. Een grote drukte is dus een voordeel, zolang het beheersbaar blijft natuurlijk.”

Op 24 juli was een kind zeven uur vermist, dan voel je jezelf elk uur ouder worden

Je moet toch stressbestendig zijn om deze job te doen?

“Aan het einde van zo’n dag krijg je wel je kloptje. Maar doorheen de dag ga je door op adrenaline. Behalve die dag dat er een kind zeven uren vermist was. Dan was het af en toe toch wel eens van (slikt even): oké, doorgaan. Omdat dan de verschillende scenario’s door je hoofd gaan. Het zoekgebied wordt ook altijd groter. Het kind werd uiteindelijk meer dan 2 km verder teruggevonden, slapend op het strand. Wij hoorden via de radio dat het kind terecht was, maar hebben het niet meer gezien. Als je erbij kan zijn als kind en familie herenigd worden, geeft dat een enorme ontlading. Met een krop in de keel. Wij zijn ook mensen, hé. De dag dat je je emoties buitensluit, zal je je job niet meer zo goed doen.”

Opvallend hoeveel plaatsen, namen en details jij vanbuiten kent.

“De mensen zeggen soms: amaai, jij onthoudt alles. Dat is een zegen, maar de vloek is dat je niets vergeet. Maar uit alles wat je meemaakt, neem je bagage mee. Het zorgt dat je bij volgende interventies sneller kan ingrijpen.”

Hoe lang wil je hoofdredder blijven?

“Ik krijg elk jaar meer respect voor mijn voorganger Gino Bintein. Hij was 32 jaar hoofdredder. Toen hij startte, was er geen gsm. Computers werden niet gebruikt, hij had veel minder personeel op het strand… en er is de stressfactor al die maanden. Of ik het zo lang kan volhouden? Dat heeft – denk ik – vooral te maken met de zaken waarmee je geconfronteerd wordt. Je hebt niet over alles controle in je leven. Ik ben nu 33, dus heb ik nog 35 jaar voor de boeg. Maar ik ben nu al 15 jaar bezig. Met een beetje geluk kan ik een halve eeuw halen, van mijn 18 tot mijn 68. 50 jaar strandredder, dat is toch een mooi streefdoel?”

Wat als Jonathan lange tijd op reis zou gaan…?

Antarctica

“Of ik zou ingaan op je aanbod om op reis te gaan met de Mercator? Met een geschikte bemanning mee? Dan ben ik sowieso weg voor een jaar. Antarctica gaan bezoeken. Ver weg van de bewoonde wereld, dat trekt me heel erg aan. De leegte, de vlakte, de barre weersomstandigheden… Met een strandvakantie kan je me geen plezier doen. Ik ben er altijd bezig met mijn werk. Op reis gaan we graag naar Frankrijk, maar altijd naar het binnenland. Geef mij dan maar bergen en bossen. Ik deed ooit een half jaar vrijwillig aan natuuronderhoud in het Yosemite National Park in Californië. Dat vond ik echt het van het. Maar ik ben er niet gebleven, nee. Ik had hier een vriendin die op me wachtte.”

Grootmoeder

“Ik zou mijn grootmoeder meenemen op de reis. Ze is net 91 jaar en ik wil haar nog zo veel mogelijk levenservaringen laten beleven. Ik denk dat zij dat perfect zou zien zitten. Ze is nog heel goed van geest, en ook fysiek zou het zeker nog lukken. Mijn vriendin wil ik er natuurlijk ook bij. En mijn twee petekindjes van zeven en tien jaar. Ook voor hen moet dat een superervaring zijn.”

Lego

“Wat ik zeker zou meenemen, is een grote doos Lego. Ik koop nog elk jaar een paar speciale sets voor fans of sets met meer dan 3.000 of 4.000 blokjes. Soms ben ik daar acht, negen uur mee bezig. Het is een hobby die je weer oppikt als volwassene, omdat je dan de centen hebt. Als kind wil je altijd de grootste doos, maar moet je het doen met een kleintje of de middenmoot. Maar als volwassene koop je de doos die je wil. Ook op de boot kan ik me ermee bezighouden.”

Nieuwpoort

“Als ik na afloop niet meer in Oostende kan aanmeren, zou ik naar Nieuwpoort gaan. De westkust is toch nog iets meer onaangeroerd dan de oostkust. In Nieuwpoort is de laatste 15 jaar enorm veel gebeurd. En met toekomstvisie.”